Hoofdstuk 21
Vandaag is de grote dag waar ik zo lang op heb gewacht.
Nee, grapje.
Vandaag is de grote dag en ik wil me ziek melden. Maar hé, dat kan niet.
'Het kamp wordt zeker weten super leuk en dit mag je voor geen goud missen.' Aldus mijn overenthousiaste moeder. Ik wil iets chagrijnigs terugzeggen, maar herinner me dan opeens dat ze meegeholpen heeft met inpakken. Bovendien weet mijn moeder niet eens dat ik er geen zin in heb. Ze denkt nog steeds dat alles goed gaat en ik er super veel zin heb.
Ze moest eens weten.
Het voordeel is wel dat mijn tassen niet op de fiets mee kunnen, dus mag ik lekker met de auto naar school. Daardoor heb ik nu een halfuur langer kunnen slapen. Wat ik normaal eigenlijk ook doe, maar nu zonder dat ik te laat op school kom. Bovendien moeten we heel vroeg op school zijn om te vertrekken.
Mijn moeder legt de tassen in de achterbak en ik stap in de auto. Onderweg probeer ik zo enthousiast mogelijk te doen en blijkbaar komt het geloofwaardig over, want mijn moeder doet enthousiast mee met het enthousiaste gedoe.
Als we eindelijk op school zijn, zie ik Imke al. Ik zeg mijn moeder gedag en na net iets te veel afscheidszoenen laat mijn moeder me eindelijk gaan. Ik kom levend terug hoor, wilde ik zeggen. Maar ik realiseerde me net op tijd dat als ik vijf dagen met Luke opgescheept zit, ik waarschijnlijk niet meer levend terugkom. Datzelfde geldt voor Imke.
'Heb jij er net zoveel zin in als ik?' Imke komt aanlopen met twee rugzakken en drie reistassen. 'Wat heb jij daar allemaal inzitten?' vraag ik, terwijl ik mijn drie tassen bij de andere tassen leg. 'Ik bedoel, wat moet je met twee rugzakken?'
'Een rugzak voor de handbagage en een rugzak voor mijn make-up. En een reistas voor kleren, een reistas voor mijn luchtbed, slaapzak en dat soort dingen en natuurlijk een reistas voor mijn schoenen.' Imke legt haar tassen ook bij de rest en ik heb medelijden met de mensen die straks de tassen in de bus moeten leggen.
'Hoeveel paar schoenen heb je bij?' Ik ben stiekem best bang voor het antwoord. 'Eh negen,' antwoordt Imke mompelend. Ik besluit maar niet te gaan zuchten, al begrijp ik niet wat je met negen paar schoenen moet tijdens een kamp van vijf dagen.
Als iedereen er is, stappen we met een andere vierde klas de bus in. Gelukkig niet een vijfde klas, want daar zit Luke bij. Imke en ik zitten naast elkaar en als iedereen een plekje heeft gevonden, begint de bus met rijden. We kunnen nu niet meer terug.
De reis duurt een paar uur lang en ik heb eerlijk gezegd geen idee waar we heen gaan. We zijn wel gewaarschuwd voor de lange reis, dus waarschijnlijk is het ergens in het buitenland. Na een paar uur zie ik borden met Franse tekst en even later rijden we een bos in met heuvels. Ik kijk vol bewondering uit het raam, terwijl Imke naast mij in slaap is gevallen.
Frankrijk dus. Of België. Nee, toch Frankrijk, aan de nummerborden te zien.
'Uitstappen, allemaal. We gaan beginnen met de dropping. Jullie bagage wordt met een aparte bus naar het kampterrein gebracht.' Met tegenzin stappen Imke en ik uit de bus. Ondanks het feit dat het herfst is, is de temperatuur warmer dan in september. Er was drieëntwintig graden voorspeld en de bladeren van alle bomen filteren gelukkig de felle zonnestralen.
'Ga allemaal met jullie groepje bij elkaar staan.' Een man met een megafoon staat ons te commanderen, waardoor ik mezelf moet helpen herinneren dat dit een schoolkamp is en niet een strafkamp. Imke en ik gaan staan bij een bordje waar nummer drie staat. Ik ontwijk Lukes blik al hij er ook bij komt staan.
Elk groepje wordt in een apart busje naar een random plek gebracht in het bos en als het goed is zijn daar aanwijzingen om bij het kampterrein te komen. Een paar kinderen in een of ander padvinder-pakje stappen enthousiast in. De rest, waaronder Imke en ik, stappen daarna in.
Het busje heeft geen ramen, waardoor we niet zien waar we heen gaan. Het heeft alleen twee banken. Één aan elke zijkant. Ik ga naast Imke zitten en Luke gaat naast mij zitten. Top.
Het busje komt in beweging en bij elke hobbel, voel ik Lukes lichaam tegen de mijne. Als ik niet boos op hem was, zou het me niet zo irriteren. Nu hoop ik gewoon dat we snel bij de plek zijn.
Eindelijk is het busje tot stilstand gekomen en kunnen we uitstappen. Er is gelukkig niemand wagenziek geworden, anders was ik uit het busje gesprongen en was ik naar huis gerend. Ook ben ik nu eindelijk af van Luke. We zitten nog steeds samen in een groepje, maar er zit nu wel meer dan twee centimeter ruimte tussen ons.
'Succes ermee.' Na die woorden stapt de chauffeur in en rijdt het busje weg, totdat het enkel een stip aan de horizon is. Een paar meiden beginnen nu al met kreten zoals: 'Nee, mijn schoenen worden vies!' Of: 'Laat hij ons hier nou gewoon achter?' Ja, dat is wel de bedoeling van een dropping.
'Oké, jongens. Deze kant op!' Robin, een jongen in een padvinder-pak loopt voorop. Een beetje geïrriteerd door zijn irritante stem loop ik hem achteraan. Waarschijnlijk wil iedereen wel een opmerking over hem maken, maar hij kan nog goed van pas komen bij deze dropping.
Ik slenter samen met Imke een beetje achter de rest aan. Mijn benen doen al snel pijn. Ik haat lopen. 'Hoelang zijn we al onderweg?' vraag ik. Ik heb dorst, ik verlang naar een douche en ik wil naar huis. Help. 'Ongeveer een kwartier,' zegt Robin, terwijl hij naar zijn horloge, met een diameter van twee meter en een ingebouwd kompas, kijkt.
Een kwartier? Dat kan niet. Dan moeten we nog heel lang.
'Eh, jongens. We kunnen hier twee kanten op.' Robin staat opeens stil en een beetje verbaasd kijkt iedereen hem aan. Hij was zo'n handige TomTom. 'Het pijltje wijst naar het midden. Dus ik weet niet welke kant we op moeten.'
Zuchtend komt iedereen wat dichterbij, om ook een keer iets te doen. De pijl wijst inderdaad naar het midden. Naar een boom om precies te zijn. In de verte hoor ik geluiden van plonzend water en stemmen. Ik weet echter niet waar het geluid vandaan komt.
'Ik weet het!' Robin begint opgewonden te springen en zijn uitpuilende rugzak gaat op en neer. Raar kind. 'De pijl wijst naar de boom. De takken van de boom wijzen naar rechts, dus we moeten naar rechts!' Robin heeft het gezicht van een kind dat eindelijk kan lezen, alleen door zijn kleding ziet hij er op hetzelfde moment ook uit als vijftig.
Ik wil met de rest weer achter onze levende TomTom aanlopen, als ik de geluiden weer hoor. Dit keer is het duidelijk dat ze van links komen. 'Stop!' roep ik. Een paar kinderen draaien zich geïrriteerd om. 'We moeten naar links.'
Robin kijkt me met samengeknepen ogen aan. 'Hoe weet je dat zo zeker?' Een paar kinderen kijken me vragend maar geërgerd aan. Natuurlijk geloven ze eerder een padvinder dan dat ze mij geloven. 'De geluiden kwamen van links.' Ik praat nu wat zachter, omdat ik nu zelf hoor hoe dom dit klinkt.
De meesten draaien zich weer om om achter Robin aan te lopen. Een beetje paniekerig kijk ik ze na. Ik weet heel zeker dat we naar links moeten. De pijl is vast door de wind wat gedraaid.
'Wacht, ik hoor het ook!' Een beetje verbaasd kijk ik naar Luke. Luke? 'We moeten naar links. Emma heeft gelijk,' zegt hij vastberaden. Ik weet niet of dit een poging is om mij weer aan het praten te krijgen of dat hij het echt hoorde, maar dit is wel een kans om de vernedering van net recht te zetten.
'Echt waar?' vraag ik. 'Ja, wacht. Ik hoor weer iets.' Ik houd mijn adem in en hoor ook stemmen van links.
'Ik hoor het ook,' zegt Roy, een jongen in ons groepje. 'Ja, ik ook.' Steeds meer mensen horen het nu gelukkig ook. Luke glimlacht naar me en ondanks alle problemen die we hebben gehad, glimlach ik terug. Robin loopt met een nors gezicht achter Luke, mij en de rest aan.
'Goed gedaan, hoor.' Luke loopt naast mij voorop. Ik weet niet of het komt door de frisse lucht die me rustiger maakt, of de glimlach net, maar ik krijg het voor elkaar om even de problemen te vergeten en weer te praten met Luke. En niet over onze problemen, maar een echt leuk gesprek.
De tijd vliegt voorbij en ik voel me vrolijker dan ooit als we eindelijk bij het kampterrein aankomen. We zijn als vierde aangekomen en ik zie al wat mensen zwemmen in het meer, terwijl de padvinders proberen een tent op te zetten. Imke heeft een tweepersoonstent meegenomen voor haar en mij.
Nu het moment is gekomen dat we tent moeten opzetten, voel ik toch hoe moe ik ben van de reis. Maar als we nu de tent opzetten, kunnen we straks nog even zwemmen voor het eten. Ik kijk op mijn horloge. Kwart voor vijf. Moet lukken.
'Heb je een gebruiksaanwijzing of zo, want ik heb nog nooit een tent opgezet.' Ik kijk een beetje moedeloos naar alle buigbare stokken en een soort zeil wat straks een tent moet worden. 'Nee, maar ik weet hoe dit moet.' Imke pakt al enthousiast wat random stokken en zegt iets over een binnentent en een buitentent, terwijl ik mijn ogen niet van Luke kan afhouden, die ondertussen zijn shirt heeft uitgetrokken en in het meer is gesprongen.
__________________________________________________________________________________
Ik haat kamperen groetjes
(Ik hou wel van de natuur)
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top