49. De troonzaal

Zwijgend staarde ze Nox aan. Hij kwam langzaam uit de schaduwen, griste de sleutels van de muur en begon het slot van haar cel te openen. Ze slikte. De stilte was snijdend.

'Hoeveel heb je gehoord?' vroeg ze.

'Genoeg.'

Hij opende het slot en liet haar door. Hij weigerde haar aan te kijken.

'Ik had het jullie moeten zeggen, dat weet ik. Maar...' ze zuchtte. 'Ik wilde alles wat er gebeurd was zelf het liefst vergeten. Stom, nietwaar?' ze lachte bitter en wendde haar blik af. 'Zulke herinneringen verdwijnen niet zomaar.'

Hij zweeg, en ze had geen idee wat er in hem omging. Ze werd er gek van. Hij gebaarde dat ze hem moest volgen, zocht de geheime gangen en dook erin. Nog steeds had hij geen woord gezegd. Ze liepen door de stoffige gangen, die niet bereikbaar waren voor de plumeau's van de dienstmeisjes, en de stofdoeken. Hier kropen spinnen in hoeken, en was de duisternis doordrongen van een muffe geur.

'Alice lijkt op je.'

Nox' woorden doorkliefden de stilte zo plots, en drongen zo snel en pijnlijk tot haar door dat ze stil bleef staan. Tranen sprongen in haar ogen.

'Ik heb haar nog nooit gezien, Nox.' fluisterde ze. Haar stem klonk verstikt. Zo voelde ze zich ook. Alsof ze verdronk. 'Ik liet haar achter toen ze nog een baby was. Ik wil niet weten wat voor een gruwelijke leugens de koning haar over me verteld heeft.'

Hij sloeg een hoek om. Hij leek de weg door het kasteel zonder moeite te vinden, terwijl zij geen idee had waar ze was.

'Waarom ben je weggegaan?' vroeg Nox. 'En waarom...'

De vraag die hij wilde stellen hing in de lucht.

Waarom ben je met hem getrouwd?

Ze zuchtte. Ze was blij dat hij de traan die over haar wang gleed niet kon zien in het aardedonker van de tunnels. Haar hart bonsde pijnlijk tegen haar ribbenkast.

'Ik was de dochter van een hertog. Uitgehuwelijkt aan de koning. Zo simpel was het. Ik had geen keus. Ik mocht blij zijn dat ik een fatsoenlijke man had, zeiden mijn ouders.' ze schudde haar hoofd. Tranen brandden in haar ogen. 'Maar de koning was niet zoals hij zich deed laten overkomen. Hij was vreselijk. Hij was een monster. En toen ik erachter kwam dat ik de Gave van het Vuur bezat...' haar stem stierf weg. Ze slikte. 'Ik moest gewoon weg. Maar Alice was net geboren, en ik wist niet wat ik moest doen. Ik kon haar toch niet achterlaten bij hem? Maar daar zou ze in ieder geval veilig leven. Niet opgejaagd als een wild dier. Niet...' ze zocht naar het juiste woord, maar leek het niet te vinden.

'De koning had over één ding gelijk.' zei ze toen zacht. Haar stem was nauwelijks een schorre fluistering. 'Ik heb Alice verraden.' Nog een traan drupte op de vloer. Ze was moe. Zo ongelofelijk moe. Ze zou zo graag willen dat alles wat simpeler was. Maar zo werkte het nou eenmaal niet. Ze maakte een zacht geluid dat nog het meest klonk als een snik.

'En ik weet niet of ik dat ooit nog goed kan maken.'

~*~*~*~*~*~

Mara, Alice, Ryu en Samuel werkten samen alsof ze het al jaren deden. Efficiënt en voorzichtig gingen ze te werk. Ze dekten elkaar, vermoorden soldaten buiten het zicht van ander personeel, en glipten steeds dieper het hart van het kasteel in.

Niemand zei een woord.

Allemaal waren ze gehuld in een gespannen stilte. Niets mocht misgaan. Eén verdachte beweging zou ervoor zorgen dat hordes soldaten op hen af zouden stormen als een kudde wilde bizons, en hoe goed ze ook waren, zoveel konden ze niet aan.

Mara doodde de zoveelste soldaat met een enkele beweging van haar zilveren dolk. Hij zakte op de grond, en ze stapte langs hem heen. Hoe dichter ze bij de troonzaal kwamen, hoe harder haar hart begon te bonzen. Haar handen trilden. Ze sloop richting de deuren, de anderen in haar kielzog.

'Waar zijn Nox en Kat?' mompelde Mara. Ze keek om zich heen. 'Ze zouden er nu al moeten zijn.'

'Misschien zijn ze opgehouden.' opperde Ryu. Ze klonk niet al te overtuigd. 'We kunnen hier niet blijven staan. We moeten door.'

Mara knikte. De verantwoordelijkheid die ze droeg drukte op haar borstkas. Als de anderen iets zou overkomen zou het haar schuld zijn. Elke beslissing die ze maakte was van levensbelang.

'We gaan naar de troonzaal.' besloot ze. Haar stem klonk zekerder dan ze zich voelde, en ze stapte de gang op.

Het was Samuel die haar stopte, en haar arm vastgreep. Hij trok haar terug.

'We moeten wachten.' siste hij. 'In de troonzaal zullen te veel soldaten zijn om aan te kunnen.'

Geïrriteerd rukte ze zich los. Ze haatte het dat hij haar ideeën in twijfel trok, en ze haatte het al helemaal omdat ze wist dat hij gelijk had. Ze schudde haar hoofd, voet bij stuk houdend.

'Ik ga naar de troonzaal, wie er ook mee gaat.'

'Mara.' Samuel zuchtte. 'Heb nou geduld. Je kunt niet...'

Ze hoorde de rest van zijn woorden niet meer. Ze was al weggelopen, haar dolk, het enige wat altijd bij haar zou blijven, in haar hand geklemd. Ze nam geen bevelen aan van anderen, en al helemaal niet van iemand die ze nauwelijks kende.

Na enkele seconden hoorde ze lichte, snelle voetstappen achter zich. Samuel was haar toch gevolgd. Ryu en Alice liepen achter hem aan.

'Als we dit doen,' zei Samuel. 'doen we dit samen.'

Mara glimlachte. Ze knikte. 'Bedankt.'

Ze slopen richting de troonzaal, waar verrassend genoeg geen soldaten voor stonden. Ze openden de deuren, die met een luide, galmende klap achter hen dichtvielen. Verbijsterd bekeken ze de ruimte, die blonk van het goud.

De troonzaal was leeg.

Er klonk een gezamenlijk geluid van metaal; zwaarden werden getrokken. Tegelijk draaiden ze zich om, naar de horde soldaten die zich achter hen had verzameld.

Het was een val.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top