24. Monnikskap
Draven wachtte op antwoord.
Alice's gedachten raasden.
Samuels zachte gekerm klonk, maar Draven leek het niet te horen. Sinds het incident met de kanonnen, waar niemand in het kasteel meer over mocht praten, had Draven een flinke gehoorbeschadiging opgelopen.
'Ik wilde kijken wat er daadwerkelijk gebeurde, met al die gevangenen. Niemand vertelt mij ooit iets. Ik hoor slechts hun schreeuwen door het kasteel galmen, elke dag. Ik wilde weten of ze het verdienden.'
Draven nam haar wantrouwig op. Een straal zweet gleed tussen haar schouderbladen naar beneden. Zou hij het geloven?
'Goed.' zei hij toen. 'Maar kom hier niet weer. Dit is geen plek voor u. En u wilt weten of ze het verdienen? De gevangene die nu ontsnapt is heeft mensen vermoord. Heel veel mensen. Geloof me, prinses. Iedereen die in De Toren beland verdient het.'
Draven draaide zich om, en daalde de trap af.
'Wacht!' riep ze hem achterna.
Hij stond stil.
'Vertelt u hier alstublieft niets over tegen mijn vader.'
Even zweeg hij. Zijn enorme wenkbrauwen raakten elkaar toen hij fronste. Zijn lippen waren in een strakke streep vertrokken.
Toen knikte hij.
Zijn voetstappen galmden door De Toren toen hij naar beneden snelde.
Alice haalde opgelucht adem. Ze legde een hand tegen haar voorhoofd. De opluchting maakte al snel plaats voor paniek.
Wat had ze gedaan?
Ze had een gevangene bevrijd. Een moordenaar, misschien wel. Een gebaseerd op wat? Een gevoel? Ze lachte om de absurditeit ervan, waarna ze zich naar Samuel draaide, die op eigen kracht naar beneden probeerde te lopen, maar bij elke stap een schreeuw van pijn onderdrukte.
'Kom.' ze zette haar armen onder zijn schouders, en deed haar best hem te helpen.
Samuel wierp haar een geamuseerde blik toe.
'Dat deed je goed.' zei hij, doelend op hoe ze Draven had misleid. 'Je doet me denken aan een goede vriendin van me.'
~*~*~*~*~*~
Nox liep door de mist, zijn zintuigen alert, en zijn magie gereed. Elk geluid, en elke beweging, werd door hem opgemerkt.
De wind raasde door de bomen, en creëerde een fluitend geluid. Geritsel in de bosjes wees op kleine prooidieren, als konijnen en ratten. Hij hoorde zichzelf niet.
Geen ademhaling. Geen voetstappen. Geen hartslag.
Soms wenste hij dat hij zichzelf kon horen. Hoe levend moest dat wel niet voelen? Om een hand op je borstkas te leggen, en een zacht geroffel te horen?
Maar Nox leefde niet. Dat was de prijs, die hij voor zijn gaven moest betalen.
Soms vroeg hij zich af of de prijs niet te hoog was.
Hij schrok op uit zijn gedachten door een ritseling.
Dat was geen konijn.
Het klonk groter dan dat. Menselijk, misschien wel.
Hij hief zijn handen, zijn gaven gereed. Het knetterde onder zijn huid, bijna enthousiast. Hij schrok van zijn eigen bloeddorst. Hij wilde doden.
Hij wilde zo graag doden.
Langzaam sloop hij in de richting van het geluid. Het geritsel werd luider, en als de mist zijn zicht niet had belemmerd had hij misschien iemand kunnen onderscheiden, maar nu zag hij slechts een vage vlek.
Het geritsel stopte. De vlek bleef stilstaan. Een geluid van metaal klonk, als een dolk die uit een riem wordt getrokken.
'Hallo?' klonk een zachte stem.
'Mara?' Nox liet zijn handen zakken.
Mara stapte uit de struiken, haar dolk in de aanslag. Ze stopte die meteen weer weg toen ze zag wie er voor haar stond. Beiden haalden ze opgelucht adem.
'Jezus.' mompelde Nox. 'Ik had je bijna vermoord.'
'Ik dacht dat je een Schim was.'
'Ik lijk er wel een beetje op, nietwaar?' hij bestudeerde zijn donkere kleding.
Mara grinnikte. 'Een beetje, ja. Laten we doorlopen. De anderen moeten hier ergens in de buurt zijn.'
In stilte liepen ze, er goed oplettend elkaar niet uit het oog te verliezen. Vanuit zijn ooghoek bestudeerde Nox haar. Ze had veel littekens, op haar armen en gezicht. Van Zielenzuigers, en andere monsters. Mara was, net als hij, een reiziger, en had veel van de wereld gezien.
'Waar ben je zoal geweest?' vroeg hij nieuwsgierig.
Ze keek op. Ze was een kop kleiner dan hem, en moest haar hoofd heffen om hem goed in de ogen te kijken.
'Overal in Ravendal. Behalve de Cor, daar waag ik me niet.' ze huiverde. 'Het stikt daar van de soldaten.'
'Ik ben er ook nog nooit geweest.' gaf hij toe. 'Dit wordt onze eerste keer. Als we deze missie overleven.'
'Dit kans acht ik zeer klein. Maar wie weet?' ze haalde haar schouders op. Haar ogen twinkelden. 'Misschien is Caelums idiote plan toch een goed plan.'
Nox glimlachte. Hij merkte hoe fijn hij het vond om gezelschap te hebben. Hij was zijn hele leven alleen geweest, voor zijn eigen bestwil en dat van anderen. Maar nu niet. En het voelde verrassend goed.
Er heerste een vredige stilte. Ze bleven lopen, hopend dat er ooit een einde zou komen. En dat einde leek in zicht te zijn. Ze zouden durven zweren dat de mist minder dik werd, naarmate ze verder liepen.
'Zat je echt in de gevangenis van Valderi?' vroeg Mara.
Hij knikte. 'Ja.'
'En Caelum heeft je helpen ontsnappen?' ze trok ongelovig een wenkbrauw op.
Hij lachte. 'Ongelofelijk, is het niet? Kat leidde de bewakers af en Caelum gebruikte een vermommingsspreuk om binnen te dringen.'
Ze wilde antwoorden, maar haar woorden bleven halverwege haar keel haken. Ze bleef abrupt stilstaan. Ze greep Nox' kleding vast.
'Wacht.'
Ze wees hem op het monnikskapveld, dat zich voor hen uitstrekte. Honderden blauwe bloemen sierden de open vlakte. Hij keek om zich heen, op zoek naar een veilig pad, maar de bomen stonden te dicht op elkaar.
De enige weg was recht voor hen.
Door een veld dat gevuld was met dodelijk giftige planten.
Nox lachte schamper. 'Dat meen je niet.'
Mara pakte haar dolk. 'We moeten wel, Nox. Zorg gewoon dat je niets aanraakt. Ik ga wel voor.'
'Ze zijn voor jou net zo giftig als ze voor mij zijn, Mara.' wierp hij tegen.
'Dat weet ik.' ze keek nog een laatste keer om zich heen. Haar blik bleef op hem rusten, haar gezicht vertrokken in een mengeling van angst en moed.
'Maar veel keus hebben we niet, of wel?'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top