46. Een laatste avontuur

Mara ademde de berglucht in. De koelte ervan stroomde door haar longen, en normaal gesproken zou zoiets haar kalmeren.

Nu niet.

Met gebalde vuisten staarde ze naar het landschap dat zich onder haar uitstrekte. Een zee van groen, meer was er nauwelijks te zien. Een donkere vlek in de verte zou het NachtWoud kunnen zijn, maar ze wist het niet zeker. Ze verlangde naar die plek. Haar thuis, waar donkere takken duistere monsters verhulden, en ze kon genieten van de zoete rust die het woud haar bood.

Ze schrok op van een zachte stem. Nox stond achter haar, en hoe goed haar zintuigen ook waren, een demon kon ze niet horen aankomen.

'Wat nu?'

Zijn vraag maakte dat het voelde alsof haar borstkas verkrampte. Ze slikte.

Ze had geen idee.

Een stevige windvlaag waaide langs hen heen. Ze voelde de kracht ervan op haar huid. Ze leunde naar voren en wreef haar handen tegen elkaar in haar schoot. Ze weigerde hem aan te kijken, en nam de omgeving in zich op. Zwarte vogels vlogen langs, zacht kwetterend. Ze verdwenen in het witte wolkendek.

'Je had gelijk, Nox.' fluisterde ze. Ze sloeg haar ogen neer. 'We hadden weg moeten gaan.'

Hij zuchtte. Het was zo zacht dat het net zo goed het ruisen van de wind had kunnen zijn, maar ze wist dat het niet zo was. Ze hoorde hoe hij naast haar op de rots ging zitten, er goed op lettend dat hij haar niet aan zou raken. Vanonder haar wimpers bestudeerde ze hem. Hij keek voor zich uit, zijn kaken stevig op elkaar geklemd. In zijn duistere ogen zag ze hoeveel hij wilde zeggen. Hoe graag hij haar iets wilde vertellen dat haar beter zou doen voelen.

Maar hij zei niets.

Ze staarde naar de duistere vlek die vermoedelijk het NachtWoud was. Zou ze daar naar terug gaan? Alsof er niets gebeurd was? Alsof ze dit avontuur nooit beleefd had? Dat mocht niet. Dat kon ze niet.

Nox keek opzij. Hij zocht haar blik, maar ze wilde hem niet aankijken.

'We kunnen het alsnog proberen.' zei hij zacht.

Ze keek op. Zijn inktzwarte ogen ontmoetten de hare. Ze zag geen aarzeling in zijn blik. Geen spoortje angst.

Hij legde zijn hand op de rots, en zij legde de hare ernaast. Dat was het dichtste bij aanraking dat ze ooit zouden kunnen komen.

'Een laatste avontuur.' fluisterde Nox.

Ze keek hem aan. Er lag een glinstering in het zwart van zijn oog, en met die glinstering verdween al haar twijfel. Zijn vastberaden blik gaf haar moed. Ze kon hem vertrouwen, dat voelde ze. Hij was misschien wel de enigste in deze verdorven wereld die ze kon vertrouwen.

Als ze dit dan toch zouden doen, deze dodelijke missie, dan was hij degene met wie ze het wilde doen.

Een traan ontsnapte uit haar ooghoek. Geruisloos viel de traan op Nox' hand. Ze glimlachte.

'Een laatste avontuur.'

~*~*~*~*~*~

De reis naar De Cor, het bruisende hart van Ravendal, verliep zonder woorden. Ze hadden bij de Gebergten van Gehenna gezocht naar Caelum, maar er was geen spoor van hem te bekennen, alsof hij in rook was opgegaan. Er kon van alles met hem gebeurd zijn, en ze wilden er niet over nadenken wat dat allemaal zou kunnen zijn. Dus zeiden ze er geen woord over.

Zwijgend liepen ze, twee dagen lang, vol emoties, angsten en onuitgesproken zorgen, tot ze bij de hoofdstad van het koninkrijk terecht kwamen. Pas toen de hoofdstad voor hen opdoemde, met majestueuze huizen, vele winkels en in het midden het grote kroonjuweel, het paleis van de koning, sprak Mara.

'We zijn er.' Haar stem trilde.

'Ja.' zei Nox. 'We zijn er.'

Even bestudeerden ze de stad, en met name het kasteel. Hoge torens staken trots in de lucht, met als middelpunt De Toren, waar elke gevangene gemarteld, gepijnigd en ondervraagd werd tot de bekentenis uit hen zou komen, als een slang die uit zijn hol kroop.

Mara legde haar hand op de dolk. Ze had er honderden moorden mee gepleegd, maar de moord die ze er nu mee zou gaan plegen zou voor eeuwig in haar geheugen gegrift staan. Als ze zouden slagen.

'Voor we dit doen moeten we op krachten komen.' zei Nox, nuchter als altijd. 'We moeten eten, en drinken. Ons plan doornemen. Ik weet een plek waar we heen kunnen.'

De manier waarop hij het zei was kalm en beheerst, alsof hij het had over de boodschappen die gedaan moesten worden. Maar dat was het niet. Beiden hadden ze nog geen stap in De Cor gezet, laat staan de hoofdstad ervan. Alles hieraan was absurd, maar ze aarzelden niet.

Mara zoog een teug lucht naar binnen, en liet het langzaam tussen haar tanden ontsnappen. Ze knikte, om zichzelf ervan te overtuigen dat het goed zou komen.

'Laten we gaan.'

~*~*~*~*~

Alice, Ryu en Samuel waren ingetrokken bij een oude, vriendelijke magiër die schuilging onder de naam Abraham. Niemand kende zijn echte naam, maar men noemde hem De Bewaarder. Hij was algemeen bekend in het magische netwerk van Ravendal, en in plaats van objecten te beschermen, beschermde hij vluchtelingen vanuit elk deel van het koninkrijk.

Het drietal had zich teruggetrokken in een kleine maar efficiënte schuilplaats, die zich tussen balen stro in de schuur bevond. De Bewaarder had hen eten, drinken en dekens gebracht, en ze zaten zwijgend tegenover elkaar, de mok met melk in hun handen geklemd.

Het was Ryu die de tergende stilte doorbrak.

'Denken jullie dat De Bewaarder me zou kunnen helpen met deze ketting?'

Ze bewoog haar voet, en de zware ketting rinkelde. Met een gefrustreerde zucht gaf ze een ruk aan het metaal.

Samuel haalde zijn schouders op. 'Je kunt het hem altijd vragen.'

Ryu knikte en stond op. Ze duwde de houten plank, die de ingang van hun kleine schuilplaats blokkeerde, opzij, en stapte tussen het stro door. De ketting rinkelde bij elke stap die ze zette. Ze liep de schuur uit en keek goed om zich heen. Toen ze er zeker van was dat de kust veilig was rende ze op een drafje naar het huis van De Bewaarder, dat enkele meters bij de schuur vandaan stond.

Binnen hoorde ze stemmen, en even bleef ze verschrikt staan. Ze gluurde door het raam naar binnen. Binnen zaten twee reizigers. Een vrouwelijke elf, met een blonde vlecht, die over haar schouder gedrapeerd hing, en een wezen waar Ryu alleen over gelezen had. Een demon, met inktzwarte ogen en een krijtwitte huid. Nieuwsgierig als ze was stapte ze naar binnen.

De reizigers keken verbaasd op toen ze binnenkwam. Ze namen haar behoedzaam in zich op.

De Bewaarder glimlachte. Lachrimpeltjes verschenen om zijn honingkleurige ogen.

'Hallo, Ryu. Dit zijn Mara en Nox, en ze zijn hier net aangekomen. Zou jij ze even de weg kunnen wijzen?'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top