Hoofdstuk 7
Zodra ik de volgende ochtend wakker word zie ik dat Liam naast mij is komen liggen en zoek ik naar Thijs die normaal rond dit tijdstip al aan het spelen is. Ik draai me om richting Liam en wil hem wakker maken. Net als ik hem aanraak komt het besef dat Thijs gister is vermoord. Bij dat idee komen er meteen weer tranen in mijn ogen. Ik draai me weer om en voel Liams arm om mij heen. Zuchtend sla ik zijn arm van mij af. "Nova ik weet dat het moeilijk is om Thijs te verliezen en ik wil je heel graag steunen maar je moet ook weten dat het dorp hun leider nodig heeft." Zegt Liam. Ik voel mij boos worden omdat hij alleen maar denkt aan het dorp en dat ik leider ben en er moet zijn voor het dorp terwijl ik ook mijn eigen pijn heb. "Hou je mond, het lijkt net alsof je helemaal niet om mij geeft maar alleen om het dorp. Ik weet dat ik de leider ben maar ik heb ook mijn eigen pijn en mijn eigen verliezen waar ik mee moet omgaan." Zeg ik boos. "Nova je weet dat ik het niet zo bedoel maar Stedaunon don gon we kikon ste enti." Antwoord Liam. De doden zijn weg en de levende hebben je nodig. Ik denk even na over zijn woorden en weet dat hij gelijk heeft. "Liam ik weet dat Thijs weg is en nooit meer terug komt maar dat maakt het niet makkelijker om door te gaan met leven." Zeg ik. Weer slaat Liam zijn arm om mij heen en deze keer sta ik het wel toe. Na een tijdje stop ik met huilen en ga ik recht op zitten. "Het word tijd dat we opstaan." zeg ik meer tegen mezelf dan tegen Liam. Ik draai me naar hem om en hij knikt. Dan sta ik op en kleed ik mij aan.
Als ik naar buiten loop zie ik meteen de bewakers bij ons huis staan en knik ik naar ze. Dan loop ik verder naar het graf van Thijs. Eenmaal daar zie ik een persoon zitten bij het graf maar ik kan nog niet zien wie het is dus loop ik door. Terwijl ik dichterbij kom zie ik wie de persoon is. Net als ik mij wil omdraaien begint de persoon te praten. "Hey Nova ik wist wel dat ik je hier zou kunnen onderscheppen." Zegt de persoon grijnzend. "En ik hoopte dat ik jou verschrikkelijke hoofd nooit meer hoefde te zien." Zeg ik. "Dat moet ik dan maar zien als een compliment denk ik zo of niet dan?" Zegt de persoon meer dan dat hij het vraagt. "Wat doe je hier Mees?" Vraag ik terwijl ik mijn woede probeer in te houden. Het is een ding dat hij Thijs heeft vermoord maar dat hij dan ook nog naar zijn graf gaat terwijl het hem niks uitmaakt dat hij dood is, gaat toch te ver. "Oh mag ik mijn kleine slachtoffertje niet zien?" vraagt hij met een onschuldige glimlach. "Hod op. Je wilde mij pijn doen niet mijn broertje en om eerlijk te zijn is je dat aardig gelukt. Maar je vergeet iets Mees." Zeg ik op mijn beurt grijnzend. Hij kijkt mij even verbaasd aan. "Wat bedoel je?" vraagt hij. "Chit nou frag yu op na teik yu ste mou yuj." Zeg ik tegen hem. Wat je niet dood maakt, maakt je sterker en dat is precies hoe ik dit ga gebruiken. Hij lijkt te schrikken maar hersteld zich snel weer. Mebi oso na hit choda op nodotaim." Zeg ik tegen hem waarna ik weg loop. Hij blijft verschrikt achter. Mogen we elkaar weer ontmoeten dat was wat ik net tegen hem zei. Met een glimlach loop ik naar huis. Ik zal nooit vergeten wat hij heeft gedaan en ik zal zeker nooit mijn broertje vergeten maar zijn dood maakt mij sterker en dat is wat nu uitmaakt.
Eenmaal thuis zie ik Liam zitten. "Liam ik heb een plan." Zeg ik tegen hem. Hij kijkt op. "Wat voor plan? Waarvoor?" Vraagt hij. Ik glimlach even. Ik kan Mees en zijn hulpjes dan wel niet vermoorden maar ik kan ze wel pijn doen net zoveel als zij mij. "Eerst wil ik weten of je mij zult helpen wat het plan ook is." Zeg ik en wacht zijn reactie af. Hij knikt. "Ik help je met alles dat weet je." zegt hij. "Ik weet ook hoe we van hem en zijn vrienden afkomen. We kunnen ze misschien niet vermoorden maar verbannen is misschien nog erger en ze kunnen jou dan geen pijn meer doen." Zeg ik. "Maar hoe weet je dan of het iedereen is?" vraagt Liam. "Ook daarvoor heb ik een plan. We pakken Mees en laten hem martelen zodat hij het wel moet vertellen en dan verbannen we ze allemaal." Zeg ik. Liam knikt. "Het klinkt als een goed plan maar weet je zeker dat Mees eerlijk is?" vraagt Liam. "Hij word gemarteld en als er een ding is waar Mees niet tegen kan is dat pijn." Zeg ik. Liam knikt en ik loop naar een van de bewakers.
"Heda." Zegt hij waarna hij zijn hoofd buigt. "Ik wil dat je Mees gevangen neemt en hem martelt totdat hij de namen noemt van al zijn vrienden die hem hebben geholpen om mijn broertje te vermoorden. Zorg ervoor dat hij blijft leven, ik wil zelf ook nog met hem praten." Draag ik de bewaker op. Hij knikt en loopt daarna weg om Mees te zoeken. Ik glimlach en loop weer naar binnen. Dan loop ik naar Liam toe en begin hem te zoenen. Vrijwel meteen zoent hij mij terug en begint hij voorzichtig mijn bovenkleding uit te doen. Als hij klaar is met mijn bovenkleding begin ik aan die van hem. Als de kleding uit is draait hij mij op bed en begint hij mij ruiger te zoenen. Ik laat zijn lippen even los. "Het is ons gelukt, Mees zal ons nooit meer pijn kunnen doen." Fluister ik. Als antwoord zoent hij mij in mijn nek en van mijn nek steeds lager in de richting van mijn buik. Er komt langzaam een kreun over mijn lippen en Liam kijkt glimlachend op. Na onze zoenpartij gaan we nog verder maar die details zal ik jullie besparen.
Zodra we klaar zijn loop ik naar het plein waar Mees ondertussen word ondervraagd. Daar aangekomen luister ik naar wat hij zegt en elke naam die hij noemt. Ik loop het podium op. "De namen die zo juist zijn genoemd wil ik allemaal hier hebben begrepen?" commandeer ik. Een aantal bewakers knikken en gaan aan het werk.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top