52. Vuur en ijs
Alice zette een stap naar achter. Ze bestudeerde het afgrijselijke tafereel van een afstand. Haar hart bonsde tegen haar ribben.
Ze had nog nooit een demon gezien. Ze had alleen over ze gehoord, en de verhalen die verteld werden zeiden dat ze niet voelden. Ze werden niet verliefd. Ze voelden geen vreugde. Geen verdriet. Geen rouw.
Maar een verscheurde demon die zich vastklampte aan het lichaam van zijn geliefde was niet iets waar de geschiedenisboeken haar over verteld hadden. Ze kon zich de pijn die hij moest doormaken haast niet voorstellen. Wat als Ryu zou sterven? Wat zou ze dan moeten?
Alsof Ryu haar gedachten las kwam ze naast haar staan. Ze weer in haar menselijke vorm, en haar aardekleurige was bezaaid met sneeën van harpoenen, en blauwe plekken van de zware kettingen.
Maar ze leefde nog. Dat was alles wat telde.
Ze pakte Ryu's hand vast en kneep in haar hand, alsof dat een manier was om haar zo dicht mogelijk bij zich te houden. Ryu kneep zacht terug.
Het helderrode bloed op de paleisvloer stolde. Nox hield Mara nog steeds vast, maar zijn greep leek te verslappen. Hij boog zijn hoofd. Staarde naar haar gezicht, wanhopig zoekend naar een teken van leven.
Maar dat was er niet, en hij besefte het nu ook. Ze was echt dood, en er was geen enkele manier om haar weer tot leven te wekken. De stilte sneed door de troonzaal, scherp als het zwaard waar Mara mee doorboord was. Nox legde haar voorzichtig neer en sloot haar wijd opengesperde, lege ogen.
Hij bleef nog een tijdje bij haar zitten. Alice vroeg zich af wat er in hem omging. Zou hij zich schuldig voelen, dat hij niet op tijd was om haar te helpen? Zou hij vervuld zijn van een razende woede jegens de koning? Voelde hij slechts pijn?
Of voelde hij het allemaal?
Moeizaam stond hij op, alsof een onzichtbaar gewicht hem ervan weerhield om overeind te komen. Hij weigerde zijn blik los te scheuren van haar lichaam.
Toen hij sprak was zijn stem zo zacht dat het even duurde voor ze het tot ze doordrong.
'De koning deed dit.'
Alice deed haar best om niet ineen te krimpen bij die woorden. Hij had gelijk, dat wist ze. De koning had de soldaten op hen afgevuurd. Uiteindelijk was hij degene die het bevel had gegeven om aan te vallen.
Ze zag de woede in Nox' blik. Ze zag de furieuze, razende woede.
Ze herkende het als geen ander.
En toch was er een deel van haar dat aarzelde. De koning was geen goed mens. Hij was verantwoordelijk voor executies, vervolgingen en wrede moorden.
Maar hij was nog steeds haar vader.
Kats ferme stem doorbrak haar gedachten.
'Nox heeft gelijk.' zei ze. 'De koning heeft dit gedaan. We moeten afmaken wat Caelum begonnen is, en een einde maken aan de heerschappij van Azrail Abbadon.'
Nox lachte bitter. 'Moet jij zeggen.'
Kat wierp hem een blik toe, en enkele seconden leken ze verwikkeld in een strijd door middel van oogcontact; een strijd die zich alleen in hun gedachten afspeelde.
In Nox' ogen was een kilte verschenen. De furie in zijn blik had plaatsgemaakt voor een ijzige kou. Hij perste zijn lippen op elkaar. Zijn woorden snerpten door de troonzaal toen hij haar naam uitsprak. Haar echte, volledige naam.
'Katherine Abbadon.'
Niemand antwoordde.
Alice schudde haar hoofd. 'Wat?'
Kat keek haar aan. Haar hemelsblauwe ogen vulden zich met tranen.
'Alice, ik-'
'Ze is je moeder, Alice.' onderbrak Nox haar. Hij sloeg zijn armen over elkaar en zette een stap naar achter, alsof hij het effect van zijn woorden op een afstand wilde bestuderen.
'Nee.' fluisterde Alice ontzet. Haar ogen sperden zich open. 'Mijn moeder is dood.'
'Is dat wat hij je verteld heeft?'
Kat zette een stap naar haar toe, waarop Alice een stap terug zette. Ze bestudeerde de vrouw die voor haar stond. De vrouw die beweerde haar moeder te zijn.
Ze had hetzelfde ravenzwarte haar.
Dezelfde blauwe tint in haar ogen.
En dezelfde vastberaden blik.
Ze wilde haar geloven. Ze wilde zo graag geloven dat ze er niet meer alleen voor stond.
'Als u echt mijn moeder bent,' Alice sloeg haar armen over elkaar, een poging om zichzelf te verdedigen tegen het gesprek dat komen zou, 'Waar was u dan al die tijd?'
Alsof ze een klap had gekregen trok Kat zich terug. Ze sloeg haar ogen neer.
'Alice,' fluisterde ze. 'Ik had geen keus. Ik-'
'We hebben hier geen tijd voor,' onderbrak Samuel hen. 'We kunnen de koning niet laten ontsnappen. Niet nu we zo dichtbij zijn.'
Ryu knikte. 'Samuel heeft gelijk. We moeten gaan.'
Alice wierp Kat nog een aarzelende blik toe. Zou het kunnen? Zou Kat echt haar moeder zijn? Haar vader had haar altijd verteld dat haar moeder overleden was aan een ziekte. Ze wist dat dat niet waar was geweest; ze had van enkele bedienden gehoord dat koningin Abbadon een lange tijd in de kerkers had doorgebracht, en dat er daarna niets meer van haar was vernomen. Iedereen had bedacht dat ze dood was. Weggerot tussen de muren van die vreselijke cel.
Maar nu stond ze hier, levend en wel.
Haar moeder was niet dood.
Ze wist niet wat ze erbij moest voelen. Dus voelde ze, heel even maar, helemaal niets meer. Ze schakelde haar emoties uit, en richtte zich op wat gebeuren moest.
'De koning is in zijn vertrekken,' zei ze. 'Dat moet wel.'
Alice ging voorop, gevolgd door Ryu en Samuel. Kat sloot de rij.
Nox bleef in de troonzaal staan, niet in staat zich bij de anderen te voegen.
Verbitterd staarde hij naar Mara's lichaam.
Wat als hij op tijd was geweest?
Had hij haar kunnen beschermen tegen de zwaarden van de soldaten?
De gedachte dwaalde door zijn hoofd als een kwelgeest.
Hij wist dat hij mee zou moeten gaan. Hij wist dat de koning de dood verdiende. Hij wist dat hij hem niet kon laten ontsnappen.
Maar hij kon Mara hier niet alleen laten, te midden van dode soldaten en zwarte mantels met zilveren raven. Zij was niet zomaar een gesneuvelde soldaat.
Mara was zoveel meer.
Hij balde zijn vuisten, en hoeveel moeite het hem ook kostte, toch keerde hij haar de rug toe. Hij moest dit doen. Hij moest de koning zien sterven.
Voor Mara.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top