25. GrafWolven

'Ik kan mijn magie gebruiken om een pad te creëren.' mompelde Mara, terwijl ze peinzend naar de blauwe bloemen staarde.

'GrafWolven, Schimmen en Zielenzuigers zullen je magie voelen. Ze zullen op ons afkomen.'

'Heb jij een beter idee?' ze draaide zich naar hem toe, en trok haar wenkbrauw op.

Hij zuchtte. 'Nee.'

'Dat dacht ik al.' Ze hurkte op de grond, en plaatste haar handen in de aarde. Nox voelde de grond onder zijn voeten bewegen, alsof er ontelbare wortels onder zijn schoenen langs schoten. Een deken van mos duwde de monnikskap weg, en vormde het begin van een pad.

Er klonk een lange, scherpe huil uit het bos.

GrafWolven.

Nox ging verdedigend voor Mara staan, zijn handen voor zich uitgestoken. Zijn magie was gereed.

Er klonk nog een huil. De eerste GrafWolf verscheen tussen de struiken. Het was een kop groter dan een normale wolf, met vlijmscherpe tanden, en een donkergrijze vacht. Nox zette een stap naar het wezen toe.

De wolf aarzelde geen seconde, en sprong op hem af. Hij kwam niet ver. Nox sloot zijn ogen en concentreerde zich op het wezen. Op zijn krachtig pompende hart. In gedachten verpulverde hij dat hart. Dat kostte meer moeite dan verwacht. De wolf was sterk. Nox klemde zijn kaken op elkaar. Zijn vuisten balden zich.

Toen hij zijn ogen opende lag de GrafWolf dood op de grond.

Maar het was nog niet voorbij. Een lange, klagelijke huil klonk tussen de bomen. Drie wolven doken op, zachtjes grommend. Ze kwamen steeds dichterbij. Omcirkelden hen.

'Mara?'

'Ja, ja.' haar stem klonk licht hijgend. 'Bijna klaar.'

Nox had nog nooit drie wezens tegelijk gedood. Het ging makkelijk als hij ze aanraakte, maar op afstand was het moeilijker.

Maar hij moest.

Hij sloot zijn ogen, en concentreerde zich op alle drie de harten van de wezens. In gedachten greep hij de harten vast. Hij voelde de weerstand van de wolven. Hoorde hun gegrom, vaag in de verte. Hij kneep. Verpulverde de harten met al zijn kracht.

Hij opende zijn ogen.

De GrafWolven waren dood, maar er doemden nieuwe op.

'Nox!' riep Mara. 'Ga! Nu!'

Het pad was klaar. Hij was uitgeput, maar rende toch, er goed oplettend dat de bloemen hem niet raakten. Hij hoorde Mara's zware ademhaling achter zich.

De wolven kwamen achter hen aan. Hun poten schraapten over de vloer.

Nox stopte abrupt toen hij een doffe klap hoorde. Hij draaide zich om. Zijn hart bonsde in zijn keel.

Mara lag op de grond. Ze was gestruikeld, en probeerde net moeizaam overeind te komen. De GrafWolven doemden achter haar op.

Hij rende op haar af, en greep haar arm vast, er goed oplettend dat hij haar huid niet aanraakte. 'Kom.'

Hij trok haar mee. Het pad verdween langzaam, en creëerde een gapend gat tussen hen, en de overkant van het veld.

'We moeten springen.'

Nox had de woorden nog niet eens uitgesproken, of hij sprong al. Mara sprong achter hem aan.

Met een doffe klap landden ze in het zand. Hijgend bleven ze liggen, hun armen gespreid.

Ze leefden nog.

Het pad was verdwenen, en de GrafWolven stonden nu tussen alle monnikskap. Zachtjes jankend renden ze weg.

Mara ging zitten. Ze klemde haar hand om haar arm. Ze zoog haar adem naar binnen, en liet het met een sissend geluid tussen haar tanden ontsnappen.

Nox stond op. Hij wierp een blik op het monnikskapveld, dat nu achter hen lag. Ze hadden het gehaald.

Hij wierp een blik op Mara, die haar onderarm zo stevig vasthield dat de omringende huid wit werd.

'Gaat het?' vroeg hij.

'Ja.' ze stond op, en klopte het zand van haar kleren. 'Het is niets. Laten we doorgaan. We zijn bijna bij het einde van het woud.'

Hij zuchtte. 'Dat mag ik hopen.'

~*~*~*~*~*~

'We zijn er bijna.'

Alice sleurde Samuel mee door de geheime gangen, die zich achter de muren van het kasteel bevonden. Geen enkele bewaker zou hen hier vinden, en daar maakte ze zich ook geen zorgen over.

Waar ze zich wel zorgen over maakte was het feit dat Samuel op het randje van bewustzijn was, bloedde uit meerdere wonden en enkele gebroken botten had. Of hij het zou overleven was slechts een hoop, geen zekerheid. Ze had een genezer nodig. Zelf wist ze het één en ander van planten en kruiden, maar niet genoeg om Samuel te helpen.

Ze kwamen aan in een donkere, vierkante kamer. Alice hielp Samuel op het bed, dat tegen de muur aan stond. Ze voelde aan zijn gloeiende voorhoofd. Hij had koorts. Zijn wonden waren geïnfecteerd.

Ze stak de kaarsen in de ruimte aan, zich ondertussen afvragend waar ze in hemelsnaam aan begonnen was. Ze had een plan gehad. Ze zou met Rudolf trouwen, maar haar regie over de troon behouden, zodat ze iedereen tevreden hield. Ze zou afwachten, of Caelum en zijn groep daadwerkelijk bij het kasteel zou komen, wat ze ten zeerste betwijfelde. Ze wist niet wat ze zou doen als ze haar vader probeerden te doden. Zou ze de andere kant op kijken? Zou ze hem te hulp schieten?

Nu lag het hele plan aan diggelen.

Ze schudde haar hoofd, in een poging haar gedachten van zich af te schudden. Dat waren geen zorgen voor nu. Nu moest ze ervoor zorgen dat Samuel genas.

Ze liep naar Samuels bed toe. Hij had zijn ogen half gesloten, bang om ze volledig dicht te doen. Hij staarde haar aan. Volgde elke beweging die ze maakte, behoedzaam en alert op gevaar.

'Ga maar slapen.' zei ze. Ze bestudeerde zijn gezicht. De pijn maakte dat hij er ouder uit zag dan hij daadwerkelijk was, maar ze gokte dat hij in de veertig was. Net zo oud als haar vader.

Hij ademde in, en liet de lucht ontsnappen in een lange, moeizame zucht. Hij wilde zijn ogen open houden. Hij vertrouwde haar niet. Vreesde haar. Ze zag het aan hem.

Maar hij hield het niet meer. Zijn ogen zakten dicht. Zijn ademhaling werd regelmatig.

Hij sliep.

Alice legde een hand op zijn voorhoofd. 'Het komt goed.' zei ze, hoewel ze niet wist of ze die belofte waar kon maken. 'Ik ga je genezen.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top