Hoofdstuk 7
Nog voor we iets kunnen zeggen stuurt Peeta ons weg. “Wat is er toch aan de hand? Hij keek zo… Bang?” Delphi kijkt me angstig aan. “Ik weet het niet. Wat is er toch aan de hand?” We lopen maar richting de huiskamer. We kunnen ook niet naar onze slaapkamers, want daarvoor moeten we eerst langs Roses’ kamer, en Peeta. En dat gaat beide nu niet lukken. Als we de hoek om komen geeft Delphi een gil. Ik schrik me rot, wat is er aan de hand? Ik kijk op en zie Jothy. Zijn hele arm zit onder het bloed. Ik sla mijn handen voor mijn mond van ontzetting. Zijn schouders schokken op een neer, en ik besef dat hij huilt. “Wat is er gebeurt?” vraagt Delphi. Jothy wijst naar de kamer van Roses. “Roses? Wat heeft ze gedaan?” Jothy begint nog harder te huilen. “Ze sneed zichzelf, ik hield haar tegen en… auw!” Hij schreeuwt, en kippenvel trekt over mijn lichaam. Ik kan al niet tegen bloed, maar om een jongen zoveel pijn te zien hebben werkt ook niet echt mee. De EHBO zit er nu bij, en voelen voorzichtig aan zijn arm. Hij schreeuwt nog een keer, en ik vind het nu wel genoeg. “We moeten naar Roses, en snel.” Ik ben nog niet uitgesproken of de deur gaat open. Roses en Katniss komen binnen. Ze lijken in gesprek, maar zodra Roses opkijkt en ons ziet begint ze te huilen en rent ze weg. “Roses, wacht!” schreeuwt Delphi. We rennen achter haar aan. Ik vang nog net een glimp op van haar haren, voor die met Roses en al om de hoek verdwijnen. We rennen de hoek om. Geen Roses. “Hoe kan dat? Ze was hier net nog?” vraagt Delphi verbaasd. Ze trekt zo’n raar gezicht dat ik bijna moet lachen, maar ik hou me in. “Roses kent hier de weg, ze is hier zowat opgegroeid,” antwoord ik. Er is niemand in de gang, die zes deuren bevat. Achter één van de deuren zit Roses. Delphi begint aan de deuren te luisteren, en ik sta er een beetje hulpeloos bij. Tot Delphi me wenkt. “Hier zit ze.” We trekken uit alle macht aan de deur, die gewoon open blijkt te zijn. We vallen naar binnen, en ik hoor een zachtjes “Help? Ik lig nogal ongemakkelijk.” Ik hoor ook gelach, van Roses. Zelf grinnik ik ook zachtjes. Er klinkt een hoop gebots en geschuifel, en ik zoek de lichtknop. “Leuke verstopplek heb je uitgekozen,” moppert Delphi. Dan voel ik de schakelaar. “Ik heb het licht gevonden,” roep ik. Een klik later hebben we licht. Ik kijk naar Rose en ik schrik. Er is niks meer over van het mooie meisje van het interview. Haar kleren zijn gekreukeld, ze heeft enorme panda-ogen, en haar haar zit ontzetten in de klit. “Ik kan het niet meer,” weet ze met moeite uit te brengen. Ik ga naast haar zitten terwijl ik haar probeer te troosten. Opeens begint Delphi te praten. Ze vertelt een sprookje. Over een roos. En een meisje. Er rust een vloek over de roos, en niemand durft hem te plukken. Tot op een dag een meisje dat wordt gepest het bos in rent en hem plukt. De roos geeft haar zijn schoonheid, en verwelkt. Het meisje is weer gelukkig, en jaren later, als ze sterft ligt er een blauwe roos op haar graf. “Dat was een mooi verhaal,” zucht Rose. Ze lachen. “Zullen we gaan?” vraagt Delphi. We lopen ieder naar onze kamer. Ik val al snel in slaap. Als ik wakker wordt vlecht ik snel mijn haar naar achteren en schiet ik in een spijkerbroek en donkergroen shirt. Als ik de ontbijtruimte binnenloop wordt ik gelijk verwelkomt met een luid gescheld. Als Katniss binnen komt krijgen we uitleg. “Peeta gleed uit en stootte zijn been.” Delphi wil weglopen, en ik trek aan haar haar.“Je vlecht,” lach ik. Delphi lacht terug, knikt en loopt naar haar kamer. “Oké, dit wordt mijn kans,” zegt hij en loopt achter haar aan met twee elastiekjes in zijn hand. Ik snap er helemaal niks van. “Jothy is verliefd op Delphi,” zegt Rose met een brede glimlach. Ik denk even na.“Wat schattig,” besluit ik dan met een glimlach op mijn gezicht. “Zullen we gaan kijken?” vraagt Roses. Ik twijfel even of dat wel gepast is, maar ben te nieuwsgierig. “Goed idee, kom!” zeg ik enthousiast. Katniss houdt ons tegen. “Dat kan echt niet Rose,” zegt ze bestraffend. Roses haalt haar schouders op. “Ach, dat deed hij ook bij Raff.” Katniss gezicht staat plotseling ernstig. “Raff?” Snel mompelt Rose iets en neemt me zonder nog iets te zeggen mee naar de kamer van Delphi. “Shit, de deur is dicht,” vloek ik. Roses kijkt me aan met een meen-je-dat-nou-blik. “Boeien, gewoon open doen, als ze doen wat ik denk dat ze doen merken ze het niet eens. Roses duwt de deur zachtjes open. Mijn mond valt open en een steek van jaloezie schiet door mijn borst. Ze staan daar te zoenen! Delphi heeft haar armen om Jothy heen. Ze zien ons niet, of ze doen alsof. Die jaloezie komt er niet van dat ik daar nou met Jothy wil staan, maar ik durf te wedden dat Raff Roses’ vriendje is, en ik heb nog nooit iets met een jongen gehad. Dan kruipt er automatisch een glimlach om mijn mond. Katniss en Peeta komen erbij staan, en glimlachen ook. “Mama, dan is Delphi jullie schoondochter! Wat grappig!” lacht Rose. Maar Peeta begint over iets anders. “En wie is nou die Raff?” vraagt hij. Roses is er duidelijk niet blij mee. “Mijn vriendje, nou goed?” ze begint te blozen, maar het is niet duidelijk of dat uit schaamte of woede is. “Serieus?” “Ja Serieus.” “Waarom hebben we hem nog nooit gezien?” vraagt Peeta nieuwsgierig. “Ik wilde het niet,” bloost Roses. Ik ben één en al oor. “Schaam je je voor ons?” “Nee, maar het gebruikelijke gezeur, wilde ik vermijden.” “Welk gezeur?” blijft Peeta aandringen. “Pahap…” probeert Roses. Dan grijpt Katniss in. “Peeta, laat haar maar los.” Zegt ze. Delphi en Jothy komen bij ons staan. Ze hebben elkaars handen vast. Lief! “Hehe, kon je ze niet vinden?” doorbreek ik de stilte. Delphi bloost, maar houd wijselijk haar mond. Ik knipoog naar haar om haar te laten weten dat ik haar niet in verlegenheid wilde brengen. Ik neem op mijn manier afscheid van Katniss en Peeta. Gewoon stil, een handgebaar, om toch te laten weten dat ik blij ben dat ze er voor me waren. Dan lopen we naar de hovercrafts. Wij komen als laatste binnen. Ik krijg een plaats aangewezen, en zie dat ik naast Grey zit. De trut. Ik kijk haar zo vuil mogelijk aan, en even bespeur ik iets van angst in haar ogen. Net goed! Ik kijk naar de andere kant, en merk dat ik naast één van de kleerkasten uit 1 zit. Ik huiver. Dan zie ik pas dat er een vrouw met een naald aankomt. Even wil ik vluchten, maar bedenk me dat ik vast zit. Nee, geen prik, geen prik, geen prik! Ik zie de gezichten van de kinderen die de naald in hun arm krijgen, die vertrekken van de pijn. Ik voel paniek opborrelen, en wil nu echt weg. De vrouw injecteert de kleerkast, en ik zie nu pas een bobbeltje onder de huid verschijnen. Natuurlijk, de chip! Die doet echt pijn heb ik gehoord. Dan is ze bij mij. Ik houd mijn adem in en wend mijn gezicht af. Autjs, het doet dus echt pijn! Tranen springen in mijn ogen, en ik wrijf over het pijnlijke bobbeltje. Dat had ik beter niet kunnen doen, nu doet het nog meer pijn. Het valt me op dat het zo stil is. Niemand zegt iets, iedereen kijkt gespannen voor zich uit. Als we uitstappen roept één van de jongens iets, maar ik let er niet op. Snel neem ik afscheid van Delphi en Roses, en loop naar de startkamer. Ik krijg een soort legerachtig camouflage-pak aan. Ik krijg een warmtevest aan, dat ook verkoelend kan werken. Ik snap er niks van, maar als het werkt vind ik het prima. Ik krijg er een normaal zwart shirt onder, en een broek met legerprint. Ik krijg er heel donkerbruine laarzen bij, en het staat ontzettend stoer. Ik bedank Nimmo, en dan moet ik in de buis gaan staan. Ik had mijn haren gelukkig vanochtend al gevlochten. De buis begint nu langzaam te bewegen, en even later sta ik op mijn platform. Ik kijk om me heen. Het eerste wat opvalt is de Hoorn. Er staat een groot hek omheen met 12 gaten er in. Voor elk district één geloof ik. “Welkom bij de 100ste Hongerspelen! Mogen de kansen immer in je voordeel zijn!” roept een stem. En dan begint het aftellen. Ik zie bogen, maar de messen liggen dichterbij. Ik besluit eerst een mes te pakken. Zodra de zoemer gaat ren ik van mijn platform af, en wordt vrijwel gelijk getackeld door de jongen uit district 1. Ik val keihard op de grond en hij heft zijn mes. Ik rol weg, en het mes steekt in de grond waar een seconde geleden mijn hoofd nog lag. Dat was op het nippertje. Ik pak ook een mes en smijt dat op goed geluk naar hem toe. Het is nog raak ook! Hij valt dood neer, en ik ren verder. Ik zie hoe een andere jongen uit 1 naar Delphi rent. Ik schreeuw haar naam, zo hard ik kan, maar het geluid van het gevecht om me heen overstemt mijn woorden. Ik doe mijn ogen dicht, en als ik ze weer open doe zie ik dat de jongen naar zijn been grijpt, waar nu een speer in zit. Ik smijt een mes, dat in het hoofd van de jongen uit 11 tot stilstand komt. “Sorry! Die was niet voor jou bedoeld!” schreeuw ik, en dan besef ik hoe stom dat klinkt. Sorry dat ik je heb vermoord, dat was een foutje? Dat zeg je toch niet? Ik smijt nog een mes en deze is wel raak. De jongen uit 1 is uit zijn leiden verlost. Daarna zie ik een hoop kinderen wegrennen, en ik neem niet de moeite erachteraan te rennen. Ik sta met een mes in mijn hand, klaar om aan te vallen, maar het is niet meer nodig. Het gevecht is voorbij. Dan komende drie meisjes van district 8 naar ons toe gerend. Ik hef mijn mes al op, maar ze hebben niet eens wapens. “Wacht! We willen samenwerken!” schreeuwen ze. Ik zie dat Roses ze wil neer schieten, en leg mijn hand op haar pijlen. Zo kan ze niet eens schieten. Delphi knikt, en ik vind het ook prima. Roses knikt uiteindelijk ook, duidelijk met tegenzin. We zoeken één van de gaten uit, en precies het gat dat naar district 8 leidt. Tenminste, een deel ervan. Overal staan katoenplanten, en het jongste meisje is gelijk helemaal op haar gemak. “Kijk! Katoenplanten!” roept ze, en rent en huppelt een stuk voor ons uit. Ik kan er niks aan doen, maar ik moet glimlachen. Lief, zo onschuldig. En dan zakt ze ineens op de grond. We rennen naar haar toe. De lucht ruikt vreemd, giftig. “Giftig gas. Je wordt er vijandig van en stikt er van!” zegt een meisje. Ze is net te laat met de waarschuwing. Het kleine meisje rent woedend op Rose af en valt haar aan. Met haar vrije hand duwt ze het kind weg. “Kijk uit, ze is zichzelf niet!” gilt Delphi. We rennen het bos in, dat zich tussen de paden bevind. De geur verdwijnt, maar het kleintje zakt weer in elkaar. Het gif raast nog steeds door haar lichaam. “We gaan water halen, letten jullie op haar?” vraagt één van de andere meisjes uit 8. Ze lopen weg, en dan zegt Roses iets onverwachts. “Ik wil ze dood hebben, nu. Ik wil geen te sterke band met ze krijgen.” Ik vraag me eerst af waarom, maar denk dan aan de 74e Hongerspelen, met Rue, en Katniss. Ik knik. Roses’ haar hand gaat naar haar pijl en boog, maar Delphi stopt haar. “Ik heb een idee, wacht maar af,” zegt ze. We knikken. Als de meisjes uit district 8 terugkomen met water, kondigt Delphi aan dat ze bessen gaat zoeken. De meisjes uit 8 geven het jongste meisje water. Dan komt Delphi terug, en gelijk schiet ‘stom wicht, dat is Nachtschot’ door mijn hoofd. Maar dan bedenk ik me dat dat de minst pijnlijke manier is in deze arena te sterven. Maar hoe overleven wij dat? Als ik van dichtbij kijk, zie ik dat het gewoon bosbessen zijn. Wij krijgen alledrie een trosje bosbessen, en de meisjes uit 8 alledrie een trosje Nachtschot. Wij eten, en als ze dat zien eten zij ook. Ze kijken ons met grote ogen aan, terwijl Delphi begint te huilen. “Het spijt me, ik had geen andere keus,” snikt ze. De meisjes lijken te knikken. Maar dat kan ook zijn omdat ze voorover vallen, dood. Er klinken onmiddellijk twaalf kanonnen. “Zo, nu zijn we op de 24,” zeg ik droog. Ik hou niet van dat emotionele gedoe, ik wil niet huilen. “Nog 21 te gaan.” We pakken onze wapens en rugzakken en lopen weer terug naar het hek. “Je gaf ze Nachtschot hè?” vraagt Roses. Delphi schrikt, maar knikt. Dan begint ze te huilen. Nu houd ik het ook niet meer. Ik had nog nooit iemand zien sterven, maar die blik in de ogen, de pijn, is echt verschrikkelijk om te zien. “Ik heb al vijf kinderen vermoord!” snikt Delphi. Ook Roses begint te huilen. Even mogen we huilen, dan moeten we weer sterk zijn. We blijven zitten tot het donker wordt, en klimmen dan in een sterke boom terwijl we kijken naar de dode tributen die aan de hemel verschijnen. Het verbaast me dat District 1 volledig dood is, maar al snel houden we erover op. “Mis je Jothy?” vraag ik opeens. Ik moet opeens denken aan de kus. “Hoe bedoel je?” vraagt Roses. Weet ze het nu al niet meer? Ik lach, hard. Snel doe ik mijn mond dicht. “Roses, blinde, je stond er nog bij ook!” zeg ik. “Huh, wat? Ik weet het echt niet!” Delphi moet nu ook lachen. “Delphi heeft met Jothy gezoend!” Roses gezicht slaat om in begrip. Een zachte ‘aha’ ontsnapt uit haar mond. “Hij kwam me al vertellen dat hij je leuk vind, schoonzusje,” plaagt Roses Delphi. Ik lach. “Ik ben niet bang jullie te vermoorden hoor!” waarschuwt ze ons. Ik lach, net als Rose.“Ik zou jullie voor geen goud willen missen.” Rose stelt voor als eerste de wacht te nemen. Ik knik, helemaal mee eens. Ik ben ontzettend moe van het vechten. Ik hoop dat ik dat niet veel vaker meer hoef te doen. En dat deze gruwelen snel voorbij zijn. En met die gedachte val ik in slaap.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top