Hoofdstuk 12
Ik wordt achternagezeten. Ik ren, maar mijn benen willen niet meer. Ik ren al minstens een uur, heb weinig gegeten, en mijn energie is op. Dan maak ik de grootste fout die ik kan maken. Ik struikel. En kom niet meer overeind. De tribuut die me achterna zat lacht triomfantelijk. Ik kijk bang, en smeek hem me niet te vermoorden. Hij schudt zijn hoofd, heft zijn bijl op en mijn kanon klinkt.
Met een klap schrik ik wakker. Ik hoor geluiden buiten. Ik draai me om naar de kant waar Delphi ligt. Of beter gezegd: lag. Want ze ligt er niet meer. Plotseling hoor ik iemand huilen. Ook Delphi. Ze zit achter de trein, en ze doet iets. Maar wat? Zal ik ernaartoe gaan of moet ik bij Roses blijven? En hoe komt ze daar? Haar krukken staan nog tegen de bank aan. Dan hoor ik opeens iets uit de andere hoek. Roses is ook wakker. “Wat was dat?” vraagt ze. Ze kijkt me slaperig aan, terwijl ze zich met één hand omhoog houd. “Delphi is buiten,” zeg ik verbaasd. Ik vraag me nog steeds af waarom. “Oh, oké,” zegt Roses. Ze draait zich om en probeert weer in slaap te komen. Na een kwartier hoor ik haar rustig ademhalen. Ik slaap niet. Ik slaap niet tot Delphi weer binnen is. Na een uur hoor ik de deur van de trein open gaan. Delphi komt weer binnen, en ik doe snel of ik slaap. Ze komt naast me liggen, en al snel valt ze in slaap. Ik ben nu ook rustig genoeg, en val ook in slaap. Opeens hoor ik een doffe bonk. Ik kijk op en zie wazig. Niet zo gek, ik ben net wakker. Maar ik kan zien hoe Roses met haar hand over haar hoofd wrijft. “Wat is er?” vraag ik duf. Domme vraag, ze is ergens tegenaan geknald. “Niets,” fluistert ze. Laat maar zitten dan, maakt niet uit. Ze draait zich en zet haar voeten op de grond. “Slaapt Delphi nog?” “Ja, ze sliep gister ook heel laat,” antwoord ik. Delphi komt ook langzaam weer in het land van de levenden. “Hoe laat is het?” vraagt ze slaperig. Ik kijk naar de zon, en probeer de tijd te bepalen. “Uh… Rond twaalven ofzo,” antwoord ik. Gok ik. Ik ben er niet echt goed in, zo de tijd te lezen, maar ik heb het wel geleerd. “WAT?” roept Delphi geschrokken. “Waarom hebben jullie me niet eerder gewekt?!” Ik weet het niet. Ze sliep zo lekker. Wij waren ook net wakker. “Je sliep zo laat,” zegt Roses. Delphi protesteert gelijk. “Hoezo? Ik sliep tegelijkertijd met Terra!” roept ze niet erg overtuigend. “Lieve schat, we werden van je wakker. Wat deed je achter de trein?” vraagt Roses. “Oké, ik had het warm. En ik redde jullie van een brand,” antwoord ze kort. Een brand? Ik ben als de dood voor brand, en schrik. “BRAND?!” reageer ik iets te heftig. Hoe? Wanneer? Waarom? Allemaal vragen schieten door mijn hoofd. “Ja brand. Iemand had twee draden anders gelegd,” zegt Delphi. Ze is helemaal rood, ik denk van de spanning. Maar het klinkt zo raar… Ik kan er niks aan doen, en voel me er ongelooflijk lullig over, maar ik begin te lachen. Roses ook. Ik herstel me weer enigszins. “Wat doen die twee draden dan?” vraag ik. Delphi is nu nog roder, ik denk dat ze boos is. “Weten jullie nog, 4 jaar geleden, toen jullie 11 waren en ik 12? Er was een brand in het district.” Delphi’s stem trilt van woede. En verdriet. Dan weet ik het weer. We hadden geen brandweer, het hele huis is platgebrand. Nog een geluk dat het een vrijstaand huis was, anders was het een nog veel grotere ramp geweest. Maar dan valt het kwartje. Dat was Delphi’s huis. Mijn mond valt open. “Ja, dat weet ik nog! Er raakte ook iemand gewond! Hoezo?” roept Roses, blij dat ze kan meepraten. Maar Roses snapt hem volgens mij niet, ik zucht, net als Delphi. “Dat was mijn huis dat is afgebrand en die gewonde persoon was ik,” zegt ze. Tranen verschijnen in haar ogen. Dat wist ik niet. Ik heb het ook nooit geweten. “Was… Was jij dat? Huilde je daarom?” vraag ik voorzichtig. “Het gaat jullie niet aan, oké?!” Delphi’s stem is hysterisch, ik heb medelijden met haar. “Maar… Wat gebeurde er toen?” ga ik door. Ze moet er toch een keer over praten. “IK ZEI: DAT GAAT JULLIE NIETS AAN!” gilt ze, en ze rent naar buiten. Roses stommelt naar de deur, en stoot daarbij haar benen een paar keer. Ik ben te verlamd om te helpen. “Delphi, wacht nou!” schreeuwt Rose. Ik kan niks, zelf niet Delphi achterna. Ik zou Roses ook helemaal niet alleen kunnen laten hier. “Het heeft geen zin Rose, laat haar maar even,” zeg ik. Roses knikt. “Is goed, ik ga even een frisse neus halen,” is het antwoord. Ze zet een stap, en ik wil waarschuwen, maar ik ben al te laat. Roses kukelt uit de trein, en weg is ze. Ik hoor een bonk en wil naar haar toe rennen om te kijken of alles goed met haar is, als ik keihard gelach hoor. Ik kijk over het randje en zie Roses languit liggen, terwijl haar lichaam schud van het lachen. Ik proest het ook uit. “Gaat het?” weet ik eruit te persen. Daarna begin ik weer te lachen. “Ja hoor, maar een beetje hulp is wel fijn,” zegt Roses. Ik pak haar hand en hijs haar overeind. Plotseling klinken er drie kanonnen achter elkaar. “Delphi!” roep ik geschrokken. Roses kijkt me aan, of tenminste, kijkt mijn richting uit. “Ze red het wel, ze is niet dood, oké?” zegt Roses. Ik knik, en we gaan aan de tafel zitten. Maar ik ben wel bang. Dat het toch Delphi was. Maar dan komt ze aangelopen. Ze stopt even en mompelt iets. Dan is ze binnen. “Delphi! We dachten dat je dood was!” zeg ik opgelucht. Ze knikt. Mijn angst neemt ook langzaam af. “Ik leef nog. Maar drie jongens niet meer,” antwoord ze kort. Ze vertelt een verhaal, maar ik luister niet echt. Ik hoor dat ze jongens aanviel, en dat ze bijna dood was, en dan komen de namen Grey en Valeria. Roses’ gezicht staat ook alert. “Grey en Valeria hielpen je?!” roept Roses uit. Delphi reageert niet. Ik besluit het gesprek om te gooien. “Maar… Wil je nu vertellen wat er gebeurde bij de brand?” vraag ik. Delphi zucht. “Goed, jullie zijn de eerste die het weten,” zegt ze. “'Toen ik twaalf werd leerde ik een jongen kennen. Jason. Hij was heel aardig en vriendelijk tegen me. En leerde me trucjes. Maar sommige trucjes waren gevaarlijk, zoals vuur. Toen onze kachel kapot was legde hij twee draden aan, die mochten absoluut niet verplaatst worden. We raakten ze niet aan. Destijds wou mijn oom niets van me weten, vanwege wat familie-problemen. We waren arm en hadden nauwelijks iets, behalve een best goed huis. Maar toen kregen Jason en ik ruzie. Jason wou een huis in brand steken, als grapje tegen het Capitool. Maar ik niet. Ik dreigde hem aan te geven de volgende dag. Maar die nacht verplaatste hij de draden. Er kwam kortsluiting, en niet veel later vuur. Mijn moeder en vader sliepen beneden en waren snel buiten. Maar ik niet. De trap stond in brand en ik moest springen. Ik werd geraakt door het vuur en viel flauw. Ik hoorde later pas dat Jason er niet meer was. Die was als Avox in het Capitool, waar hij nog geen jaar later overleed.” Mooi zo, denk ik. Foute jongens, dat wil je niet. “Heb… Heb je die wond nog?” vraagt Roses. Delphi knikt, maar bedenkt zich dan dat Roses dat niet kan zien. “Ja,” voegt ze er snel aan toe. “En toen?” vraag ik nieuwsgierig. Ik wil weten wat dit meisje heeft meegemaakt, ik wil haar helpen. Ik heb zelf ook een trauma, en weet hoe vervelend dat is. “Ik lag in het ziekenhuis,” gaat Delphi verder. Dan komt Roses ertussen. “Mijn vader vertelde dat die persoon, jij dus, erg gewond was,” zegt ze.“Dat is ook zo. Maar ik heb alleen nog brandwonden,” antwoord Delphi. Nu ze eenmaal begonnen is kan ze er prima over praten. “Mag… Mogen we ze zien?” vraag ik. Ik ben best benieuwd hoe erg ze zijn. Roses lacht.“Terra, je bedoelt: mag ik ze zien,” lacht ze. Ik lach ook. “Sorry! Was ik vergeten!” ik voel me dom. Zoiets vergeet je toch niet? Beter opletten, Terra. “Pap vertelde dat je schouder nog gewond is,” zegt Roses. “Klopt, maar… “ begint Delphi. Ik val haar in de rede. “Huh?! Maar bij het interview?” Bij het interview had ze blote schouders, maar er was niks te zien. “Dat was weg geschminkt,” legt Delphi uit. Ik knik. Aha. “Maar, mijn schouder is inderdaad rood, tot een kwart van mijn arm, minder denk ik zelfs en een deel van mijn borst.” Dan trekt ze haar vest en shirt uit. Daaronder zit nog een hemdje, maar dat hoeft ze niet uit te doen. Ik zie het zo ook wel. En ik schrik behoorlijk. Het is niet een beetje rood, het is vuurrood. “Djeez…” zeg ik geschrokken. Het loopt helemaal over haar arm en borst, zelfs een stukje van haar nek is te pakken genomen. Delphi trekt haar kleren weer aan. “O ja Roses, je hebt gisteravond een brief gekregen,” zegt Delphi. Roses lacht. “Ik lees het wel voor.”
“Lieve Roses,
Je hebt je al goed ontwikkeld. Er zijn weinig tributen over. Ik weet er van 5 dat ze leven, maar de anderen weet ik niet. Jullie en de overige van District 2 komen vaak in beeld. Doe je best en kom snel thuis. Het middel staat al klaar. Je moet wel snel aan de slag gaan met mes werpen. Misschien kan Delphi je helpen, het is haar wapen. Terra weet vast ook nog trucjes.
Liefs, -P-K-J-R-
Ik vraag me af wat voor trucjes ik weet. Ja, hoe je een mes in je arm krijgt. Maar meer ook niet. Die R… Die staat voor Raff, ik weet het zeker. Dan hoor ik gegiechel. En een knal. Roses gilt. “Wat was dat?!” schreeuwt Roses een halve meter van mijn oor af. Ik kan het haar niet kwalijk nemen, ze ziet niets. “De trein staat in brand!” roep ik. Ik help Roses voorzichtig maar zo snel mogelijk naar buiten, zo ver mogelijk van de trein weg. “Waar is Delphi?” vraag ik in paniek. “Hoe moet ik het nou weten? Ik zie toch niets?!” gilt Roses terug. Nee! De trein! Delphi is nog in de trein! En die trein kan elk moment ontploffen! Ik ren zo hard mogelijk naar de trein. “DELPHI! VERDOMME, KOM DIE TREIN UIT!” gil ik zo hard mogelijk. Ik spring weer in de trein, en begin gelijk te hoesten. Dat Delphi nog niet gestikt is! Ik raak in paniek, iets wat ik nu vooral niet moet doen. “DELPHI KOM! WAT STA JE DAAR NOU?” gil ik. Nog steeds beweegt ze niet. Ik grijp wat spullen van de tafel en hoop haar al buiten te zien staan, maar ze staat nog steeds tussen de vlammen. Ik ren naar haar toe en duw haar naar de deur. Ik spring tegen haar aan en samen vallen we op de grond. Ik krabbel overeind en trek Delphi mee. Ik pak Roses bij haar arm, en ren zo snel mogelijk weg van de trein. “Waar gaan we heen? Wat gebeurt er?” vraagt Roses. Ze is bang, ze kan natuurlijk niets zien. Ik duw haar naar beneden, en Delphi weet nu zelf te bukken. Dan een knal, en de stukken trein worden over het hele veld verspreid. “De spullen!” roept Roses ineens. Ik hou een paar dingen omhoog naar Delphi, en geef antwoord op Roses´ vraag. “Geen zorgen, ik heb het meeste bij me,” zeg ik snel. Ik heb Delphi’s zalf, een paar messen en onze bogen. En een rugzak. “Delphi, zeg eens wat?” zeg ik tegen Delphi. Ik heb haar nog niet gehoord, ook niet toen ik de spullen omhoog hield. Ze opent haar mond om iets te zeggen, en begint ineens keihard te huilen. Waar zou ze aan denken? Waarom zou ze zo zijn? En het belangrijkste: waarom kwam ze de trein niet uit? Verlamming. Angst. Herinneringen. Trauma’s. Ik sla mijn arm om Delphi heen. Haar hele lichaam schokt. Langzaam wordt ze weer rustig. Roses rommelt een beetje in de spullen. “Waarom kwam je de trein nou niet uit?” vraag ik, en merk dat ook mijn stem trilt. “Ik… Ik weet het niet… Jason… Vroeger…” stottert ze en ze begint weer te huilen. Het was misschien niet erg duidelijk, maar genoeg voor mij om te weten wat er was. Ze was verlamd, verlamd van angst. Dat heb ik één keer eerder gehad, en het is verschrikkelijk. Al je zintuigen schreeuwen dat je weg moet, maar je blijft staan. En dan gebeurt er iets. Bij mij was het een jongen op school. Hij bedreigde me met een mes, maar ik kon van angst niks zeggen. Hij wilde mijn geld, wat ik toen ook al niet had. Ik had weg moeten rennen. Maar ik was dus verlamd. En hij stak. Op dat moment kwam de leraar naar buiten, en de jongen eindigde ook als avox. Alle misdadigers lijken als avox te eindigen. Maar het mes zat vast in mijn arm. Ik heb bij een dokter gelopen, en uiteindelijk heeft de jongen toch zijn zin gekregen. Wij waren ons geld kwijt. Mijn arm herstelde volledig, maar een litteken heb ik nog. Dan hoor ik ineens een keiharde ‘AU!’ en een hoop gevloek van Roses. Ik weet zeker dat haar ouders haar niet zo opgevoed hebben. Ik kijk haar richting uit en ze zit nijdig op haar duim te zuigen. “IK HAD DAT KLOTEMES NIET GEZIEN,” moppert ze. Dan schiet Delphi in de lach. “Vind je dat grappig ja?” zegt Roses sikkeneurig. Delphi lacht nog harder. “Is er iemand met pleisters hiero?” vraagt Roses. Ik haal een pleister uit de tas, en plak hem over haar duim. Ik kijk naar de trein, of tenminste, de wielen. Die zijn als enige blijven staan. “Maar nu hebben we geen schuilplaats meer,” zegt Roses een beetje beteuterd, alsof ze mijn gedachten kan lezen. “Ik weet iets!” roept Delphi blij. “Toen ik in district 1 was, waren daar huisjes. Luxe huisjes. District 1 is dood, misschien kunnen we daar wel heen.” Ik knik. Goed idee. We moeten nu door veel districten, we kunnen twee dingen doen. We kunnen via 5, 4, 3, 2, 1. Dat is de kortste route, maar met de stroomdraden ook heel gevaarlijk. Vooral nu Roses niks kan zien. Of we gaan via 7, 8, 9, 10, 11, 12, 1. Dat is langer. Maar wat is er in die districten? District zeven staat voor bomen en papier. District 8 daar zijn we al geweest. Daar waren giftige katoenplanten. District negen staat voor graan, tien voor vee, district elf voor landbouw, twaalf voor mijnen en één voor luxeproducten. Één is rustig, net als zes. Dan zal twaalf ook rustig zijn, om de vijf districten. Ja duh, twaalf was de Hoorn. Dus die is nu wel rustig. Ik besluit het erop te wagen. “Meiden, vinden jullie het ook goed als we via district zeven tot en met twaalf, en dan één gaan? Want ik denk niet echt dat vijf nog gaat lukken met Roses,” vraag ik. Delphi en Roses knikken. “Nee, dan ben ik binnen de kortste keren een hoopje as,” grinnikt Roses. Pfoe, ik ben blij dat ze weer vrolijk is. We beginnen aan onze tocht. Na het bos is er meer bos, maar hogere bomen. Ik loop een stukje vooruit, Delphi begeleidt Roses. En ineens komt er een gigantische boom naar beneden vallen. Snel spring ik opzij, Delphi slaakt een gilletje en Roses vraagt paniekerig wat er is. Als ik van de schrik bekomen ben grijns ik naar de twee meiden. “Welkom in district zeven,” lach ik. “Waar de bomen je blijkbaar tegemoet komen.” “Wat doen we nu?” vraagt Roses. “Delphi kan niet mij en zichzelf in de gaten houden, en ik heb niet echt zin om verpletterd te worden. OH! We kunnen op zoek naar het einde van de Arena, of het hek. Dan lopen we langs de rand!” Ik tuur in de verte. Ik zie niks dan bos, en kijk de andere kant op. Daar houdt het bos op. Het hek, ik weet het zeker. “Het hek is het meest dichtbij, ik kan het vanaf hier bijna zien. En…” Opeens besef ik me hoe dom ik ben geweest. We hadden terug kunnen lopen naar district 12, de Hoorn met het hek eromheen. En vanaf daar het gat naar district 1. Dat was veel veiliger geweest! “En wat?” vraagt Delphi ongeduldig. Ik kijk haar breed grijnzend aan. “Laten we de andere districten maar overslaan. Ik bedoel, we kunnen via de Hoorn een ander gat nemen! Het gat naar één!” Haar gezichtsuitdrukking verandert van verbazing naar begrip. “Slim!” grijnst Roses. We beginnen aan de tocht langs de rand van het bos. Het duurt één, twee, drie uur, maar dan zijn we bij het hek. Langzaam gaan we door het gat en kijken rond. Delphi laat de rugzak die we hadden meegenomen op de grond zakken. Ik laat de wapens op de grond kletteren. “Daar! Daar zijn de huisjes!” roept Delphi blij. Het klopt, ik zie ze ook. We pakken alles weer op en nemen Roses mee. Heel voorzichtig kruipen we door het gat. Het hek is hier niet netjes afgewerkt en omgebogen zoals de andere gaten waar we doorheen kwamen, maar er steken allerlei haken uit. Mijn trui blijft hangen en ontrafelt een heel eind. Maar de rest komt er veilig doorheen. Dan moeten we een eind lopen. De huisjes leken zo dichtbij, maar dat valt nog vies tegen. Na een kwartier lopen zijn we er pas. De huisjes zijn echt groot, groter dan de huisjes in de Laag. We lopen één van de huisjes binnen, en het is echt prachtig. Een luxe fluwelen bank, zelfs een radio! Wat moet je nou met een radio in de Arena? We hebben een badkamer met stromend water, en zelfs slaapkamers. Een gevulde koelkast en kookstel. Dat hebben we thuis niet eens! Dit is echt too much. Maar wel fijn, je kunt je weer even thuis voelen. We installeren Roses op de bank, en Delphi gaat ook rustig zitten. Maar ik kan niet rustig zitten. De huisjes staan te dicht op elkaar, stel dat er in een ander huisje nog iemand zit? Ik besluit naar buiten te gaan. “Delphi, blijf jij bij Roses, voor als er iemand komt?” vraag ik, en wacht het antwoord niet eens af. Ik ga voor het huisje zitten. En ik had gelijk. Aan de rand van het bos verschijnen twee mensen. Ik ren naar binnen en pak een mes, en mijn pijl en boog. “Delphi, er komen twee tributen aan, blijf bij Roses,” en ik ren weer naar buiten. “BLIJF DAAR!” schreeuw ik zo hard mogelijk. De twee figuren blijven doorlopen. “Nee, wij willen naar huis,” klinkt het uit de verte. Ja, tuurlijk, hadden jullie gedacht! “JA IK OOK, LOSERS!” ik leg de nadruk op het laatste woord, en het werkt zoals ik al had gehoopt. Ze komen op me af rennen, en ik leg de eerste pijl op mijn boog. De eerste jongen zakt in elkaar met mijn pijl in zijn nek en zijn kanon klinkt. Ik schiet een tweede pijl af, maar de jongen ontwijkt hem. Hij is al bijna bij me, en in paniek schiet ik nog een pijl af, maar die gaat van de angst helemaal naast. Dan is hij bij me, en gooit me op de grond. Mijn mes! Ik heb mijn mes nog! Ik trek het tevoorschijn maar voor ik de jongen kan steken pakt hij mijn mes af. Hij zet het op mijn keel. Dit was het dan. Dag Delphi, dag Roses, dag papa, dag mama… Dan sluit ik mijn ogen. Dag wereld. En dan klinkt er een kanon. Van de schrik doe ik mijn ogen weer open. Maar… Hoe… Ik ben dus niet dood! Naast me ligt de jongen, met Delphi’s mes in zijn keel. Ze heeft niet naar me geluisterd, en ik ben haar er verdomd dankbaar voor. Plotseling kijkt ze strak naar de bosrand. Er komen twee tributen naar voren. De laatste twee. De gevaarlijkste twee. Grey en Valeria.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top