29. Een groots offer

Het was als dromen. Maar toch ook niet.

Het was te realistisch om een droom te zijn.

Alice bestudeerde haar omgeving, waarvan ze zich goed van bewust was dat het allemaal het resultaat was van het elixir dat Samuel had gemaakt. In gedachten vervloekte ze hem. Hij had haar toch wel kunnen waarschuwen dat ze weg zou zakken in een droomwereld? Of was dat te veel gevraagd?

Ze was in een ronde, donkere kamer. De muren waren zwart, en de vloer leek gemaakt te zijn van spiegelglas. Ze zag haar eigen reflectie niet, iets wat maakte dat een koude rilling over haar rug kroop.

De kamer was leeg, op één enkel voorwerp na, dat zich in het midden bevond. Het was een gouden schaal, rustend op een kristallen pilaar.

Ze wist niet waarom, maar ze voelde zich erdoor aangetrokken.

Ze zette een stap naar de schaal toe. Ze kon er nu in kijken, en zag een bodempje water, dat zo helder was dat ze de bodem van de schaal duidelijk kon zien.

Ze wist niet hoe, maar ze wist wat ze moest doen.

Ze klemde haar handen om de schaal, haalde diep adem en keek in het water. Eerst zag ze niets. Slechts rimpelloos, prachtig water. Ze slikte klemde haar handen steviger om de schaal.

Ze deinsde achteruit toen het water vlam vatte. Haar hart bonsde in haar borstkas. Dit kon niet waar zijn. Ze schudde verward haar hoofd. Het was misschien gevaarlijk, maar haar nieuwsgierigheid won, en ze zette een stap in de richting van de schaal.

Het water brandde.

Het water stond in brand.

Wat hield dat in?

Veel tijd om na te denken, want ze voelde een harde ruk aan haar geest. Ze greep naar haar hoofd, en strompelde achteruit. De kamer begon langzaam te vervagen.

Ze werd wakker.

~*~*~*~*~*~

Caelum, Kat, Nox en Mara waren hun reis naar de Gehenna begonnen, onder enige gemopper van Kat. Ze liepen door de bloemenweide, en zouden proviand halen in het kleine dorpje Serbor, dat op hun route lag. Caelum liep voorop, omdat hij de enige was die de tijd had genomen om de kaart te bestuderen. Kat liep achter hem, gevolgd door Nox. Mara sloot de rij.

Ze hadden geen tijd voor een gesprek. De geur van de bloemen, de rondfladderende vlinders, en de zee van kleuren vergde al hun aandacht. Verwonderd bekeken ze het prachtige schouwspel van de natuur.

Nox sloeg wild van zich af, naar de wesp die naast zijn oor vloog.

'Nox!' zei Kat bestraffend. 'Je moet niet naar ze slaan. Laat ze met rust, en ze zullen jou ook met rust laten.'

'Die rotbeesten terroriseren me altijd.' gromde hij.

Kat draaide haar hoofd naar hem toe, en trok een wenkbrauw op. Ze grijnsde.

'Ben je bang voor wespen, Nox?' vroeg ze plagerig.

'Natuurlijk niet!' zei hij. 'Ik voel me gewoon niet comfortabel bij ze.'

Kat lachte. 'Ontken het maar niet. Je bent bang.'

Ze schrokken alle drie op toen ze een doffe klap achter zich hoorden. Nox was de eerste die zich omdraaide.

'Mara!?'

Ze lag op de grond, haar ogen gesloten. Zweet parelde op haar voorhoofd. Hij knielde bij haar neer, maar besefte al snel dat hij niets kon doen. Hij kon haar niet aanraken.

Kat, die jarenlang in Criot als arts had gewerkt, ondernam meteen actie. Ze ging op haar knieën naast Mara zitten, en voelde haar hartslag. Daarna voelde ze haar voorhoofd.

'Ze heeft hoge koorts.' constateerde Kat. Ze keek op, naar Nox, haar ogen net zo bezorgd als de zijne. 'Wat is er gebeurd, in het NachtWoud?'

Even was hij zijn stem kwijt. Hij voelde zich dom. Zo ongelofelijk dom. Hij had gezien dat er iets mis was. Hij had gezien dat het niet goed met haar ging. Als hij haar eerder had geholpen...

'Nox?' drong Kat aan.

'Haar arm.' zei hij, toen hij zijn stem weer terug had. 'Ik denk...' hij haalde diep adem. 'Dat de monnikskap haar geraakt heeft.'

Kat vloekte. Ze begon Mara's mouw op te stropen, en onthulde een diepe snee. De huid eromheen begon was blauw.

'Is er een remedie?' vroeg Nox. Hij staarde naar Mara's bewegingsloze lichaam, dat tussen de bloemen lag. Ze zag er doods uit. Ze kon niet doodgaan. Dat zou hij zichzelf nooit vergeven. 'Er moet een remedie zijn.'

'Monnikskap is dodelijk, Nox. Geen enkel natuurlijk middel zal haar nu nog kunnen helpen.'

'Er moet iets zijn!' viel Nox uit. Zijn zwarte ogen weerspiegelden de paniek die heerste. 'Dat moet.'

Caelum had zich de hele tijd stil gehouden, maar nu knielde hij bij hen neer, aan Mara's voeten.

'Er is geen natuurlijke remedie, nee.' zei hij. 'Maar met magie...'

Kat wierp Caelum een aarzelende blik toe. Ze bestudeerde Mara's wond, puur om iets te doen hebben. Ze kon er niet tegen om niets te doen. Dat had ze nooit gekund.

'Elke vorm van magie heeft een prijs, Caelum. We hebben hier over het redden van een leven. Dat is groots. Moeder Natuur zal een groots offer eisen.'

Caelum wilde antwoorden, maar Nox was hem voor. 'Als er een geneesmiddel is,' zei hij, met trillende stem, 'dan moeten we die halen. Mara kan niet sterven, Kat.'

De wanhoop in zijn blik was vreselijk om te zien. 'I-ik...' ze zuchtte, en wisselde nog een blik met Caelum. 'Denk je echt wat ik denk dat je denkt?' vroeg ze hem.

Caelum knikte. Zijn gerimpelde gezicht stond ernstig.

'Nee.' zei Kat. 'Dat kunnen we niet doen. Het is te gevaarlijk.'

'Wat?' Nox balde zijn handen tot vuisten. 'Wat is het?'

Caelum staarde naar Mara. Hij liet een korte stilte vallen. Een stilte waarin de angst in de lucht te voelen was. Niet alleen de angst. Ook hoop, op iets wat Mara zou kunnen redden.

Caelum zoog zijn adem naar binnen, en liet het met een sissend geluid tussen zijn tanden ontsnappen.

'We hebben een hart nodig, Nox. Een mensenhart.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top