02| Deel Twee

Geschreven op 11 november 2018

Hoofdstuk 2

Frustratie. Het enige wat Katherine door haar lijf voelde gieren was frustratie. Een geluk voor haar, want zonder de genoemde afleiding zou de jonge vrouw alleen maar aan het verlies van haar familie denken. Aan hoe haar jongste broertje bruut was doorboord met een zwaard van een man drie keer zo groot als hem.

Aan haar andere broertje, Ektor, die nog schreeuwend het kleine dorpje was rondgerend, elke bewoner geprobeerd had te waarschuwen voor het komende gevaar. Toch had hij niet weten te ontkomen; het was op Katherine haar netvlies geprint hoe hij onderuit was gegooid door een dolk in zijn been. Zijn lijf was opgeraapt en zonder greintje respect over het paard van de Ridder gegooid.

Hoe pijnlijk de herinneringen ook zijn, tranen komen niet bij Katherine. Het verdriet dat zij voelt voor haar verloren familie is een dof gevoel; een gevoel die ze liever niet erkent. Zeker niet wanneer ze is meegenomen door mannen die zichzelf Ridders durven noemen en in een kooi is gestopt als een Heks. Het tonen van zwakte is iets wat zij zich wederom niet kan veroorloven.

Katherine kijkt naar beneden, naar hoe haar polsen bedekt worden door boeien. Ze moet haar kaken op elkaar klemmen om niet aan het nare gevoel te denken die het schurende staal oplevert. De vrouw ziet dan ook al de wonden die het haar aan het opleveren is, en ze kan enkel bidden dat de stoet aan Ridders zo halt zal houden. Hopen op een beetje genade van Heer Thompson.

Alsof God haar heeft gehoord, heft dezelfde Heer zijn hand. De mannen achter hem trekken aan de teugels van hun paarden; enkele met beleid en andere ruw, alsof ze het hoofd van het dier willen verdraaien. Langzaam komen ze tot halt en stappen de meeste meteen af, wetend dat hun leider het bedoelt om rust te houden.

Vol spanning kijkt Katherine om haar heen. Ze probeert elke man die ook maar in de richting van haar gevangenis beweegt, te volgen met haar ogen. Haar benen heeft ze opgetrokken, waardoor ze zich zo klein mogelijk heeft weten te maken. In Katherine's gedachten geeft dit een vertrouwd en veilig gevoel, terwijl ze in werkelijkheid weet dat het haar geen enkele bescherming zal bieden.

Met moeite weet Katherine haar ogen open te houden. De Ridders hebben grotendeels van de nacht doorgereisd, en Katherine had geweigerd in slaap te vallen. Bang dat de mannen gebruik zouden maken van haar kwetsbare staat. Ondertussen is het eerste licht al doorgebroken en merkt Katherine de gevolgen van gemiste slaap.

Ondanks dat Katherine een harde werker is en altijd op het veld werkte met haar mannelijke familieleden, in tegenstelling tot de andere vrouwen van het dorp, heeft haar vader er wel altijd voor gezorgd dat zijn enige dochter voldoende nachtrust kreeg. Iets wat Katherine hem erg dankbaar voor is – was.

'Jij,' spreekt dan een stem vlakbij het oor van Katherine op. Verschrikt slaakt de vrouw een kreetje, sperren haar ogen weer wijd open en kruipt ze snel weg – naar het midden van de kooi. Boos op haar zelf, verstrakt Katherine haar gehele lijf. Alle spieren die zij bezit spant ze aan, klaar om haarzelf te moeten verdedigen. Voor hoe kort dat ook maar zal duren.

Een bulderende lach volgt van Heer Thompson als hij de reactie ziet van zijn nieuwe gevangenen. Lichtelijk schudt hij zijn hoofd en steekt dan zijn sleutel in het slot. Er volgt een klik, die doet kennen dat de tralies open zijn, en trekt dan met het grootste gemak het deurtje open. 'Kom hier,' beveelt hij, met de verwachting dat de dame precies zal doen wat hij haar opdraagt.

Wederom vergist de man zich in Katherine. Ze verroert geen vin en aan haar hele lichaamshouding is te zien dat ze dat ook niet van plan is. Dit doet de man zijn geduld testen, een eigenschap waarvan zijn krijgers weten dat hij niet veel van bezit. 'Ik zei,' begint Heer Thompson hemzelf te herhalen, 'dat je hiermoest komen.'

Zoals te verwachten is, gebeurd er niets. Katherine kijkt hem nu enkel aan en probeert zijn gezichtsuitdrukking te bestuderen in het weinige licht. Voor hoever ze de emoties kan herkennen, ziet het er niet voorspoedig voor haar uit. Katherine slikt hoorbaar en verschuift dan, op haar knieën kruipend, een klein stukje richting de man.

'Verder,' is het enige wat te horen is van Heer Thompson. Nog eens verschuift Katherine maar een klein stukje, waardoor ze op die manier een veilige afstand tussen haar en de Soldaat weet te houden. 'Stop met het spelen van deze spelletjes,' sist de man dan. Hij pakt de ketens vast waar Katherine haar boeien mee verbonden zijn en geeft er ruig een ruk aan.

Katherine valt voorover en komt met een doffe klap op de grond terecht. Gelukkig komt ze niet verkeerd neer en blijven al haar botten heel. Enkel zal ze later last hebben van een aantal blauwe en beurse plekken.

'Dat krijg je ervan,' zegt Heer Thompson. 'Sta op,' beveelt hij haar dan en geeft en klein rukje aan de ketens, ter aanmoediging dat Katherine het meteen zal doen en niet het tafereel van net herhaalt. Gehoorzaam doet Katherine wat haar wordt opgedragen, maar woeste blik van haar kant wordt gegeven aan Heer Thompson.

'Het staat erg onaantrekkelijk zo'n boze blik,' is het antwoord van de Ridder. 'Als ik jou was zou ik maar gehoorzaam zijn, dan krijg je misschiennog wat te eten.' Bij het horen van het woord "eten", maakt Katherine haar maag een beschamend geluid. Haar wangen verkleuren een licht roze en gegeneerd slaat Katherine haar ogen neer.

Het verbaasd Katherine vervolgens dat er geen opmerking over gemaakt wordt en dat Heer Thompson geheel doet alsof hij niets heeft gehoord. Zonder iets te zeggen begint hij te lopen, met de ketens in zijn handen, waardoor Katherine gedwongen is hem te volgen en zijn pas van lopen aan te houden.

Nieuwsgierige blikken van allerlei kanten vormen zich als Heer Thompson samen met de gevangenen naar voren loopt. Katherine voelt de brandende ogen zich door haar rug boren. Ongemakkelijk kijkt ze dan ook naar de grond, lettend op hoe de vodden die schoenen genoemd worden, verder wegslijten door de ruwe weg.

Aangekomen bij het paard van Heer Thompson, stoppen ze met lopen. Hij draait zich naar haar om en bekijkt Katherine van top tot teen. Wederom voelt Katherine zich uiterst ongemakkelijk maar wendt dit keer niet haar blik af. Met minachting in haar ogen blijft ze de Ridder strak aankijken.

De man negeert dit gedrag van zijn gevangenen volledig. 'Ik zal je waarschuwen,' verbreekt hij de stilte tussen hen. 'Je kan weg proberen te rennen, maar ik beloof je; je zal niet ontkomen. Dood staat je niet te wachten, mocht je een poging wagen tot ontsnapping, dat zou te simpel zijn. De gevolgen van jouw acties zullen vele malen erger zijn.'

Met grote ogen kijkt Katherine naar Heer Thompson. Het kleine beetje hoop dat ze had om van haar afwachtende lot te ontkomen, is geheel met de grond gelijk gemaakt. Een verslagen gevoel neemt bezit van de jonge vrouw en het kost haar dan ook grootste moeite om niet door haar benen te zakken.

Ze had het overwogen; proberen te ontsnappen. Katherine, nuchter als ze is, wist ook heel goed dat als ze een poging zou doen, dat ze het niet zou winnen van de Ridders. Het was dan ook haar idee geweest om neergeschoten te worden of één met een zwaard. Op die manier hoefde ze niet alleen verder, zonder haar geliefde familie, en was ze ook verlost van wat haar te wachten staat met deze mannen.

Alsof Heer Thompson haar gedachten kan lezen, schudt hij zijn hoofd. 'Ik vermoedde al dat je iets van plan zou zijn,' geeft hij toe. Hij draait zich om, waardoor hij met zijn rug naar Katherine gekeerd staat, en opent de tas die aan de zadel van zijn paard hangt. Daaruit haalt hij een stuk brood. Heer Thompson scheurt er een stukje van af en overhandigt het vervolgens aan Katherine.

Twijfelend kijkt ze naar het eten in haar hand. Ze heeft honger, haar laatste maal was het vroege en schaarse ontbijt dat ze gisterochtend nog met haar levende familie en vrienden had gedeeld, maar Katherine ziet het aannemen van het eten als een teken van dankbaarheid aan de man. En dat is iets wat ze hem absoluut niet is.

'Ik verhonger nog liever dan dat ik eten van u aanneem.' Met dat gezegd te hebben duwt ze het wittebrood terug in de handen van Heer Thompson. Verwonderd over de strijdlust en de trots van het meisje voor hem, kijkt hij haar aan. 'Wat jij wil,' besluit hij te zeggen en stopt het brood in zijn eigen mond. 'Straks piep je wel anders.' 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top