7. Welkom in Valderi

De zon zakte weg achter de bergen die aan de stad grensden. De laatste gouden stralen wierpen een mystieke gloed over de daken. Het waren kleurrijke, kleine huisjes, slechts van elkaar gescheiden door rivier de Draun, die dwars door Valderi liep. Het hemelsblauwe water glinsterde in het zonlicht.

Kat staarde naar de pracht die de stad met zich meebracht. Ze stonden op een heuvel, en hadden van hieruit uitzicht over de hele stad.

'Welkom in Valderi,' zei Caelum. 'Een cruciale handelsstad, die heel Oost-Ravendal van goederen voorziet.'

'Ik had het me anders voorgesteld,' mompelde Kat. 'Groter.'

'Iets hoeft niet groot te zijn om machtig te zijn, Katherine.'

'Voor de zoveelste keer, ik heet geen Katherine. Het is Kat,' zei ze, met een lichte irritatie in haar stem. Ze daalde de heuvel af, haar laarzen bij elke stap voorzichtig in het zand duwend. Ze voelde hoe los het zand was. Ze zou makkelijk kunnen wegglijden.

'Waarom heb je zo'n hekel aan die naam?' klonk Caelums kalme stem achter haar.

'Dat gaat je niets aan.' Ze zette nog een stap, er goed op lettend dat haar hakken stevig in het zand stonden. 'Vertel me eens iets over Nox. Hoe gevaarlijk is hij?'

'Alles wat hij aanraakt sterft,' antwoordde hij kalm. 'Hij bezit de gaven van De Dood.'

'Als hij zoveel macht heeft, waarom doodt hij de koning dan niet gewoon in zijn eentje?' Ze daalde het laatste en steilste stuk van de heuvel af, zich vastgrijpend aan wortels en takken om niet te vallen.

'Omdat hij dat niet kan. Hij zit momenteel in een gevangenis.'

Kat draaide zich naar hem om, half hopend dat hij een grapje maakte, en tegelijkertijd wetend dat hij het wel degelijk meende.

'Dat meen je niet.' Ze legde een hand tegen haar voorhoofd en draaide zich van hem weg. 'Het zou fijn zijn geweest als je me dat eerder had verteld.' Ze deed haar uiterste best om haar kalmte te behouden, maar de irritatie schemerde door in haar stem.

'Zou je me dan nog steeds hebben geholpen?'

Ze zweeg. Gefrustreerd liep ze door. Het geluid van haar schoenen op de losliggende tegels echode door de straat. Caelum hield haar op een drafje bij.

'Wat ga je doen?' vroeg hij.

'Ik zoek een plek om te overnachten.' Haar blik speurde de straten door, maar ze zag niets meer dan gekleurde huizen en een bakker. Nog geen herbergen of taveernes te zien.

'Dan moet je naar het centrum.' Caelum ging naast haar lopen. 'Ik weet wel een plek.'

~*~*~*~*~*~

Een uur en een kort moment van complete verdwaling later zaten ze aan een tafel in herberg De Gier. Een onaantrekkelijke naam, gezien het feit dat gieren dode wezens eten, maar het was de beste overnachtingsplek die ze konden vinden, en bovendien dicht bij de gevangenis in de buurt.

Caelum had zich van alle gemakken voorzien. Hij had een schuimende beker bier en nestelde zich in de zachte bekleding van de stoel. Kat had voorgesteld om zich meteen in hun kamers te verstoppen, maar Caelum had dat hoogst onnodig gevonden, en mengde zich met alle liefde in het feestgedruis.

Kat zat alert en waakzaam op haar stoel. Bij elk geluid dat enigszins uit de toon viel schrok ze op. Ze was doodmoe, en had er alles voor gedaan om haar kamer in te duiken en de deur op slot te doen, maar dat kon niet. Caelum moest zijn plan nog uitleggen.

Hij legde een gedetailleerde kaart van Valderi, die hij onderweg naar de herberg had gekocht, op tafel en tekende een klein stipje bij de herberg.

'Hier zijn we nu,' mompelde hij, meer tegen zichzelf dan tegen Kat. 'En de gevangenis is in het centrum. Dat is hier.' Hij wees naar een groot gebouw, precies in het midden van de kaart. 'Het wordt bewaakt door genadeloze soldaten. Martelaars. Sadisten.'

Kat wreef door haar ogen. 'Hoe in hemelsnaam komen we daar dan binnen?'

'Dat is dus waar ik jouw hulp bij nodig heb. Die soldaten zijn monsters, maar ze zijn niet harteloos. Het zijn allemaal mannen. En jij bent een vrouw.' Hij wierp haar een veelbetekenende blik toe.

'Nee.' ze schudde resoluut haar hoofd. 'Dat gaan we niet doen. Bedenk maar een ander plan.'

'Je hoeft alleen maar met ze te praten. Leidt ze af. Je bent geen lelijke vrouw, Katherine.'

'Ik zei dat ik het niet doe. En stop me zo te noemen!'

'Als je Samuel wilt redden is er geen andere keuze.' Hij boog naar haar toe. 'Je moét me helpen. Zonder jou kan ik dit niet.'

Ze zuchtte. Ze wilde Samuel redden. Dat was ze hem verschuldigd, na alles wat hij voor haar had gedaan. Ze had geen keuze.

Maar hoewel ze niet snel bang was, voelde ze een lichte angst voor de soldaten. Wat als ze haar zouden vermoorden? Of gevangen nemen? Of erger, zouden ze haar herkennen?

'Ik doe het,' fluisterde ze, tegen al haar instincten in. Ze gaapte en wreef door haar ogen.

Caelum glimlachte dankbaar. 'Goed. Als jij ze afleidt ga ik, in vermomming natuurlijk, naar binnen. Dan bevrijd ik Nox, en hij doet de rest.'

Ze knikte en stond op, te moe om tegen het naar haar mening idiote plan in te gaan. 'Ik ga naar bed.'

'Ik blijf nog even hier. Het is een tijd geleden dat ik een goed feest heb gehad.' Hij glimlachte en overhandigde haar de sleutel van de kamer.

Ze wurmde zich tussen de mensen door. Een walm van alcohol bereikte haar zintuigen. Ze trok haar neus op en liep verder. Ze was niet vaak in een herberg geweest, en ze haatte de aanwezigheid van al die mensen. Ze was liever alleen.

Ze legde een hand tegen haar voorhoofd. Haar benen voelden als van lood. Ze liep een smal gangetje in, en liet het feestgedruis achter zich. De houten planken kraakten onder haar voeten.

Als ze minder moe was geweest had ze de figuur achter haar misschien opgemerkt. Dan had ze zich om kunnen draaien, en zich kunnen verdedigen. Maar dat gebeurde niet. De figuur duwde haar tegen de muur, en zette een dolk tegen haar keel. Ze vocht zo hard ze kon, maar hij duwde de dolk alleen maar harder in haar vlees. Een straaltje bloed stroomde over haar hals. De figuur grijnsde duivels. Zijn donkere ogen keken recht in de hare.

'Hallo, Katherine.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top