33. Het virus der magie

'Je leeft.' zei Nox zacht. Hij staarde naar Mara, die op de grond tussen de bloemen zat.

Ze lachte en wreef door haar gezicht. 'Volgens mij wel, ja.'

De glimlach verdween al snel van haar gezicht toen ze Nox' bebloede handen zag. Ze stond op en negeerde Caelum, die mompelde dat ze moest rusten. Ze negeerde alles en iedereen. Haar blik was gericht op zijn handen.

Nox hield zijn handen achter zijn rug, maar hij wist dat het geen nut had. Ze had het gezien, en ze wist dat er een groots offer was gemaakt voor haar overleving.

'Nox...' haar stem trilde. Haar grote, groene ogen staarden hem aan. 'Laat je handen zien.' toen hij niet reageerde zette ze nog een stap op hem af, zodat hij achteruit deinsde, bang om haar aan te raken. 'Nu.'

Nox zuchtte en liet zijn handen zien, zijn duistere blik in de hare geboord.

Het was stil. Het enige geluid wat door het bloemenveld klonk was de wind, die langs hun huiden streelde. Mara staarde naar het bloed op zijn handen, haar gezicht een emotieloos masker. Nox had geen idee wat er in haar omging, en hij haatte het.

Tot zijn verbazing wendde ze zich naar Caelum.

'Dit is een spreuk, nietwaar? Je hebt andermans hart genomen, en het met een spreuk in mijn borst weten te krijgen!'

'Ik heb niemands hart genomen, Mara.' wierp Caelum tegen, kalm als altijd.

'Nee, natuurlijk niet. Je liet Nox het vuile werk opknappen.' grauwde ze. 'Ik ken jouw soort, Caelum. Tovenaars doen niets anders dan manipuleren.'

'Mara...' Nox zette een stap naar haar toe. 'Dit is niet Caelums schuld. Ik koos hier zelf voor.'

Ze draaide zich om, fronsend. Ze hield haar hoofd iets schuin, alsof ze er helemaal niets van begreep.

'Waarom?'

'I-ik...' hij wendde zijn blik af en schraapte zijn keel. 'Je was nodig voor het plan.' mompelde hij toen. Zijn lijkbleke wangen kregen een rode tint.

De stilte die volgde was pijnlijk en kil. Kat nam een slok water en viste het zweet van haar voorhoofd. Ze gaf de fles door aan Caelum, die er ook vermoeid uitzag. Rimpels tekenden zijn bleke gezicht. Ze hoefden elkaar niet eens aan te kijken om te weten dat ze allebei hetzelfde dachten. 

Een bedankje was welkom geweest.

Mara leek dit ook te beseffen, en wierp hen een schuldbewuste blik toe.

'Bedankt.' zei ze zacht. Ze opende haar mond, en iedereen wist welke vraag er op haar tong brandde. Even aarzelde ze. Toen haalde ze diep adem. 'Wiens hart was het?'

Nox wist dat de vraag ging komen, en toch kromp hij licht ineen. 'Een doodgewone man.' mompelde hij.

'Was hij geliefd?' vroeg Mara.

'Maakt het uit?' gromde hij.

'Dat is dus een ja.'

'Juist jou zou het niet uit moeten maken.' Nox keek op, zijn inktzwarte ogen een draaikolk van onbegrijpelijke emoties. 'Jij vermoordde mensen.'

'Ik vermoordde alleen mensen die het verdienden! Geen onschuldigen!' viel ze uit. Ze sloeg haar armen over elkaar.

'Ik probeerde je te redden!' wierp hij tegen.

Mara opende haar mond, maar haar woorden gingen verloren in een woest geschreeuw. Alle vier keken ze op. Acht figuren tekenden zich aan de horizon, hun paarden steigerend, en hun zwaarden geheven.

Het waren soldaten.

~*~*~*~*~*~

De koning was stil. Hij hield zijn dunne lippen op elkaar geperst, en staarde Alice aan. Ze had geen idee of er minuten of uren voorbijgingen. De tijd leek stil te staan. Haar hart roffelde angstig in haar keel.

Ze schrok toen de koning begon te praten. Zijn stem galmde door de grot.

'Ik had gehoopt dat het niet zo ver zou komen, Alice.' zei hij. Hij omklemde het zwaard in zijn hand zo hard dat zijn knokkels wit werden. 'Ik had gehoopt dat het virus der magie je niet zou grijpen.' hij schudde zijn hoofd, een teleurgestelde blik in zijn diepgroene ogen.

Ze liet een kort, vreugdeloos lachje horen. Tranen brandden in haar ogen. 'Na al die jaren begrijp je het nog steeds niet, of wel? Magie is niet het virus. Draken, elven en magiërs zijn geen virus. Dat zijn ze nooit geweest.' haar stem trilde. Ze slikte en hief haar kin, zoals de tegenwoordige koningin van Ravendal dat behoorde te doen. 'Jij bent het virus.' zei ze. Haar woorden waren zacht, maar sterk en krachtig.

Hij grinnikte. 'Misschien.' zei hij. 'Maar wie ga je daarvan overtuigen vanuit de cel?'

Ze fronste. 'Wat?'

Hij floot tussen zijn tanden, en meer was er niet nodig om vijf soldaten uit de schaduwen van de grot te zien komen. Verbijsterd keek ze om zich heen. De soldaten sloten haar in, hun zwaarden op haar gericht. Alice staarde naar haar handen, en deed haar uiterste best zich te concentreren op de vlam in haar.

Het werkte niet.

Haar magie hield ermee op, net nu ze die het hardst nodig had.

De koning lachte smalend. 'Het ziet ernaar uit dat je magie opgeraakt is, Alice.' hij zette een stap naar achter, en keek toe hoe de soldaten langzaam dichterbij kwamen. Het waren niet zomaar soldaten. Het waren Emotielozen.

Ze kon geen kant op.

Toch verzette ze zich toen een Emotieloze haar vastgreep. Ze verzette zich met al haar kracht. Ze schopte, sloeg en krabde. Ze moest hier wegkomen. Sterke handen sloten zich om haar polsen.

'Dit kun je niet doen!' riep ze, haar blik gericht op de koning, die het schouwspel zwijgend bestudeerde. 'Dit kan niet!'

Hij antwoordde niet, en misschien was dat het krachtigste antwoord wat hij had kunnen geven. Ze wist de bittere waarheid toch, hoe hard ze het ook ontkende.

Hij kon het wel doen. Hij kon alles doen.

Er werd een vettige lap tegen haar mond geduwd. Ze schudde haar hoofd, en probeerde zich van de vieze, doordringende stank te verwijderen. Het lukte niet.

De soldaten waren te sterk.

De wereld draaide voor haar ogen. Ze bleef spartelen, uit blinde paniek, maar haar bewegingen verslapten. Haar oogleden werden zwaar. Ze voelde hoe ze werd opgetild. Ze deed nog een laatste wanhopige poging om haar ogen te openen, maar het was onmogelijk. De slaap nam haar over, en het voelde alsof ze in een diep, duister gat viel.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top