Hoofdstuk 11
De afgelopen dagen zijn we in de trein gebleven. Twee van de tributen uit 7 stonden aan de hemel. Verder was het rustig. Delphi doet bijna niets, haar been is nog steeds niet heel. Het gat is al wel een stuk kleiner, maar nog ze kan er nog steeds niet op lopen. Ik vind het al knap dat de zalf überhaupt iets heeft gedaan met haar been, ik was echt bang dat ik haar kwijt was. Het heeft niet meer gebloed, en Delphi’s wangen hebben weer kleur. Ik blijf veel bij haar, in de trein, en we doen kleine spelletjes of koken. Roses is vaak buiten, en jaagt. Ze zegt dat ze niet in de muffe trein kan zitten. Ik verzorg ook Delphi’s wond. Één dag later kwam er een parachute met verband. Er zat ontzettend veel in, en elke morgen en avond verwisselen we het verband, en smeren we haar wond in. De pot is al half leeg, maar de wond is al meer dan de helft kleiner. Nu zit ik naast haar, en terwijl zij op bed ligt maken we dieren schoon, die we vervolgens gaan koken. Roses is aan het jagen, we hebben nog maar twee konijnen te verdelen. Plotseling hoor ik Roses schreeuwen. “TERRA! DISTRICT 10 KOMT ER AAN!” Ik pak snel het mes waar ik mee aan het schoonmaken was en ren naar buiten. Ik sluit de trein af en ren naar Roses. De drie meisjes uit district 10 komen uit de bossen lopen. Heel relaxt. Alsof ze gewoon een wandeling in het park maken. “Blijf uit mijn buurt!” schreeuwt Roses. Ze heeft haar pijl en boog gespannen. “Wacht, wacht, rustig, doe dat wapen eens weg,” zegt één van de meisjes kalm. “We willen jullie een voorstel doen.”“Ja, dat klopt, want aangezien wij behoorlijk goed zijn met wapens, willen wij een bondgenootschap sluiten,” zegt één van de anderen arrogant. Roses kijkt me aan. Ze is behoorlijk boos zo te zien, maar laat wel haar wapen zakken. Ik merk dat ik niet mijn goede wapen heb, mijn pijl en boog liggen nog in de trein, en ik heb een mes in mijn hand. Kon ik dat? Ik weet het niet meer. “En wat als wij dat nou niet willen?” vraagt Roses. De meisjes kijken verbaasd. “Maar iedereen wil toch zo’n goed team?” vraagt het laatste meisje. Roses snuift. “Ach, rot toch op. Of jullie gaan nu weg, of jullie zijn zo dood,” zegt ze, haar geduld is op. De meisjes lopen gewoon door, en ik wacht tot de eerste dood neervalt. Maar Roses schiet niet. Als ze vlakbij zijn, pakt één van de meisjes een potje. Ze draait langzaam de deksel er af, en ik wil net nieuwsgierig kijken wat er in zit, als ze het paarse goedje in Roses’ gezicht gooit. Roses gilt het uit van de pijn, en haar pijl en boog vallen op de grond. Even sta ik aan de grond genageld, dan kijk ik de meisjes woedend aan. “Zo, dat voelt zeker niet zo prettig hè? Sap van nachtschot. Is erg zuur, hebben we ontdekt. Weet je, je wordt er ook…” Midden in haar zin valt ze op de grond, met mijn mes in haar hoofd. De andere meisjes worden woedend, en rennen op me af. Roses! Ik moet haar veilig zien te krijgen, en tegelijkertijd de meisjes op afstand houden. Dat gaat niet samen lukken.“Rose, probeer de trein te bereiken,” beveel ik haar. Ze heeft haar ogen stijf dichtgeknepen, en knikt. Langzaam strompelt ze weg, en vraag me niet hoe, maar ik weet het dode meisje zonder kleerscheuren te bereiken. Ik ruk het mes uit haar hoofd, en gooi een tweede meisje dood. Het laatste meisje rent op me af, en ik zit zonder wapens. Ik ren ook op haar af, maar zij heeft een mes. Ik druk haar tegen de grond, terwijl het bloed uit een verse snee in mijn arm gutst. We vechten even om het mes, en ik win. Ik snij haar snel haar keel door, en drie kanonnen klinken. Ik pak Roses’ pijl en boog, mijn mes en het mes van het meisje. Verder hadden ze niks bij zich. Ik loop terug naar de trein, en halverwege kom ik Rose tegen. Ik ondersteun haar naar de trein, ze heeft nog steeds haar ogen stijf dichtgeknepen. Eenmaal in de trein pak ik het pakketje van Eria pak. Ik neem een tablet van het medicijn dat bloedvergiftiging tegengaat, en smeer wat van de zalf uit zijn pakket op de wond. “Wat heb jij gedaan?” vraagt Delphi verbaasd als ze mijn arm ziet. “Ach, dat is niets, ik voel het amper. Roses is er slechter aan toe,” antwoord ik. “Wat is er met Roses dan?” vraagt Delphi ongerust. Ik wijs naar haar ogen. “Doe je ogen eens open,” beveel ik Rose. Ze schudt haar hoofd. “Nee! Het doet hartstikke pijn!” protesteert ze. Ik kijk haar aan. Haar huid is verkleurd, van het zuur. “Doe ze nu open!” zeg ik. Roses schudt haar hoofd weer, maar na drie keer herhalen doet ze ze toch open. Waar ik al bang voor was, is ook zo. Ze kijkt me aan met glazige ogen, die niet naar mij maar naar de verte kijken. Ik weet wat dit betekent, en ik sla van schrik mijn handen voor mijn mond. “O god…” zegt Delphi ontsteld. Roses kijkt ons niet meer aan, en dat kan ze ook niet meer. Roses is blind.
“Ja jongens, ik ben blind, nou goed?” zegt Roses nogal boos. Ik bedenk wat dit nu betekent. We zitten vast aan de trein, en als er tributen komen heb ik een probleem. Delphi kan niet lopen, laat staan vechten. Roses kan nog lopen, en rennen, maar ze kan niks zien, en één mes niet aan zien komen betekent voor haar de dood. Delphi gaat naast Roses op de bank zitten. “Wat doen we nu?” vraagt ze. Ik ga aan de andere kant van Roses zitten. “Ik weet het niet… Je been gaat de goede kant op, maar de zalf is bijna op. Ik zal nu zelf moeten jagen, jullie zullen dan niet mee kunnen. Maar zodra iemand jullie aanvalt, kunnen jullie je haast niet verweren.,” beantwoord ik Delphi’s vraag. Ik voel me bijna schuldig over het feit dat ik niet gewond ben. Maar als ik ook gewond was, waren we verloren. “Maar we kunnen het toch niet opgeven?” zegt Roses opeens. Ik schrik op uit mijn gedachten. “We kunnen toch niet alles opgeven omdat ik niets kan zien? Jullie kennen ook dat blinde meisje bij ons in de klas. Met rare klikgeluidjes weet ze precies waar alles staat. Als zij het kan, dan moet het toch niet zo moeilijk zijn om mij ook te lukken?” Roses klinkt hoopvol. Ik weet zelf bijna zeker dat haar blindheid tijdelijk is, dat ze het kunnen herstellen in het Capitool. Ze hoeft het voor mij echt niet te leren. Ze hoeft toch niet moeilijk te doen voor iets wat maar een weekje duurt? “Rose, alsjeblieft, ga niets in je hoofd halen wat maar een paar mensen lukt,” zegt Delphi. “Het lukt inderdaad maar een paar mensen, omdat er maar een paar mensen blind zijn. Kom op, willen jullie nu dood ofzo?” vraagt Roses, en haar gezicht staat wanhopig. Het ziet er ontzettend eng uit met haar glazige ogen, maar ik zeg er niets van. “Ik kan het wel alleen, als Delphi’s been zo doorgaat geneest ze zo, we beschermen je, oké?” stel ik voor. Ik wil niet dat er iets gebeurt. Roses schudt haar hoofd. “Daarnet beweerde je nog heel wat anders. Ik ga het gewoon proberen, of je het nou leuk vind of niet,” zegt ze koppig. ‘Verdomme Rose! Begrijp het dan!’ schreeuwt het stemmetje in mijn hoofd. ‘Dat meisje in onze klas is al haar hele leven blind, jij een klein halfuur! Zij heeft haar hele leven al geoefend, en jij denkt het in een uurtje even te leren? No way!’ Ik kijk Delphi aan, haar gezicht staat geïrriteerd, en alsof we het hebben afgesproken zuchten we tegelijkertijd. “Zucht maar, maar ik ga niet een beetje aan de zijkant zitten en niets zien,” houdt Roses vol. “Misschien heeft ze gelijk Terra… Het kan…Als dat meisje het kan, kan Roses het ook, dat heeft ze nu wel laten zien,” stemt nu ook Delphi toe. “Hoe dan? Wil je achter en boom staan ofzo, en dat ze je mag zoeken door vreemde klikgeluidjes te gaan maken?” Ik verhef mijn stem, puur uit frustratie. “Nee, daarvoor heb ik jullie stem nodig. Die zal ik dan volgen, zodat ik precies weet waar ik naartoe kan. We moeten gewoon oefenen op reacties,” antwoord Roses kalm. “Kom op Roses, hoe zouden we dat moeten doen?” Ik ben nu echt boos, ik kan er echt niet tegen als mensen hun zin doordrijven. “Hou toch OP Terra! Ik doen mijn BEST om te kunnen overleven!” schreeuwt Roses in mijn gezicht. Nu zijn de rapen gaar. Delphi legt haar hand op Roses schoot. “Het is goed Rose, ik help je,” zegt ze. Ik kook. Roses bedankt haar. “Je kan niet eens lopen!” schreeuw ik bijna richting Delphi. “Zodra ik iets heb om op te steunen, gaat het prima. Dat zou je toch kunnen maken van takken?” vraagt Delphi kalm aan mij. Ik wordt er alleen maar bozer van hoe iedereen zo kalm blijft, en ik merk dat ik, als ik het aanbod aanneem, ik naar buiten kan. “Ik vraag me af of er goed hout ligt,” mompel ik. “Ik heb goed hout gezien. Dik, aan de rand van het bos, je ziet het zo liggen,” zegt Roses. Ik loop zonder haar te bedanken zo rustig mogelijk de trein uit. Zodra ik buiten ben begin ik te rennen, weg, weg van de trein. Als ik zeker weet dat ze me niet meer kunnen horen, begin ik te schreeuwen. Ik gil, huil en schreeuw alle frustratie eruit. Er kunnen tributen komen, maar ik hou ze wel op afstand. Ik zou ze nu met mijn blote handen kunnen wurgen. Ik zak neer op een steen. Waarom? Waarom moest dit Roses overkomen? Lieve, knappe Roses. En het enige wat ik doe is haar tegenspreken en ruziemaken. En Delphi, die vanaf het begin al voor me klaarstaat. Tegen haar heb ik ook geschreeuwd. Ik voel me ontzettend schuldig. Dan komt er inderdaad iemand aan. Het is de jongen uit 3, de laatste. Dan is dat district zometeen ook helemaal weg. Ik schrik van zijn wapen, hij heeft een bebloede knuppel vast. Hoeveel kinderen zullen zo'n pijnlijke dood hebben moeten ondergaan? Hij slaat dreigend met de knuppel in zijn hand, en ik besef me dat zowel mijn mes als mijn pijl en boog nog in de trein liggen. Ik heb maar één kans, nu heb ik nog genoeg adrenaline in mijn lijf, ben ik nog sterk genoeg. Ik spring op hem af, en hij kijkt verbaasd. Ik leg mijn handen om zijn hoofd, fluister snel een niet echt gemeende sorry en draai zijn nek om. Ik hoor een knak, en een kanon vertelt me dat hij dood is. Lekker is dat, eerst bedank ik district 3, en vervolgens vermoord ik hun laatste tribuut. Ik laat hem liggen, net als de knuppel. Die gaat mooi mee naar het Capitool, daarmee worden geen anderen meer vermoord. Ik loop naar de rand van het bos, en vind het hout dat Roses bedoelde. Ik sleep het mee terug naar de trein. "Is dit wat je bedoelt?" vraagt ik aan Roses. "Laat eens voelen," antwoord ze. Ik sleep het loodzware hout nog verder. Ze voelt aan het hout, haar lange slanke vingers vliegen er overheen. "Ja, dit is het hout dat ik bedoelde. Kan je er wat mee?" vraagt ze voorzichtig. Toen ik het oppakte voelde ik al hoe stevig het was, totaal niet rot, en ontzettend droog. Dat is goed, want met nat hout kun je helemaal niks. "Ja hoor, als je even hebt..." antwoord ik. Maar krukken maken is niet echt makkelijk, en het zijn meer stammen dan takken die ik in mijn handen heb. Wel mooi, ik kan er makkelijk een handvat omheen maken, en een armsteun, net zoals bij echte krukken. Delphi en Roses kijken allebei mijn kant op, Delphi volgt elke beweging die ik maak met haar ogen, en Roses wacht geduldig tot we aan de slag kunnen. Het duurt één, twee, drie uur, maar dan heb ik ze af. "Klaar!" zeg ik eindelijk. Het woord lag al drie uur op het puntje van mijn tong, nu mag ik het eindelijk uitspreken. "Mag ik proberen?" vraagt Delphi, en ze hinkt naar me toe. Als ze bijna valt, reik ik haar snel de krukken aan. Ze pakt ze snel beet, en doet ze om haar armen, met haar handen op de steunen. Ik hoop maar dat ik ze dik genoeg heb gemaakt, zoniet ligt Delphi zodadelijk op haar snufferd. Ze heeft het lopen met de krukken al snel onder de knie, en loopt er heel makkelijk op. "Het klinkt goed," mengt Roses zich ineens in het gedoe. Ik lach, net als Delphi. "Ze lopen ook lekker. Fijn, om weer te kunnen lopen," lacht Delphi blij. Ik merk dat ik weer ben afgekoeld. "Ga je mee naar buiten?" vraag ik, terwijl ik mijn hand op Roses schouder leg. Ze knikt, en ik neem haar mee naar buiten. Het lijkt wel alsof we in de tropen zitten, het is al dagen warm. En gek genoeg hebben we koudere lucht in de trein. "Delphi, zeg eens iets," vraagt Roses. Delphi kijkt haar verbaasd aan. "Wat zou ik moeten zeggen dan?" vraagt ze. Roses draait een beetje rond. "Dat is al genoeg. Sta je daar ergens?" vraagt ze. Ze wijst precies naar Delphi. "Ja! Daar sta ik. Kan je naar me toe lopen?" Roses begint te lopen. Als ze zo doorgaat, valt ze. "Til je voet op Rose, er komt een boomstronk," waarschuw ik haar. Ze blijft staan. "Zeg even precies wanneer ik er tegenaan loop, dan kan ik daar rekening mee houden," zegt ze. Ik knik, maar dat kan ze natuurlijk niet zien. Stom van me. Dan zie ik dat ze bijna tegen de stronk oploopt, en ik en Delphi zeggen tegelijk: "Nu Rose!" Ze tilt haar voet iets hoger op, maar nog niet hoog genoeg. Ze stoot haar teen en tilt haar voet iets hoger op. Dan is ze er overheen. "Goedzo Rose!" zegt Delphi. Roses kijkt blij, wat ontzettend eng blijft met haar ogen die niet meelachen. "Ik zei toch dat het kon, Terra?" zegt ze uitdagend. Als ze een uitdaging wil, kan ze die krijgen. Ik ga achter een boom staan. "Kom maar eens naar mij lopen dan," zeg ik met een gemeen lachje. "Blijf eens praten, Terra," vraagt Roses. Ze begint te lopen en Delphi grijpt in. "Ah, Terra, dat is superzielig, kom op..." begint Delphi. Roses negeert haar en blijft doorlopen. Dan gaat ze van hard zand naar een grasveldje, en ze loopt al iets langzamer, voorzichtiger. Dan strekt ze haar armen, alsof ze een zombie is. "Goedzo Roses, komt goed..." zeg ik. Ze struikelt bijna over een steen, maar tilt haar voet op tijd op. Dan loopt ze bijna tegen de boom op waar ik achter sta. Maar ze stopt. Dan gaat ze een paar stappen opzij, laat één arm zakken, en loopt zo langs de boom. Dan staat ze naast me. "Rose? Ben je nog steeds blind?" vraag ik voorzichtig. Ik bedoel, het is raar, het kan niet dat ze niet meer blind is, maar hoe wist ze dan dat daar een boom stond? "Wat is dat nou voor vraag? Ik ben niet voor een paar uur blind hoor," antwoord Roses gepikeerd. "Maar hoe wist je dat daar een boom stond?" vraag ik verbaasd. Rose kijkt me verbaasd aan, elke uitdrukking is raar bij haar glazige ogen, ik kan er maar niet aan wennen. "Stond daar serieus een boom?" vraagt Roses. Ik knik, maar bedenk me dan dat ze dat niet kan zien. Ik moet er zo aan wennen, bij alles wat ik doe moet ik rekening houden. "Rose, hoe zag je die boom?" vraagt Delphi. Haar gezicht staat zelfs... Bezorgd? Rose draait zich naar Delphi. "Ik zie niets, ik zag de boom niet, alleen bleven mijn hersenen zeuren dat er iets voor me stond. Ik besloot maar te luisteren," zegt Roses aarzelend. "Maar... Ik heb helemaal niets gezegd... Op dat moment was ik stil," zeg ik verbaasd. "Terra, kan je alsjeblieft bij Delphi gaan staat? Ik wordt een beetje duizelig van de verschillende kanten," zegt Rose. "Verschillende kanten?" vraag ik verward terwijl ik braaf naar Delphi toeloop. Roses knikt. "Ik kan me beter concentreren op wat jullie zeggen als dat een beetje in dezelfde hoek staat," antwoord ze. "Rose, wat dacht je ervan om iets meer te gaan oefenen? Dat ik je ergens neer zet en dat je zelf verder loopt en je instinct volgt? Zodra het mis gaat, trek ik je wel een andere kant op," stelt Delphi voor. "Prima, zet me maar ergens neer," antwoord Rose dapper. We draaien haar richting het bos, en geven haar een zetje. "Ga maar." Ze loopt zo het bos door, en loopt bijna tegen een boom op. Ik wil al bijna 'Pas op' roepen, maar ze gaat opzij en loopt er zo langs. Ik juich, samen met Delphi. "Het gaat goed!" zeg ik trots. Roses lacht. Dan slaat ze links af, zo om een bramenstruik heen. "Je hebt de bramenstruik ontweken," zegt Delphi lachend. "Fijn dat ik dat weet," lacht Rose. De rest van de weg zigzagt ze tussen stenen door, loopt ze om bomen heen en ontwijkt struiken. Ze botst niet één keer ergens tegenaan. Dan komen we weer op gras. "Zijn we nu weer bij de trein?" vraagt Roses. Ik schud mijn hoofd, maar wat Delphi doet heeft meer zin. "Nee, we zijn op een veldje..." zegt Delphi twijfelend. "Sta ik dan nu vlakbij een soort kleine inham van een hele hoop stenen op elkaar? En links van die stenen wat struiken met bramen?" vraagt Rose. Mijn mond valt open. Hoe weet zij dat nou weer? "Ja... Hoe weet je dat? Loop je ons nou voor de gek te houden? Je bent niet blind!" zegt Delphi. Roses schudt haar hoofd. Je ziet het zo aan haar ogen. "Kom maar checken, mijn ogen zullen niet hetzelfde zijn. Ik ben hier een paar dagen geleden geweest. Hier heb ik de berg bramen vandaan," zegt Roses. Haar gezicht staat verdrietig. Dan loopt Delphi naar haar toe, en ze neemt een verdediging-pose aan. "Ik ben het maar hoor..." zegt Delphi. "Huh? Je bent echt blind. Maar je voelt alles aan... Hoe?" "Ik heb werkelijk geen idee. Ik ben nog nooit eerder blind geweest weet je," ik moet bijna lachen van de opmerking. Droge humor noemen ze dat. Dan klinkt er gepiep. Ik kijk omhoog en zie een parachute naar beneden komen. "Oké, wie piept er nou zo irritant?" vraagt Roses. "Een parachute!" roept Delphi opgewonden. Ze loopt er naar toe, en als ze het opent slaakt ze een zucht van opluchting. "Wat zit erin?" vraagt Roses. Ik sta op mijn tenen om over Delphi's rug heen te kunnen kijken. "Nog een klein beetje zalf voor Delphi en een briefje," antwoord ik. Roses komt naast ons staan. "Wat staat erin?" Ik laat mijn ogen over de regels glijden. "Er staat dat, als je het overleeft, ze je ogen in het Capitool weer kunnen genezen. En... Oh..." Roses zucht. "En wat? Ik kan het zelf niet lezen!" Ik kijk haar aan. "En dat je zintuig gevoel zich heeft verbeterd. Je voelt dingen snel aan. Het komt goed. Jagen zul je even niet kunnen doen, daarvoor bewegen de dieren zich te snel en zijn ze te ver weg, maar in een gevecht kan je jezelf nog beschermen met een mes. Je hoeft dus niet aan de kant te zitten en niets te doen." Roses zucht, van opluchting denk ik. "Gelukkig... Zullen we maar terug gaan? Ik ben moe..." zegt Rose. Delphi duwt haar richtig het bos, waar we vandaan kwamen. "Deze kant op, als ik het goed heb," zegt ze. Ja, klopt, ik weet precies de weg nog. Dan komt er weer zand, en dan weer gras, en dan zijn we bij de trein. "Zijn we nu wel bij de trein?" vraagt Rose. "Ja, we zijn bij de trein," zegt Delphi. Ik kijk naar haar krukken, die nog steeds niet afgebroken zijn. "En, hoe bevallen mijn zelfgemaakte krukken?" vraag ik. Delphi lacht. "Dat zie je toch, hartstikke goed!" Onhandig, denk aan Rose! Maar ik zeg niets. Het lijkt mij verschrikkelijk om niets meer te kunnen zien. Roses draait zicht om en loopt de trein in. Zou je eigenlijk nog kunnen huilen als je blind bent? Ik denk het wel. Maar doet het pijn? Ik weet het niet. Als we binnen zijn, staat Roses een beetje ongelukkig te draaien. Delphi neemt haar voorzichtig mee naar het bend. "Hier, ga maar op bed liggen, kan je wat bijslapen," zegt ze. Roses draait nog even, maar dan doet ze haar ogen dicht en ligt ze stiller, terwijl haar buik ritmisch op en neer gaat. Dan klinkt er buiten weer gepiep. Ik sta op en loop naar buiten. Het is een parachute met twee briefjes, één voor mij en één voor Rose. Als ik naar binnen loop wil ik haar eerst wakker maken, maar dan bedenk ik me; dat kan ook morgen wel. Ik lees mijn briefje.
Lieve Terra, ik weet dat je vanochtend gefrustreerd was, maar probeer jezelf te blijven. Het komt goed met Rose, dat beloof ik je. Toen je die jongen zijn nek omdraaide, was je niet jezelf. Die blik die je in je ogen had, ik schrok ervan. Wat je ook doet, blijf jezelf vinden. Hoe boos je ook bent, graaf in jezelf naar je ware ik. Groetjes, Katniss.
Ik schrik. Was ik echt zo erg vanochtend? Delphi kijkt me aan. "Heb jij met je blote handen een jongen vermoord? Hoe oud was hij? Wij hebben niet eens een kanon gehoord!" roept Delphi uit. "Sjjjjst! Zachtjes, Rose slaapt! Ja, ik had geen wapens," verontschuldig ik me. "Ik denk dat hij een jaar of zestien was. Dat komt door de isolatie in de trein." ga ik verder. "En vind jij het netjes om andermans post te lezen?" Delphi wordt rood en mompelt 'sorry'. "Grapje," lach ik. "In de Arena hebben we geen geheimen voor elkaar toch?" Ik krijg een knuffel, en we nestelen ons op de brede bank. "Slaap lekker," mompel ik, en al snel val ik in slaap.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top