23. De gevangene
Alice's zachte voetstappen galmden door De Toren. Er leek geen einde te komen aan de duizelingwekkend hoge wenteltrap, maar ze bleef doorgaan, en deed haar best om niet naar beneden te kijken. Ze moest meer over Samuel weten. Hij was slechts één van de vele gevangen die in De Toren een noodlottig einde tegemoet zou gaan, en ze snapte niet waarom dit leven haar zoveel aantrok.
Licht hijgend kwam ze aan bij de houten deur die de ingang naar de martelkamer zou moeten voorstellen. Alhoewel er absoluut geen tijd voor was, toch aarzelde ze. Ze was bang voor wat ze binnen zou aantreffen. Ze was hier nog nooit geweest.
In gedachten vervloekte ze zichzelf om haar angstige gedrag. Ze was geen muis, die bij elke onverwachtse gebeurtenis haar hol in schoot. Ze was een leeuwin, en ze zou vechten voor haar doelen.
Ze haalde diep adem en opende de deur.
Ze had zich voorbereid op wat er zou komen, maar hier had ze zich nooit op kunnen voorbereiden. Het kostte haar even voordat ze een duidelijk beeld kon onderscheiden, en toen dat haar wel lukte hapte ze geschrokken naar adem.
Er was bloed. Overal bloed.
De geketende man op de houten tafel ademde zwaar, en licht grommend, als een slapend beest. Bloed drupte op de grond, het enige geluid dat de naargeestige stilte trachtte te doorbreken.
Alice legde een hand op haar panisch bonkende hart. Ze zette een stap naar binnen.
Tussen het bloed, de brandwonden en littekens was het gezicht van een man te onderscheiden. Hij had misschien ooit lichtbruin haar gehad, maar dat was nu donkerrood gekleurd. Hij had zijn ogen half gesloten, en als ze niet beter zou weten zou ze denken dat hij dood was. Dat was hij niet. Dat was misschien nog wel het ergste.
Ze hadden hem laten sterven, steeds weer, zonder hem daadwerkelijk te doden. Ze hadden hem vanbinnen laten sterven. Dat deden ze in De Toren. Ze braken je.
Ze schrok op toen de man begon te praten. Zijn stem klonk rauw en uitgedroogd.
'Verkneukel je je?' vroeg hij.
Ze schudde haar hoofd, en greep snel naar de fles water, die naast hem op tafel stond. Nog een vreselijke manier van marteling. Ze hadden het water zó dichtbij gezet. Hij staarde er de hele dag naar.
Ze goot wat water in zijn mond. Hij dronk er gulzig van. Toen hij genoeg had gehad zette ze het water weg, en begon ze zijn kettingen los te maken. De roestige sleutel werkte niet mee, maar na een tijdje lukte het haar. Ze hielp Samuel overeind. Hij kermde zacht van de pijn.
Hij wreef over zijn polsen, waar rode striemen op zaten, veroorzaakt door de handboeien, nam nog een slok water en wierp haar een onderzoekende blik toe.
'Ik had niet verwacht de prinses in De Toren te zien. En ik had al helemaal niet verwacht door de prinses bevrijd te worden.' een halve glimlach krulde om zich lippen. Hij zette de fles weg. 'Wat brengt u hier?'
Ze opende haar mond, maar klapte hem meteen weer dicht. Ze wist niet waarom. Ze had het gevoeld. Ze voelde dat ze hier moest komen, alsof een onzichtbare draad haar naar deze plek toe trok.
'Dat is nu niet van belang.' ze trok hem overeind. Hij leunde met zijn volle gewicht tegen haar aan. 'We moeten u hier weg krijgen.'
Wankelend zetten ze enkele stappen. Samuel ademde zwaar.
'We gaan nooit langs de bewakers komen.' hijgde hij.
Met haar vrije hand duwde ze de deur open. 'De soldaten kennen dit kasteel niet zoals ik het ken.'
Alice had haar hele leven in het kasteel gewoond, en kende elke verborgen gang en geheime ruimte. Als kind verstopte ze zich altijd, in de donkerste hoekjes en kleinste gangetjes. Niemand kon Alice vinden als ze zich verstopte.
En nu moest Samuel verstopt worden.
Beiden stopten ze toen ze de trap zagen.
'Dit gaat nooit lukken.' zei Samuel. 'Er moet toch...'
'Nee.' antwoordde ze. Ze duwde haar schouder onder zijn armen. 'De trap is de enigste optie. En zie het zo: als we vallen, zijn we sneller beneden.'
Samuel lachte. Ze was verbaasd dat hij nog kon lachen, nu hij zoveel geleden had, en toch wist hij een warme, hartelijke lach te produceren.
Met opeengeklemde kaken begon ze de afdaling. Stap voor stap. Trede voor trede. Zo moest het wel lukken. Dat kon niet anders.
Ze waren op de helft van de trap toen Samuel ineenzakte. Alice gleed bijna weg, maar wist zich staande te houden.
'Ik kan niet meer.' kermde Samuel. Hij lag languit op de treden. Zijn borstkas ging snel op en neer.
'Kom op.' ze deed een poging hem overeind te trekken, maar hij zakte als een lappenpop weer in elkaar. 'We moeten...'
Haar hart miste een slag toen ze voetstappen op de trap hoorde.
Het was een soldaat.
Samuel wilde iets zeggen, maar ze duwde een hand tegen zijn mond. 'Laat mij maar.'
Ze begon de trap af te dalen, in de richting van de soldaat.
'Wat ga je doen?' fluisterde Samuel haar achterna.
'Ik heb werkelijk geen idee.'
De soldaat kwam haar tegemoet. Het was Draven, de leider van de koninklijke garde, en naar Alice's mening de meest sadistische man die in het kasteel rondliep. Draven leidde elke marteling en ondervraging, en het geluid van schreeuwende gevangenen klonk hem als muziek in de oren.
Draven zag haar. Hij bleef staan, en trok een wenkbrauw op. 'Wat doet u hier, prinses? Dit is niet bepaald een plek voor-'
'Er is een gevangene ontsnapt!' onderbrak ze hem. Ze deed haar best om haar stem angstig te laten klinken. Het ging haar verrassend goed af.
Ze was namelijk doodsbang.
'Wat?'
'Hoorde u me niet? Er is iemand ontsnapt! Het is een magiër! Straks doet hij iemand kwaad!'
Draven knikte, en wilde zich net omdraaien, toen hij plots verstijfde. Zijn duistere blik nam haar in zich op. Een koude rilling kroop over haar rug.
'Wat deed u hier eigenlijk, prinses?'
'I-ik...' ze slikte. Haar hart roffelde panisch.
Wat moest ze zeggen?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top