27. Dat vervloekte woud

Alice sloot de deur van de geheime ruimte met een klap achter zich. Ze zuchtte en veegde een lok haar weg uit haar gezicht. De bedienden, haar vader, en Rudolf, volgden haar overal, en konden het over niets anders dan de bruiloft hebben, terwijl zij er juist alles aan deed om de bruiloft uit haar gedachten te bannen.

Ze maakte een geluid wat nog het meest klonk als een puf en liep de kamer in, richting Samuel, die rechtop op het bed zat.

'Vermoeiende dag?' vroeg hij.

Ze lachte en overhandigde hem een in een theedoek gewikkelde bundel met eten. 'Zeg dat wel.'

Samuel rukte de theedoek eraf en begon van het brood te eten. Nog nooit had ze iemand zo snel iets naar binnen zien schrokken. Ze ging op een kruk voor hem zitten, en wachtte geduldig tot hij klaar was.

'Hoe voel je je?' vroeg ze.

'Ik ben niet dood.' zei hij, zijn vingers aflikkend. 'Dat is in ieder geval iets. Maar goed, prinses. We weten beiden dat u zich niet om mijn lot bekommert. U wilt antwoorden. Antwoorden die u van uw vader niet zal krijgen.'

Ze wilde ertegen in gaan, en hem zeggen dat ze zich wel om zijn lot bekommerde, maar ze zei niets. Ze wendde haar blik af.

'Het is moeilijk uit te leggen. Het was een...' ze haalde haar schouders op. '...een gevoel.' ze lachte schamper. 'Idioot, is het niet? Ik riskeer alles wat ik heb gebaseerd op een gevoel.'

'Ik ben je wel dankbaar voor dat gevoel.' grinnikte hij. 'Anders had ik nu gehangen.' hij maakte een gebaar alsof er een strop om zijn nek zat.

Ze glimlachte, maar de glimlach verdween al snel. 'Waarvoor bent u gearresteerd?' vroeg ze. 'Draven zei...' haar stem stierf weg.

'Dat ik mensen had vermoord?' Samuel fronste. 'Draven kan goed overdrijven. Dat neemt niet weg dat ik zeker enkele levens heb genomen.'

Ze leunde naar achter. Haar adem stokte in haar keel. 'Wat?'

'Nou moet ik erbij zeggen dat het soldaten van de koning waren, en ze met een zwaard in hun hand op me afstormden. In situaties van nood ben je in staat tot alles, maar dat weet u natuurlijk nog niet.'

'Ik heb u uit die toren bevrijd.' wierp ze tegen. 'En gelogen tegen een soldaat.'

'Dat is zo.' mompelde hij. Hij wreef langs zijn stoppelbaard, ging verzitten en drukte een hand tegen zijn gebroken ribben. Hij zweeg een tijdje. Zijn blik dwaalde door de schaars verlichte ruimte, en eindigde bij haar.

'Wat wilt u van me, prinses? U woont in een paleis. U heeft alles wat uw hart begeert. Wat zou ik uw mogelijk nog kunnen bieden?' hij hield zijn hoofd schuin, wachtend op antwoord.

'Leer me magie.'

Hij fronste. Zijn grote, donkere wenkbrauwen bewogen naar elkaar toe als enorme rupsen.

'Waarvoor zou u dat willen, als ik vragen mag?'

'Vrijheid.' zei ze zacht. 'Niet alleen voor mij. Voor het volk.'

Hij perste zijn lippen op elkaar en staarde haar in de ogen. Zijn bruine ogen waren doordringend, alsof hij haar beweegredenen probeerde te doorgronden. Dat lukte hem niet.

Hij had nog steeds geen woord gezegd, en nam een grote slok van de fles water die op de grond stond.

'Iedereen heeft magie in zich.' zei hij toen. 'We moeten testen welke soort dat is.'

Ze grijnsde hoopvol. 'Is dat een ja?'

'Een oog voor een oog, Alice. U redde me, en ik zal u helpen.' hij glimlachte zijn nog overgebleven tanden bloot. 'Ik heb Schaduwkruid, Negenblad en ijzervijlsel nodig. En wijn.'

'Wijn?'

'Ik heb iets te drinken nodig.' bromde hij. 'Het water is heerlijk hoor, maar ik heb wel behoefte aan iets sterkers.'

~*~*~*~*~*~

De zon stond hoog aan de hemel toen Kat het NachtWoud uit kwam lopen. Het daglicht verwelkomde haar warm, en ze stak haar handen in de lucht van geluk.

Ze had het gehaald. Ze leefde nog.

Ze tuurde langs de rand van het bos, en zag in de verte twee gestalten staan. Nox, die herkenbaar was aan zijn enorme lengte, en een wat kleiner figuur, waarvan ze verwachtte dat het Mara was.

Kat liep op hen af, haar armen in de lucht zwaaiend. 'Hé!'

Ze keken op, en liepen naar haar toe.

'Je leeft nog.' constateerde Nox grijnzend.

Kat zuchtte. 'Het scheelde niets, of dat was niet zo geweest. Ik ben aangevallen door een Zielenzuiger.'

'Jezus.' mompelde Mara. 'Hoe heb je jezelf bevrijd?'

'Ik heb hem verbrand.' Kat glimlachte, tevreden met zichzelf, en haalde het potje as uit haar tas. 'Geweldig, nietwaar? As van een Zielenzuiger.'

Nox krabde zijn achterhoofd. 'Wauw, Kat. Vergeleken bij dat is wat Mara en ik hebben meegemaakt niets.'

Kat wilde verder vragen, maar ze werden onderbroken door een luid gekraak, dat uit het bos leek te komen. Takken braken en schudden, en bladeren vielen op de grond. Er klonk gevloek en getier, van een schorre stem.

'Drie keer raden wie we daar hebben.' zei Nox.

Caelum kwam de struiken uit, maar bleef halverwege met zijn mantel haken aan de takken. Gefrustreerd rukte hij zich los.

'Dat vervloekte woud.' gromde hij, terwijl hij de scheur in zijn mantel nader bestudeerde.

Toen pas keek hij op, en zag hij de anderen, die grinnikend bij elkaar stonden.

'Ja ja. Lach maar.' hij hief zijn vuist en schudde ermee. 'Ik stierf bijna, maar dat maakt niemand blijkbaar iets uit.'

'Laten we even pauze houden.' opperde Kat. 'Dan kunnen we wat eten, slapen en weer uitgerust verder.'

'Kunnen we niet meteen doorlopen?' vroeg Mara. Ze speelde zenuwachtig met de touwtjes die aan het gevest van haar dolk zaten. 'Dan zijn we er eerder.'

'We hebben geen haast, Mara.' Caelum -die zijn kalmte weer terug had- glimlachte en ging in het gras zitten. 'De moord op de koning kan wel eventjes wachten.'

Mara slikte. Ze legde zich neer bij de keuze, en ging ook in het gras zitten, haar hand tegen de stof van haar kleding geduwd, waaronder de wond zou moeten zitten. Ze voelde het branden en sissen. Ze was licht in haar hoofd. Haar hart bonsde angstig.

Ze had niet lang meer.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top