53. Storm
'Ik heb jullie verraden,' fluisterde Samuel.
Kat schudde haar hoofd. Ze stelde zich voor hoe ze hem martelden, toen zij nog veilig in Criot zat. Hoe ze met hete tangen zijn huid verbrandden, vragend waar de verraadster genaamd Katherine zich bevond.
Een zucht rolde over haar lippen.
'De koning had me toch wel gevonden.'
Hij antwoordde niet.
Ze liepen door de gangen van het paleis, op zoek naar iets dat hen zou kunnen wijzen op de koning, of in ieder geval een teken dat hij er geweest was.
Maar er was niets.
Geen omgevallen vazen. Geen voetstappen of zwaarden die op de grond lagen. De vloeren, muren en het meubilair was grondig schoongemaakt.
De koning leek haast van de aardbodem verdwenen te zijn.
'Hij is in zijn vertrekken,' zei Alice weer. 'Ik weet het zeker. Zijn kamer is de best bewaakte ruimte hier. Het zou logisch zijn.'
Kat bestudeerde haar dochter met pijn in haar hart. Ze wist dat ze moest boeten voor wat ze gedaan had. Ze wist dat de gevolgen altijd al op de loer lagen, wachtend tot ze zou stoppen met vluchten voor het onvermijdelijke. Ze had gehoopt dat Alice het zou begrijpen.
Maar ze begreep het zelf niet eens. Hoe had ze zo egoïstisch kunnen zijn? Hoe had ze kunnen vertrekken zonder haar dochter mee te nemen? Beter een leven op de vlucht dan een leven hier, toch?
Het was te laat voor spijt. Te laat om te wensen dat ze verstandiger was geweest.
Te laat.
Die twee woorden galmden door haar gedachten toen Alice en Ryu de deur van de koninklijke vertrekken openden.
Ze snelden naar binnen. Kat hield een vuurbal in haar uitgestoken hand, en Alice deed hetzelfde. Ook Nox hief zijn handen. De bloeddorst die in zijn gitzwarte ogen schemerde was nu sterker dan ooit te voren.
Alice was de eerste die de kamer in stapte, samen met Ryu. Nox en Samuel volgden, en Kat stapte er aarzelend achteraan.
Vreemd genoeg was het geen verrassing voor haar toen Alice meldde dat de kamer leeg was.
De koning was altijd al sluw geweest. Gestoorde spelletjes waren zijn favoriet. Het uitrekenen wat de plannen van de tegenstander waren, en er altijd op voorbereid zijn.
Dat was wat hij deed.
Wat ze niet had verwacht was de punt van een zwaard dat in haar rug prikte. Ze hapte naar bij de kille stem die achter haar klonk.
'Katherine.'
Het was meer een gesis, zo woedend klonk het. Ze slikte.
'Azrail,' fluisterde ze.
'Pap.' Alice's adem stokte. Haar stem trilde. Ze zette een stap naar hem toe, haar hand voor zich uitgestoken. De koning werd vergezeld door een groep soldaten, allemaal bewapend met een kruisboog of zwaard.
Ze maakten geen enkele kans.
'Pap,' zei Alice nog eens. Tranen brandden in haar oceaanblauwe ogen. 'Laat dat zwaard vallen.'
'Waarom zou ik?'
Hij draaide de punt van het zwaard. Kat voelde het koude metaal nog door haar jurk heen prikken. Langzaam draaide ze zich om, en de koning verplaatste het zwaard naar haar keel.
'Ze heeft ons verraden, Alice,' gromde hij. 'Ze heeft het lef gehad om weg te gaan. En nu staat ze hier, met het doel om me te vermoorden. Zeg me, wat anders kan ik doen dan een einde aan haar leven maken?' Er klonk verdriet door in zijn stem, maar ze wist dat het slechts een leugen was. Een poging om haar te manipuleren. Zo was hij.
Plots werd ze woest. Het snelde door haar aderen, razend als de wind die om het kasteel gierde. Ze greep zijn pols, en het zwaard kletterde op de grond.
'Jij bent hier niet het slachtoffer, pap,' siste ze. Ze kneep hard in zijn pols. Eindelijk, na al die jaren van onderdrukte woede, kwam het allemaal boven. Alles wat ze de afgelopen twintig jaar gevoeld had. De leugens die hij haar verteld had. Het gearrangeerde huwelijk dat hij voor haar geregeld had.
Hij had Ryu kwaad gedaan.
Ze voelde het vuur in haar binnenste knetteren.
Ze genoot van de kreet die hij sloeg toen ze zijn pols verbrandde. Hij deinsde achteruit. Even keek hij verbijsterd, maar de verbazing sloeg al snel om in woede.
Met een simpel gebaar -slechts een beweging van de pols die niet verbrand was- stuurde hij de soldaten op hen af.
Hij verdween tussen de massa van zwarte jassen.
Ze maakten ze zich gereed voor de strijd die zou komen. Ze wisten dat ze vastzaten. Ze wisten dat ze dit nooit zouden overleven.
Maar ze waren allemaal bereid om de strijd aan te gaan.
Kat concentreerde zich op het vuur in haar binnenste. Haar gaven waren verzwakt door de tijd in de cel. Haar geheven handen trilden.
Er verscheen geen zee van vlammen, zoals ze gewild had, maar ze wist de soldaten te raken met gerichte vuurstralen. Schreeuwen galmden door de gangen.
Ook Alice deed een poging tot magie, maar het vuur liet het -eigenwijs als het was- afweten. Haar blik gleed naar het zwaard dat op de grond lag.
Ze had geen keus.
Ze greep het zwaard en haalde uit naar de soldaten. Zij waren echter getraind, en met veel te veel. Toch bleef ze vechten. Ze moest wel.
Nox' gaven waren te verzwakt om ook maar iets uit te richten. Hij voelde zijn gave knetteren onder zijn huid, smekend om meer levens om te nemen, maar doden lukte hem niet.
De soldaten dreven hen steeds verder naar achter, hun glimmende zwaarden naar hen uitgestoken.
Plots klonk er een geluid dat het kasteel op zijn grondvesten deed schudden.
Het galmde door elke hal, en bereikte elk oor in de nabije omgeving van het paleis. Ryu fronste. Ze keek naar het plafond, waarvan enkele stukken mozaïek naar beneden vielen. Haar ogen glinsterden bij het besef. Een grijns krulde om haar gebarsten lippen.
'Een draak,' fluisterde ze.
De brul werd meteen gevolgd door een windvlaag, die zich om het kasteel heen wikkelde als een slang. Ze voelden de druk ervan. Ramen barstten. Deuren vlogen open. Buiten stak een storm op. De lucht werd zo donker dat de dag leek te veranderen in de nacht. Er klonk gerommel.
Kat en Nox wierpen elkaar een blik toe.
'Caelum.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top