01| Deel Eén
Geschreven op 3 april 2018
Hoofdstuk 1
'Nee,' sprak ze weer. Haar hoofd hooggehouden, borst en kin vooruit terwijl ze haar rug rechtte. Een aantal pogingen om haar ademhaling weer onder controle te krijgen werden gedaan. Haar handen die achter haar rug zaten vastgebonden, waren ondertussen tot vuisten gebald.
Het verbaasde de Heer, iets wat duidelijk te zien was in zijn donkerbruine ogen. Nog geen enkele keer in zijn jaren van tochten om veroveringen was hij verslagen, laat staan tegen gesproken. Tegen gestribbeld, een dienst geweigerd door een enkel een simpele burger.
Haar lichte, kortgeknipte haren zaten warrig om haar bevuilde gezicht heen. Wallen onder haar ogen van de vermoeidheid, die te danken zijn aan het harde werk op het land. De kledij die ze droeg was versleten en gehavend. Maar ondanks alles, zag Heer Thompson een bepaalde schoonheid in het jonge meisje voor hem zoals hij nog bij geen enkele andere vrouw had gezien.
'Nee?' herhaalde Heer Thompson, zijn stem weergalmde in het kleine houten hutje, wat als huis moest dienen voor deze boeren. Zijn wenkbrauwen trok hij omhoog, zijn lippen nu in een dunne lijn en ogen die de blondine doorboorde. Haar uitdaagde om hem wederom een antwoord te geven waar hij niet van gediend zou zijn.
'Zelfs al zou ik uw tot dienst zijn, uw laten doen wat u wenst, voor mij zal het toch met de dood eindigen. Ik weiger om te sterven zonder een greintje waardigheid. Dan wens ik liever nu te gaan dan later.'
Enkele seconden bleef het stil, waarin Heer Thompson de worden tot zich liet bezinken, en verbak die vervolgens met een bulderende lach.
Frustratie begon door de aderen van Katherine te lopen, gepaard met moeite om een gil van woede in te houden. De pas achttienjarige wist wel beter dan tegen iemand boven haar stand te schreeuwen, zeker in een situatie waarin ze haar nu zelf bevond. Het was al een grootste zonde om de Heer te weigeren, maar Katherine was niet gek. Hoe het ook gewend of gekeerd zal worden, haar leven zou vanavond nog geëindigd worden. Zoals al met de rest van haar familie en dorpsgenoten was gebeurd.
Die gedachten deed tranen verschijnen in de felle groene ogen van de tiener, haar ouders noch haar geliefde vrienden hadden de kans gehad om zichzelf te beschermen tegen krijgers die zichzelf Soldaten van de Grijze Koning noemde. De enige benaming die deze mannen te goeden deed, zou lafaard zijn.
Katherine werd uit haar gedachtegang wakker geschud het moment dat ze realiseerde dat de grote, vol met littekens hand op haar gezicht afging. Haar adem bleef in haar keel stokken maar negeerde het impuls om haar ogen te sluiten. Wat er haar ook stond te gebeuren, er waren twee dingen die ze niet van plan was om te laten gebeuren. Eén was toe te geven aan haar angst, en twee was het de Heer voor haar gemakkelijk te maken.
Heer Thompson streek een plukje haar achter het oor van Katherine en pakte vervolgens haar kin beet, om te voorkomen dat ze haar hoofd zou kunnen afwenden. Er was iets in haar ogen wat hem deed aanspreken en hij kon er maar geen genoeg van krijgen.
'Haal uw vieze hand van mijn gezicht af,' sist Katherine door haar op elkaar geklemde tanden. Verwoed doet ze een poging haar hoofd los te schudden uit de ijzeren greep die Heer Thompson op haar gezicht had gelegd. De man maakt een afkeurend geluid, maar laat tot Katherine haar verbazing, toch los. Zijn handen heft hij in de lucht en doet een stap naar achter.
'Waarom maak je het je zelf nu zo moeilijk, vrouw?' De vraag van de Heer klinkt niet als een boze beschuldiging, maar als oprechte verwondering. Terwijl hij wacht op het antwoord van de jongedame, neemt hij plaats op het krakkemikkige bed van stro.
Katherine daarentegen doet geen aanstalten om hem uit te leggen wat ze er nu van vindt en is alleen maar bezig om zo onopvallend mogelijk de strakke touwen van haar polsen af te krijgen. Een onmogelijke taak voor iemand wiens spierballen zo groot zijn als gekookte eitjes, waarbij de knoop ook nog eens gelegd was door niemand minder dan een sterke – en gevreesde – Ridder.
'Hulp nodig?' Alsof Katherine door de bliksem geraakt is, kijkt ze in de ogen van Heer Thompson. Uiterst verbaasd, haast geschokt, opent ze haar mond om iets te zeggen, maar enkel lucht weet te ontsnappen. 'Z-zei u-?' begon ze haar antwoord, maar echt een kans om de zin af te maken kreeg ze niet.
Heer Thompson duwt zich van het stro, wat bedekt is met een eenvoudig deken gemaakt van schapenwol, en loopt met lome passen naar het schuwe meisje toe. Katherine blijft tegen alle verwachtingen in gewoon stil staan. Haar ogen volgen echter wel scherp elke beweging die de oudere man voor haar maakt.
'Mag ik?' Heer Thompson gebaard naar Katherine haar armen, die achter haar rug vast zitten. Voorzichtig knikt ze en draait met haar rug naar de Ridder toe. De vingertoppen van de man strelen eerst zacht haar half ontblote armen, voordat hij zich naar de polsen toe werkt. Al deze tijd blijft Katherine haar adem ongemerkt in houden.
Zodra het gevoel van een goeie doorbloeding in haar handen weer te voelen is, slaakt ze een zachte zucht. Dat gevoel van opluchting duurt niet lang; resoluut draait Katherine haar om, zodat haar gezicht weer tegen die van Heer Thompson gekeerd is. Voor de zekerheid doet ze ook een aantal stappen naar achter.
De reactie van Heer Thompson is alleen het rollen van zijn ogen en zijn hoofd schudden. 'Waarom?' brengt Katherine uit, waarbij haar ogen kort naar de deur glijden. Als ze snel genoeg is, heeft ze misschien de minuscule kans te ontsnappen aan deze barbaar.
Helaas volgt Heer Thompson haar blik en is het gedaan met de kalme, rustige kant van hem. In één stap staat hij tegen Katherine aangedrukt en heeft hij haar vastgepakt bij haar bovenarmen. Katherine voelt het ontstaan van blauwe plekken, maar geeft geen kink. 'Als ik jou was, zou ik het niet proberen,' fluistert de Heer in haar oor. Hij blijft daarbij net iets langer met zijn mond bij haar oor hangen.
'Buiten wachten mannen die in jaren geen vrouw aangeraakt hebben,' vervolgt Heer Thompson en laat Katherine los, maar duwt haar wel richting het bed. 'En aangezien je koppig "nee" blijft zeggen tegen mij, weet ik niet hoeveel goed je eraan doet om naar buiten te rennen.' Een grijns krult zich om de volle lippen van de man en even heeft Katherine het gevoel dat ze overgeven.
'Waarom maakt u niet gewoon al een eind aan deze ellende?' smeekt Katherine zodra ze op het bed belandt. Haar armen slaat ze beschermend om haar middel heen en doet nog een tevergeefse poging om rechtop te gaan zitten. Heer Thompson is sneller en hangt nu boven haar.
'Een eind maken aan welke ellende?' De grijns van net keert terug op het gebruinde gezicht, waar één lange snee, die helende is, van de onderkant van zijn rechteroog tot zijn kaak loopt. Verder lijken er geen oneffenheden op het hoofd van de Heer te zijn. Iets wat wel een teken moet zijn van uitzonderlijke zwaardkunsten.
De handen van Katherine bevinden zich niet meer om haar eigen middel, maar op de borst van de man boven haar. Met de kracht die ze heeft probeert ze Heer Thompson van haar af te krijgen, een actie wat de Heer doet laten grinniken. 'Je hebt pit, dat moet ik je erkennen.'
Nu weet de kreet van frustratie, woede, te ontsnappen terwijl Katherine voor de laatste keer probeert de man van haar af te duwen. 'Ga van mij af!' brengt ze uit en begint allerlei kanten op te stribbelen. Haar haren vliegen wild in het rond, waardoor haar gezicht bedekt wordt, en Heer Thompson moet meer moeite doen dan bij vorige vrouwen om de jonge vrouw onder hem in bedwang te houden.
'In Godsnaam, vrouw, stop toch met tegenwerken!' Bij hem is nu ook duidelijk de ergernis te horen en het geduld wat Heer Thompson had opgespaard, begint ook op te raken. 'Nee,' snauwt Katherine hem toe en wurmt zich onder hem uit. Met een harde klap valt ze op de koude grond. 'Tot mijn laatste adem blijf ik mij verzetten, dus maak er maar gewoon een eind aan,' voegt ze eraan toe en klimt overeind.
Katherine zit op handen en knieën, de pijn in haar linkerschouder negerend. De aanraking met de grond leverde toch meer schade op dan ze had verwacht. Voor de zoveelste keer deze afgelopen minuten, slaakte Heer Thompson een zucht van ergering. Hij opent zijn mond om een dreigement naar het meisje te roepen, maar wordt gestopt door het kloppen op de deur.
'Thompson?' Klinkt het vanaf de andere kant, waarna het stil blijft. Wachtend op antwoord. 'Binnen,' roept Heer Thompson terug en verdoet geen seconden met het opstaan en het vastgrijpen van Katherine bij haar haren. Op die manier trekt hij haar overeind van de groot, wat gepaard gaat met een verschrikt kreetje van pijn.
Het moment dat Katherine haar blote voeten de grond weer roken en haar nek krampachtig naar achter getrokken wordt, stapt een tweede Ridder de kamer binnen. Zijn mondhoeken trokken omhoog bij het zien van de jonge vrouw naast zijn goede vriend.
'Mijn verontschuldigingen,' begint hij en richt zijn blik daarbij volledig tot Heer Thompson. 'Ik zou je niet komen wezen storen, mocht het niet nodig geweest zijn,' legt hij verder uit. 'Er is woord gekomen dat het niet veilig is om hier te overnachten, de barbaren uit het Westen zitten dichter op onze hielen dan verwacht.'
Bedenkelijk kijkt Heer Thompson om hem heen bij het ontvangen van dit nieuws. Enige twijfel flits kort, maar krachtig, door zijn ogen heen. Ogen die veel verwoesting, brute moorden en pijn hebben moeten zien, het afgelopen decennia. Ogen die al in jaren zijn thuis niet meer hebben gezien.
'Verzamel de mannen,' beveelt de Ridder die de leiding heeft. 'We reizen vanavond nog verder.' De man die net was binnen gestapt knikt gehoorzaam en verlaat dan het hutje. Door het hout heen is het geschreeuw van zijn orders duidelijk te horen. Hoe verder de tijd verstrijkt, hoe meer het geroep van buiten begint te vervagen.
'En wat,' keert Heer Thompson zich tegen Katherine, 'moet ik nu met jou doen?' Zijn wenkbrauwen zijn hoog opgetrokken, het laten lijken alsof hij daadwerkelijk op een antwoord van de jonge vrouw staat te wachten. 'Nou?' gaat hij verder en trekt nog iets harder aan haar blonde haren, 'komt er nog een antwoord?'
Ongeloofwaardig kijkt Katherine in de ogen van Heer Thompson. Hij is toch niet serieus, gaat er vragend in haar hoofd om. Echter, de man is uiterst serieus en weet echt niet wat hij met de jonge dame – van wie haar naam nog steeds onbekend is voor hem – aan moet. Haar achter laten om door de Westermannen gevonden te worden is iets wat hij zijn ergste vijand niet zou toewensen. Haar van het leven beroven was ook niet een optie die bij hem opkwam; er was iets aan dit meisje dat hem intrigeerde.
'Je gaat mee,' besloot hij toen. Hoewel Katherine ervan overtuigt was dat haar ogen niet wijder open konden sperren, werden ze toch nog groter van ultieme verbazing.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top