22. Onkruid

Kat staarde het monster aan. Haar hart klopte panisch. Ze keek om zich heen, maar zag niemand. De klauw hield haar kin stevig vast, en duwde zich in haar vlees. Ze voelde een warm straaltje over haar hals lopen.

Ze wilde naar achter stappen, maar de Zielenzuiger trok zich naar haar toe. Hij klemde zijn hand om haar keel.

'Katherine.' fluisterde hij. Hij sloot zijn ogen. Een fel licht schoot uit zijn hand, haar keel in. Ze hapte naar adem. Een vreselijke pijn schoot door haar lichaam, als een bliksemschicht. Ze schreeuwde. Het geluid werd gedempt door een ondoordringbare deken van mist.

De pijn stopte niet. Het bleef doorgaan. Het schoot door haar heen, steeds weer.

Het moest stoppen.

Ze kon niet meer helder nadenken. De pijn was allesoverheersend.

Haar benen begaven het. Ze viel op de grond. Ze voelde het monster boven zich, zijn klauw nog steeds om haar keel. Ze staarde hem aan, recht in zijn bloedrode, twinkelende ogen.

Ze moest iets doen, besefte ze zich. Anders zou hij haar ziel van haar afnemen. Dat kon ze niet laten gebeuren. Dan was alles voor niets geweest.

Het was moeilijk om zich te focussen om haar magie, nu de pijn zo fel was. Ze sloot haar ogen, en balde krampachtig haar vuisten. Ze richtte al haar woede op het wezen boven haar, en voelde een vertrouwde hitte door haar aderen stromen.

In een explosie van kracht werd het monster van haar afgeblazen. Ze hoorde gekraak, maar had de kracht niet om zich op te richten, om te kijken wat er gebeurde. Even bleef ze verdwaasd liggen, maar veel tijd om bij te komen gunde ze zichzelf niet. Ze moest door.

Zo goed en kwaad als het ging stond ze op, zachtjes kermend van de pijn. Ze staarde naar de Zielenzuiger op de grond. Vlammen laaiden op uit zijn lichaam. Hij leefde nog, maar dat zou niet lang meer duren. Hij gromde, gorgelde en spartelde.

Het was een vreselijk aanzicht, en toch stapte Kat op hem af. Ze bestudeerde hem. Zijn angstige ogen, zijn gekromde klauwen, en zijn botten, die onder zijn gewaad uitstaken.

Nu zag ze geen monster meer. Ze zag een wezen. Een lijdend wezen.

Ze kon hem niet zo laten liggen.

Ze slikte en hief haar hand. De vlammen gehoorzaamden haar, en rezen hoog op. Het licht wierp een warme gloed over haar gezicht. Het monster maakte een geluid wat nog het meest leek op een schreeuw, maar het geluid werd gedempt door het geknisper van de vlammen.

Kat hield van het vuur. Het danste altijd. Door en door, zich niet bewust van het kwaad dat het kon aanrichten. Het kon mensen redden van de ijzige kou, en ze vermoorden met een vreselijke hitte.

De vlammen doofden, tot er niets meer over was dan een smeulend hoopje as. Kat griste haar tas, die tijdens de aanval naast haar op de grond was gevallen, van de grond, en pakte er een glazen potje uit. Ze nam wat van het as in haar gesloten vuist, en liet het in het potje glijden. Gebiologeerd staarde ze naar het glinsterende, inktzwarte as.

As van een Zielenzuiger.

Ze had er in boeken over gelezen, maar nog nooit had ze het kunnen bemachtigen. Weinig wezens in Ravendal overleefden een aanval van een Zielenzuiger. Een voorzichtige glimlach speelde om haar lippen toen ze het potje in haar tas stopte.

Ze leefde nog.

~*~*~*~*~*~

Alice staarde naar het haardvuur, dat vrolijk oplaaide bij elk houtblok dat er door de bedienden in gegooid werd. Rudolf had zijn arm om haar heen geslagen, en een tevreden lach op zijn gezicht. Sinds ze hem had verteld dat het huwelijk door zou gaan was hij niet meer van haar weg te krijgen. Zijn enthousiasme begon haar langzamerhand te irriteren, maar ze behield haar kalmte, zoals een prinses dat behoort te doen.

Vanuit haar ooghoek keek ze hem aan. Ze was benieuwd hoe hij was. Of hij intelligent was. Of hij machtsbelust was.

En bovenal, of hij een dreiging was voor haar troon.

'Wat zie je, als je naar dit koninkrijk kijkt?' vroeg ze hem.

Hij wierp haar een geamuseerde blik toe. Hij wist precies waarom ze dit vroeg.

'Dat zijn jouw zorgen niet. Niet meer.'

'Dat zijn het zeker wel, Rudolf.' haar stem was beheerst. Ze wist wat ze deed. 'Jij wordt geen koning, laat dat duidelijk zijn. Ik wordt koningin. En jij staat aan mijn zijde, meer niet. Dus, ik vraag het je nog eens. Wat zie jij, als je naar dit koninkrijk kijkt?'

Hij glimlachte. 'Goed, als je het zo wilt spelen. Ik zie...' hij aarzelde. Staarde in de vlammen. 'Ik zie een plek waar verbetering in gebracht zou kunnen worden. Het is net een overwoekerde tuin. Overal duikt onkruid op, en met onkruid moet je korte metten maken.'

'Waar doel je op, met het woord 'onkruid'?' Ze trok haar wenkbrauw op.

'Magische wezens.'

Even was ze stil.

De vlammen dansten nog steeds, maar voorzichtiger nu. Ze doofden heel langzaam. De bedienden waren de kamer uit gelopen, en nu er niemand weer was om het vuur in leven te houden doofde het net zo snel als een kaars in een storm.

'Weet je wat gevlekte scheerling is, Rudolf?' vroeg ze toen.

Hij fronste. 'Nee.'

'Gevlekte scheerling kan in eerste instantie lijken op onkruid, met witte bloemen en een groen gevlekte steel. Vele onschuldigen hebben het in soepen en knoflook verwerkt, niet wetend wat de gevolgen zouden zijn. Een uur later lagen deze mensen stuiptrekkend op de grond, terwijl hun gezichtsvermogen afnam en speeksel uit hun monden droop. Net zolang tot ze stierven.' ze maakte zich van Rudolf los en stond op. Ze vouwde haar handen over haar jurk en staarde hem aan, haar ogen fonkelend met een emotie die hij niet kon thuisbrengen.

'Dus, Rudolf. Onkruid kan gevaarlijk zijn.' ze draaide zich om, en opende de deur van de ruimte. Even bleef ze staan. 'Zeker als je niet oppast.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top