Hoofdstuk 20
Ik fiets chagrijnig naar huis. In een groepje met Luke. Super. Samen doen met de dropping, samen doen met de andere activiteiten. Leuk. Ik heb er echt zin in.
'Hoi, lieverd alles goed?' Mijn moeder zit aan de keukentafel met twee koppen thee. De koekjestrommel ligt ook op tafel. Ik ga naast mijn moeder zitten aan tafel. 'Ja, hoor. Ik zit in een groepje met Imke. Voor kamp.' En met Luke, maar dat zeg ik er niet bij.
'Oh, wat leuk!' Ik knik en prop een koekje in mijn mond. Mijn moeder zegt een tijdje niks en we drinken zwijgend onze thee op. 'Oh ja, bijna vergeten te zeggen. De boeken in de boekenwinkel hebben dertig tot zeventig procent korting. Ik dacht misschien vind je het wel leuk om even te kijken.'
Mijn gezicht klaart meteen op. Naar de boekenwinkel is niet zo'n slecht plan. Even iets leuks doen. Bovendien is korting altijd goed. Ik drink snel de rest van mijn thee op en trek dan weer mijn jas aan. 'Doei, mam,' roep ik voordat ik de deur achter mij dichttrek en richting de boekenwinkel fiets.
In de boekenwinkel is het drukker dan normaal. Tot mijn verbazing zijn er ook kinderen van mijn school. Ik dacht dat die nog nooit een boek hadden aangeraakt. Ik loop langs de rekken en lees wat flapteksten.
'Hé, jou heb ik ook allang niet meer gezien.' Ik draai me met een ruk om en kijk tegen een grijnzende Jesper aan. Van schrik laat ik een boek vallen. Jesper raapt het boek meteen op en geeft het aan mij. Onze vingers raken elkaar even en ik kijk snel naar onder, zodat hij de blos op mijn wangen niet kan zien. Wat cliché.
'Zullen we wat gaan drinken?' Ik weet even niet wat ik moet zeggen. We hebben elkaar net begroet en hij begint al meteen over "samen iets drinken".
'Ik eh ik ben eigenlijk een boek aan het eh zoeken.'
'Je hebt er toch al twee.' Ik kijk naar de twee boeken in mijn hand. Meer kan ik er waarschijnlijk niet betalen. Zelfs niet met korting. Ik moet echt minder eten kopen.
'J-ja klopt,' zeg ik. Oké, waarom stotter ik? Ik ben toch geen brugklasser. Jesper is ook gewoon een jongen. Nou ja, gewoon een jongen... Eigenlijk een best wel leuke jongen.
Oké. Nee. Dat heb ik nooit gezegd.
Ik dàcht het alleen...
'Oké, weet je wat? Ik betaal jouw boeken als jij meegaat. Deal?'
Wacht, wat? Hij wil deze boeken voor mij betalen? Graag zelfs. Maar samen iets drinken? Niet zo graag. Ik ga liever naar huis. Dit gaat alleen maar voor meer problemen en verwarring zorgen. Toch knik ik. Ik weet niet eens waarom. Ik heb geen controle over mezelf.
Jesper glimlacht - zo mooi - en loopt met mijn boeken naar de kassa. Ik volg hem zonder iets te zeggen, bang dat hij zich omdraait en mijn tomatengezicht ziet. 'Bedankt,' zeg ik als hij de betaalde boeken weer aan mij geeft. 'Jij bedankt dat je meegaat.' Jesper knipoogt.
We lopen het café binnen waar we de eerste keer dat we afspraken ook zaten. Herinneringen komen naar boven. Herinneringen van leuke gesprekken. Misschien toch niet zo'n slecht idee om mee te gaan.
Jesper bestelt twee cola's en ik ga alvast zitten aan het tafeltje bij het raam. De verwarming voelt fijn aan bij mijn koude benen. Mijn boeken zitten in een rugzak, die ik van thuis heb meegenomen, naast mijn stoel. De boeken waren samen tweeëntwintig euro. Ik ben toch wel blij dat Jesper ze heeft betaald.
'Alsjeblieft.' Jesper zet een glas cola voor mijn neus en neemt plaats op de stoel tegenover mij. 'Dank je,' zeg ik. Hij zet weer z'n lieve glimlach op en ik neem snel een slok van mijn koude cola om niet te smelten. Even later komt de ober met twee stukken gebak. Ik kijk Jesper verbaasd aan. Iets gaan drinken. Right.
'Emma,' begint hij opeens. 'Heel eerlijk. Ben je boos op mij?' Ik stik bijna in mijn stuk gebak en neem snel een slok van mijn cola. Jesper blijft me aan kijken en ik neem nog een grote slok om wat tijd te rekken. 'Nee, hoe kom je erbij?' Ik erger me aan mijn opeens opgewekte toon.
'Je reageerde niet meer tijdens het telefoongesprek en je reageert niet meer op mijn berichtjes.' Ik zucht en weet niet wat ik moet zeggen. Ik ben niet boos (en nee, ook niet teleurgesteld), ik ben in de war. 'Nee,' zeg ik zachtjes. 'Ik ben niet boos.'
'Je bent in de war,' zegt Jesper, alsof hij een of andere psycholoog is. Kan hij gedachten lezen of zo? 'Ik zie het aan je,' vervolgt hij als hij mijn verbaasde gezichtsuitdrukking ziet. Hij heeft wel gelijk, dus ik knik maar.
'Maakt niet uit hoor.' Jesper kijkt me weer heel lief aan, waardoor mijn gevoelens nog ingewikkelder worden. Hij zou toch geen goede psycholoog zijn. Ik eet zwijgend de rest van mijn gebakje op.
'We kunnen ook even gaan wandelen. Misschien dat je dan wat rustiger wordt.' Ik knik instemmend. Niet zo'n slecht plan. Ik pak mijn jas en mijn rugzak met boeken. Jesper betaalt nog snel de cola en de gebakjes en dan lopen we samen het café uit.
Ondanks de koude herfstwind heb ik het niet koud. Integendeel, ik zou zo de rits van mijn jas open willen doen. Maar dat ziet er een beetje raar uit in de herfst. Jesper loopt zo dicht naast me dat onze schouders elkaar soms raken waardoor ik overal kippenvel krijg. Jesper merkt het en slaat een arm om mij heen. 'Het is ook zo koud,' zegt hij.
Ja, koud.
Ik krijg het nog warmer dan ik al had en tegen mijn verstand in zeg ik niks en hoop ik dat hij zijn arm niet van me af zal halen. Een tijdje blijven we zwijgend lopen, maar na een paar minuten praten we over verschillende dingen. Ik voel me steeds meer op m'n gemak en geniet van dit rustige moment.
Als we weer bij de boekenwinkel zijn, waar mijn fiets staat, moet ik toch weer aan Luke denken. Ik denk dat hij het recht heeft om te weten wie Jesper is. Bovendien hebben Jesper en ik niks. Misschien moet ik het daarom gewoon doen.
Ik zeg Jesper gedag en stap dan op mijn fiets. Zodra de koude wind recht in mijn gezicht blaast, is het warme gevoel verdwenen. Ik zet de kraag van mijn jas wat meer omhoog en trap stevig door. In de verte zie ik donkere wolken naderen. Overal stappen mensen gehaast in de auto. Waarschijnlijk mist iedereen net als ik de zomer.
Als ik langs de supermarkt fiets, zie ik Luke met een boodschappentas lopen. Hij staat stil bij zijn fiets en rommelt wat met zijn sleutel.
Ik zou het eigenlijk nu moeten doen. Ik kan nu vertellen wie Jesper is. Voordat het straks uit de hand loopt. Hij heeft er het recht op en ik heb niks met Jesper. Zo erg zal het niet zijn. Hoop ik.
Aarzelend loop ik naar Luke toe, die hardop vloekend zijn sleutel in zijn slot probeert te krijgen. Hij staat met zijn rug naar mij toe gekeerd, dus hij kan me niet zien aanlopen. Ik wil hem net gaan roepen als hij opeens zijn telefoon pakt. Hij wordt gebeld.
'Hé, Iris. Hoe is het?' hoor ik hem zeggen. Ik blijf abrupt staan. Luke zegt nog iets, maar praat nu wat zachter zodat ik het niet kan verstaan. Misschien moet ik weggaan. Hij heeft me nog niet gezien. Bovendien was dit een slecht plan. Alsof dingen makkelijker zouden worden als ik zou zeggen wie Jesper is. Wat zou ik eigenlijk moeten zeggen? Gewoon een jongen, maar ik weet niet of ik hem leuk vind. Zoiets? Ik heb er niet eens over nagedacht.
Ik draai me om en loop zo snel mogelijk naar mijn fiets. Als ik op mijn fiets stap draai ik me nog een keer om. Luke kijkt mijn kant op, maar ik weet niet of hij mij ziet. Snel fiets ik naar huis en laat me thuis op de bank ploffen.
Waar was ik mee bezig? Dacht ik nou echt dat ik even normaal kon praten met hem? Ik weet nog steeds niet wie Iris is en hij zou het ook echt niet vertellen. Maar het is niet alleen dat. Die blik in zijn ogen toen hij zich omdraaide. Zo verdrietig en gebroken. Ik kon het hem niet vertellen.
Ik wil hem geen pijn doen.
__________________________________________________________________________________
IK HEB KAARTJES VOOR HET CONCERT VAN THOMAS AZIER EN NIEMAND KENT HEM, BUT I DON'T CARE, IK BEN BLIJ! (Het is die gast in het filmpje aan het begin van het hoofdstuk. Het heeft ook niet echt iets met het hoofdstuk te maken, maar ik liet mijn innerlijke fangirl even gaan.)
En woensdag wordt het faaaacking warm en dat maakt me blij :)
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top