19 | D o n k e r

Je moet killer zijn.
Je moet sterkter zijn.
Je moet duisterder zijn.


Duisterder. Het woord galmde door Storms hoofd. Het ging door de kamers van haar gedachten om in de stoffige hoekjes te nestelen. Vanaf daar gleed het als een schaduw over de zonnige gedachten die nog over waren gebleven. De rest van de nacht kon Storm de slaap niet vatten en de volgende ochtend fluisterde ze het tijdens het hardlopen. Ze zei het steeds opnieuw, in de hoop eraan te wennen. Dit was niet wat ze wilde zijn. Maar het moest.

Bovendien was het toch niet zo erg om een beetje duisterder te worden? Het was een mooi woord. Het had iets krachtigs en wraaklustigs. Maar tegelijkertijd was het ook een sierlijk. Het was iets waarvan ze zich ver verwijderd zou moeten houden. Het donker was een gevaarlijke schuilplaats. Enkel had Storm geen andere plek waar ze ooit tevreden zou kunnen zijn. Als de duisternis haar vrij zou maken, sloot ze graag een pact met de nacht.

Toen ze na het hardlopen richting de school liep, kwam een figuur vanuit de hoofdingang haar richting uit. Toen ze dichterbij kwam, zag ze dat het Emily was. Wat deed zij hier? De blik van haar vriendin was serieus, alsof er iets ernstigs aan de hand was.

'Is alles goed?'

'Jawel, met mij gaat het prima.' Emily kwam tot stilstand en sloeg haar armen over elkaar. De wind speelde met haar rode lokken.

'Jawel, maar?' Storm wiebelde wat nerveus van het ene been naar het andere. Er was meer aan de hand.

Even was Emily stil. Haar ogen gleden over het verlaten terrein voor ze de vraag beantwoorde. 'Storm, we moeten praten.' Ze klonk akelig vastbesloten.

'Dat is goed,' zei Storm, terwijl ze iets bij de uitgang vandaan stapte. De zenuwen leken haar keel dicht te knijpen. Ze nam een hap lucht en probeerde zich te ontspannen. Emily had haar nog nergens van beschuldigd. Ze moest rustig blijven. 'Wat is er?'

Emily's bruine ogen, die een vreemd contrast vormden met haar rode haar, keken haar strak aan. 'Ik maak me zorgen over je.'

Dat deed ze zelf ook. Wat zou er met haar gebeuren als Emily het doorhad? Wat als ze wist dat ze achter de brieven zat en het handschrift op de spiegel had herkend. De vragen schoten als kogels door haar hoofd. Het enige wat ze uit haar mond kreeg was een zacht 'Waarom?'

'Laten we wat verder bij de ingang vandaan staan, dan leg ik het je uit,' zei Emily rustig. Haar gezicht verraadde niet wat ze wist.

'Is goed,' stemde Storm in, maar het was niet goed. Hoe langer dit duurde hoe nerveuzer ze werd. Alle emotie was uit haar stem verdwenen, omdat het de enige manier was haar angst te verbergen. Ze schrok er zelf een beetje van.

Zwijgend liepen ze langs het schoolgebouw. De geluiden van de mensen die al wakker waren overvielen Storm, toen ze langs een van de ramen van de kantine liepen. Gelach, gepraat, geroddel. Wat als het over haar ging? Wat als al die ogen haar veroordeelden? Nee, niemand keek naar hen, herinnerde ze zichzelf. En als ze dat al deden, zouden ze twee meiden in een schooluniform niet in een opslag herkennen.

Emily leek de mensen in de kantine niet te zien. Ze stapte stevig door, richting een bankje op het gazon en ging zitten. Geduldig wachtte ze tot Storm hetzelfde deed.

'Waarover wilde je over praten?' vroeg ze, terwijl ze nerveus aan een draadje van haar sportshirt friemelde. Moest ze wegrennen? Of snel een excuus verzinnen?

'Je gedraagt je anders de laatste tijd,' zei Emily, ze keek haar vriendin recht aan. 'Is er wat waardoor dat komt?'

Storm schudde haar hoofd ontkennend, al wist ze dat het geen zin had. Iedereen had het gezien.

'Ik ben niet de enige die dat vind. Yusra merkte het ook op en Miriam kwam naar ons toe om te vragen of het wel goed met je ging. We willen je helpen.'

Verrader. Storm beet hard op haar lip, terwijl ze haar ogen naar het gras onder haar wende. Waarom had ze Miriam vertrouwd? Blijkbaar was de stille belofte van het meisje niks waard.

Als ze het tegen Emily had gezegd had ze het misschien ook aan anderen verteld. Hoe ging storm zich hier ooit onderuit praten? 'Er is niks. Ik ben alleen een beetje moe,' verklaarde ze in een hopeloze poging om Emily haar te doen geloven.

'Hoe komt het dan dat je moe bent?' vroeg Emily door. Ze leek niet tevreden met het antwoord. Slaap tekort was voor haar een symptoom, geen oorzaak. Haar vriendin leek dat ook te beseffen.

Storm dacht koortsachtig na. Ze moest nu met iets geloofwaardigs komen. Maar hoe kon ze de leugens waarin ze nu al dagen had geleefd ooit omzetten in iets realistisch? 'Het zijn de nachtmerries.' Ze zei het zacht, in de hoop dat Emily het eindelijk zou geloven. Met valse kwetsbaarheid probeerde ze haar echte breekbaarheid aan het zicht te onttrekken. Het was een halve waarheid. Ze had de nachtmerries ditmaal zelf veroorzaakt.

'Zijn ze al lang terug?' vroeg haar vriendin door.

Storm had geen idee of Emily haar geloofde, dus knikte ze zacht. Het werd het een hele leugen. Toch voelde het niet zo slecht als het zou moeten. Het was langzaam normaal geworden om haar vriendinnen voor de gek te houden. Storm wilde het niet, maar het leek vanzelf te gaan. Misschien kwam het wel omdat de halve waarheid waarin ze hiervoor had geleefd, altijd een leugen was geweest. Wat was dan het verschil? Dat ze iets deed wat niet mocht, zoals vele tieners dat deden?

'Dat is vervelend. Heb je al nagedacht over hoe je de dromen kunt stoppen?' Emily leek het te geloven, of ze deed alsof. Misschien ging ze er wel in mee omdat ze het wilde geloven.

'Misschien moet ik weer slaappillen gaan gebruiken,' zei Storm opgelucht. 'Dan gaat het vast weer wat beter met me.'

'Dat kan, maar dat is slechts een tijdelijke oplossing,' zei Emily stellig. 'Die nachtmerries komen ergens vandaan. Je moet de bron bestrijden.' Haar ogen boorden zich in die van Storm. Wat is die bron, vroegen ze, zonder de woorden uit te spreken.

Storm keek op. Langzaam verscheen een glimlach op haar gezicht. Haar vriendin was slim. 'Je hebt gelijk,' gaf ze toe. 'En dat ga ik doen.'

Emily perste haar lippen tegen elkaar. 'Hopelijk lukt het om je nachtmerries te eindigen,' zei ze toen. 'Als je hulp nodig hebt, dan zeg je het maar.'

'Ik hoop het ook,' stemde Storm in, waarna ze overeind kwam. 'Als je het niet erg vindt, ga ik nu douchen, anders heb ik geen tijd meer om te eten.'

Emily knikte met duidelijke tegenzin. 'Als er iets is, dan kun je het zeggen, hè. We geven om je,' herhaalde ze.

'Dat zal ik doen,' beloofde Storm. Ze gaf haar vriendin een snelle knuffel. De omhelzing voelde kil, maar Storm duwde het gevoel aan de kant, zodra ze het meisje los liet en richting het schoolgebouw liep. Ze had het gesprek overleefd en voor nu was dat het enige wat ertoe deed. Dat Emily haar bezorgd na keek zag ze niet. Storms gedachten lagen al weer voor zich. Wraak was iets egoïstisch.

Toen ze het gebouw instapte en door de kantine liep, keek ze voortdurend om zich heen. Bang dat iemand zag wie ze echt was. In plaats van de dichtstbijzijnde trap te nemen, liep ze om, zodat ze minder mensen tegen zou komen. Het was zinloos, maar ze was te druk met een nieuw plan bezig om er echt over na te denken.

Ze moest de bron bestrijden. Emily had gelijk, al zou haar vriendin waarschijnlijk wensen dat ze ongelijk had, wanneer ze wist wat dat zou betekenen. Er waren dingen waar het slimme meisje geen weet van had. Ze wist niet van het moordende vuur. De enige plek waar het nog brandde was in Storms hoofd. Op een plek waar donkere wolken zich samen pakten.

Binnenkort brak de storm los en de regen die zou komen zou de wraakzuchtige vlammen niet blussen. Het was net alsof het vuur uit water was gemaakt. Blauwe vlammen die haar langzaam overnamen. Storm wist dat ze er tegen moest vechten. Ze was zichzelf aan het verliezen en dat wist ze heel goed, maar ze had al zo lang gevochten. Ze was moe. Ze wilde niet meer.

Verdrinken in een vlammenzee voelde zoveel beter dan nog langer doorgaan. Alles wat op haar af kwam was te veel om aan te kunnen. Misschien was het gevecht tegen haarzelf altijd wel een verloren strijd geweest.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top