20. Ontembare woede

Alice duwde zich tegen de muur. Onbewust hield ze haar adem in, toen de soldaten langs haar heen liepen. Ze stond in de schaduwen, en de afwezigheid van licht maakte haar niet meer dan een vaag figuur.

Toen ze er zeker van was dat de soldaten weg waren stapte ze uit de schaduwen. Ze dacht aan de woorden van de mannen.

'Niemand houdt het vol.'

'Zelfs Samuel zal uiteindelijk opgeven.'

Wie was Samuel? Een magiër? Zou de man in de spiegel hier meer van weten?

Vragen raasden door haar hoofd, raakten in elkaar verstrikt, en zochten allemaal naar hun eigen antwoord. Maar er was geen enkel antwoord te vinden.

Er was maar één manier om dat wel te vinden.

Ze moest Samuel vinden. Misschien kon hij haar meer vertellen over magie. Over datgene wat haar vader zo streng verbood.

Ze wilde net de oostvleugel betreden, richting de kerkers, toen ze een akelig bekende stem hoorde.

'Waar ga je heen, Alice?'

Haar nekharen gingen overeind staan. Ze draaide zich om, alleen maar om te zien hoe haar vermoeden werd bevestigd.

Rudolf.

Ze sloot kort haar ogen en dacht aan de woorden van Ryu.

Speel je eigen spel.

Ze forceerde een glimlach en zette een stap in zijn richting. 'Ik wilde even met mijn vader gaan praten. Zoals je misschien al gehoord hebt zijn er wat...' ze pauzeerde even. '...problemen, tussen ons. En ik wil het graag bijleggen.'

Hij knikte. 'Zal ik meelopen?' hij stak zijn arm uit.

Ze haakte haar arm in de zijne, en liet hem de weg leiden, ook al wist zij de weg beter. Het was tenslotte haar huis. Maar Rudolf was dominant, en hij genoot van het idee om haar te begeleiden. En ze wilde hem tevreden stellen. Ze zou iedereen tevreden stellen.

Maar in werkelijkheid...

Ze glimlachte bij de gedachte.

Ze stopten voor de troonzaal. Rudolf knikte haar toe. Ze haatte de manier waarop hij dat deed. Alsof ze een onderdaan was. Alsof ze lager dan hem was.

Ze keek toe hoe de bedienden met enige moeite de loodzware deur van de troonzaal voor haar openden. Ze stapte de zaal in, haar rug recht en haar kin geheven.

De koning zat op zijn troon, omringd door bedienden.

En met een gouden kroon op zijn hoofd.

Hij verdiende die kroon niet.

'Alice.' zei haar vader. Hij nam haar in zich op, zich afvragend wat ze kwam doen.

'Vader.' groette ze hem. 'Ik moet met u praten.'

Hij fronste. 'Ga je gang.' zijn luide, gezaghebbende stem galmde door de troonzaal. 'Spreek.'

'Ik reageerde overdreven, laatst. Het spijt me daarvoor. Ik snap dat ik met Rudolf moet trouwen, en als het in het belang van het koninkrijk is help ik graag.' ze wist haar mondhoeken op te trekken, en de schijn van een glimlach te creëren.

De koning zweeg. Hij staarde haar aan. Zijn duistere ogen zagen er geamuseerd uit, alsof hij ervan genoot dat ze opgaf.

'Ik ben blij dat je zo volwassen bent om in het belang van het koninkrijk te handelen.' hij lachte breed. 'Je hebt nog veel te leren, maar op een dag zul je een goede koningin zijn.'

Ze knikte en boog. 'Bedankt. Als u het niet erg vind, vader, ga ik nu. Ik moet Rudolf het goede nieuws nog brengen.'

Ze draaide zich om en liep de troonzaal uit, zonder op antwoord te wachten, en wandelde met een groeiend gevoel van voldoening door de gangen van het kasteel.

Zij had de controle. En niemand zou dat van haar afnemen.

~*~*~*~*~*~

Mara zette een dampende kop thee voor hen neer. Ze zaten op de vloer, in kleermakerszit, genietend van de warmte in het kleine huis.

'Het is een tijdelijke plek.' zei Mara, terwijl ze peinzend om zich heen keek. Het huis was met behulp van magie gemaakt, had ze eerder verteld. Ze had de takken, die als muren dienden, uit de aarde laten reizen, en de rest van het huis had ze zelf gemaakt, omdat te veel magie duistere wezens aantrok.

'Maar het bevalt me hier wel.' zei ze. Ze ging voor hen op de grond zitten, de dampende mok in haar handen geklemd. 'Geen vervelende buren.' ze grinnikte.

Kat nam een slok thee, en moest haar best doen om niet te kokhalzen. Het smaakte alsof er eikenbladeren in waren gegooid. En gezien het feit dat Mara een Boself was, was de kans groot dat dat ook zo was. Ze zette de beker terug op de tafel. Ook Caelum zette de beker terug, zijn lip opgetrokken van walging. Nox was de enige die de hele beker gulzig leegdronk.

'En de Schimmen dan?' vroeg Kat, toen de vieze smaak enigszins optrok. 'En de Zielenzuigers? Heb je daar geen last van?'

Mara schudde haar hoofd. 'De Schimmen kunnen niet tegen zonlicht. Daarom wonen ze ook in het NachtWoud. Het zijn net spinnen. Ze leven in donkere, vochtige hoekjes.' ze huiverde. 'Maar goed, zoals jullie misschien al wisten ben ik een reiziger. Ik heb vele wezens ontmoet, en sommigen daarvan waren zo vriendelijk om me iets van hun magie te lenen. Mijn lantaarn is gevuld met vuur van een zonnedraak. Dat houdt de Schimmen wel op afstand. En Zielenzuigers leven niet in dit deel van het woud.'

Nox trok een wenkbrauw op. 'Ze leenden je vrijwillig magie?'

Een grijns krulde om haar lippen. 'Zoiets. Maar dat terzijde, ik heb een vraag.'

'Ga je gang.' Caelum knikte haar vriendelijk toe. 'Vragen zijn goed voor de geest.'

Ze nam een slok thee. 'Waarom ik? Ik ben heus niet de sterkste Boself, en al helemaal niet de betrouwbaarste. Waarom zouden jullie mij kiezen voor deze missie?'

Caelum glimlachte. 'Het feit dat je dit hele huis zelf gecreëerd hebt getuigt van je sterke gaven, Mara. En bovendien houden de andere elven niet zo van tovenaars. En al helemaal niet van demonen. Maar jij bent net zo als wij. Jij wilt ook wraak. Je hebt een ontembare woede in je. Ik zie het aan je. Het vlamt in je. Dat maakt je strijdlustig, en sterk. En dat is waarom ik je gekozen heb.' hij hield zijn hoofd schuin. Zijn intelligente ogen staarden haar doordringend aan. 'Ik hoop dat ik hiermee antwoord heb kunnen geven op je vraag.'

Even was ze stil. Toen knikte ze. 'Ja.' een voorzichtig lachje speelde om haar lippen. 'Ja, dat heeft u zeker.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top