Hoofdstuk 15
Aarzelend sta ik voor de deur van Jespers huis. Mijn hand gaat de hele tijd naar de bel en weer terug. Is dit wel zo'n goed idee? Ik heb hem pas één keer echt goed gesproken en nu sta ik voor zijn huis. Is dit wel het goede adres? Ik open het berichtje voor de honderdste keer. Brandsestraat 1c. Dat is toch echt hier.
Mijn hand gaat weet richting de deurbel, maar het lukt gewoon niet om die bel in te drukken. Iets weerhoudt me ervan. Maar wat? Is het Luke? Is het omdat ik pas één keer met Jesper heb gesproken? Nou ja, twee keer eigenlijk. Maar die keer in de supermarkt tel ik niet mee.
Waarschijnlijk gaat het om het tweede. Ik besef nu pas hoe dom dit is. Ten eerste ken ik hem helemaal niet goed en ten tweede heb ik problemen met mijn vriendje. Straks ga ik er nog over praten. En dat moet ik niet hebben. Misschien krijg ik nog gevoelens voor hem. Als een soort bevlieging door liefdesverdriet. Niet dat ik liefdesverdriet heb. Ik haat Luke. Niet heel erg, maar wel een beetje. Ik hou ook van hem. Maar toch...
Ik wil net omdraaien en weglopen, als de deur opeens opengaat. Jesper staat in de deuropening. Hij leunt nonchalant tegen de muur en kijkt me met een brede grijns aan. Het bovenste knoopje van zijn blouse staat open, wat me op een of andere manier heel erg irriteert. Ik probeer die autistische gedachte opzij te zetten en maar gewoon te besluiten dat het ook wel sexy is.
Sorry, Luke.
'Je mag de volgende keer wel gewoon aanbellen hoor.' Jespers grijns wordt breder en hij knipoogt. Ik voel dat ik rood word en kijk snel naar de grond. Maar volgens mij heeft Jesper het al gezien, want ik hoor hem grinniken. 'Kom binnen,' zegt hij.
Ik loop aarzelend naar binnen. Het is een stuk warmer dan buiten. Dat verklaart waarschijnlijk het losse knoopje. Ik hang mijn jas aan de kleine kapstok en kijk om me heen. De gang is niet heel groot, maar ook niet klein. Aan het einde van de gang is een houten trap en aan de rechterkant is een deur. Naast de deur staat een tafeltje met een foto van Jesper en zijn ouders. Geen broertjes of zusjes dus.
'Kom maar mee.' Jesper loopt voor mij uit de deur door. Ik volg hem de klassieke woonkamer in. Vanuit de keuken dringt de geur van groentesoep mijn neus in. Ik hoor iets vallen en gevloek vanuit de keuken. Jesper ziet mijn geschrokken gezichtsuitdrukking en lacht even.
'Ja, dat is mijn moeder,' verontschuldigt hij zich. 'Ik stel je wel even aan haar voor.'
We lopen samen naar de keuken, die met een muur gescheiden is van de woonkamer. In de keuken staat een vrouw met een zachte gezichtsuitdrukking en een wipneus bij de oven. Aan de andere kant ligt een pan op de grond. De vrouw kijkt mij even aan en lacht dan vriendelijk.
'Mam, dit is Emma,' zegt Jesper.
'Hoi, Emma. Mijn naam is Marleen. Sorry van de rommel hier. Ik ben niet zo ervaren met groentesoep.' Marleen begint uitbundig te lachen om haar eigen opmerking en er verschijnt spontaan een glimlach op mijn gezicht. Jesper heeft een aardige moeder.
Ik stel mezelf nog even voor en dan neemt Jesper mij mee naar boven.
Boven loopt hij naar de middelste deur, wat hoogstwaarschijnlijk zijn slaapkamerdeur is. Ik loop achter hem aan, naar binnen. Zijn kamer is opgeruimd, netjes en geordend. Iets wat je niet van mijn kamer kunt zeggen. Zijn bed staat tegen zijn raam aan en in de boekenkast aan de andere kant staan al zijn boeken en schriftjes netjes bij elkaar.
Jesper ploft neer op zijn bed en klopt naast hem, als teken dat ik naast hem kan zitten. Aarzelend ga ik naast hem zitten. Hij draait zich wat meer naar mij toe, waardoor zijn been nu mijn been raakt. In eerste instantie wil ik mijn been wegtrekken, maar ik kan niet ontkennen dat ik het ook wel fijn vind.
'Hoe was je schooldag?' vraagt Jesper. Mijn gedachten gaan automatisch naar Luke. Waarom weet ik niet. Oké, misschien omdat we op dezelfde school zitten. Voor de rest kan ik niet meer normaal communiceren met een goede vriendin en slaap ik slechter. Waarom ben ik hier ook alweer? Omdat ik hopeloos ben? Waarschijnlijk wel.
Ik dwing mezelf Jesper aan te kijken. Ik wil niet laten merken dat er iets is. Straks krijgt hij nog medelijden. Oké, ik moet toegeven, ik zou niets liever willen dan een troostende arm om me heen. Maar niet van een random jongen die ik in de supermarkt heb ontmoet. Al ziet hij er wel goed uit. Nee. Het gaat niet goed tussen Luke en mij, maar ik ga ook niet gelijk als een hulpeloos kind troost zoeken bij een andere jongen.
'Ja, wel oké,' zeg ik met een geforceerde glimlach. Jesper lacht niet terug, maar kijkt met een bezorgde blik in mijn ogen. Als hij nog langer zo blijft kijken, verdrink ik in zijn ogen.
'Er is iets,' zegt hij. 'Ik zie het aan je.' Jesper legt een hand op mijn been. Een warm gevoel verspreid zich vanuit mijn been door mijn hele lichaam en mijn hart begint sneller te kloppen. Ik moet hier weg. Nu. Maar mijn gevoelens zijn sterker dan mijn verstand en ik blijf zitten.
Jesper schuift nog wat dichter naar mij toe. Zijn gezicht is nu heel dicht bij die van mij en ik voel zijn ademhaling bij mijn gezicht. Mijn ogen vullen zich met tranen. Waarom ben ik niet gewoon naar huis gegaan na school? Waarom ben ik met mijn domme kop hierheen gegaan? Ik had het ook wel overleefd met een bak ijs in plaats van een jongen.
Ik kijk naar mijn schoenen, waardoor er een pluk haar voor mijn gezicht valt. Vrijwel meteen strijkt Jesper de pluk uit mijn gezicht. Ik voel mezelf rood worden wanneer zijn vingers mijn gezicht even raken. Ik wend mijn gezicht weer naar Jesper. Hij heeft mijn tranen nu toch al gezien.
'Je hoeft niks te zeggen, hoor.' Jesper kijkt me aan met een lieve blik. Ik probeer de tranen te stoppen, maar het lukt niet. Ik voel dat er een arm om mee heen geslagen wordt. Mijn hart begint nog sneller te kloppen en ik kan niet meer helder denken. Het word me allemaal te veel.
In een waas zie ik Jespers gezicht dichterbij komen en voel ik mijn ademhaling versnellen. Even is er alleen dat moment. Zijn ademhaling, het kloppen van mijn hart. Een gevoel van verdriet, angst en verlangen. Zo veel gevoelens in één keer. Het liefst wil ik alles vergeten en voor ik het weet zoenen we. Het gevoel van verlangen wordt groter en ik sla mijn armen om hem heen. Mijn tranen stromen nog steeds door en ik kan het niet stoppen.
Wat ben ik aan het doen? Ik ben aan het zoenen met de jongen van de supermarkt. Ik heb me aan mijn gevoelens overgegeven en niet mijn verstand gebruikt. Ik moet stoppen. Nu. Maar ik wil hier blijven. Aan niks denken. Ik wil-
Ik sta abrupt op zet een stap naar achteren. Jesper kijkt me verbaasd aan. Ik durf hem niet aan te kijken. Opeens voel ik me heel duizelig en moe. Ik laat me weer op het bed zakken, dit keer een meter afstand van Jesper.
'Sorry,' hoor ik hem zeggen.
Ik durf hem nog steeds niet aan te kijken. Ik zeg niks en speel met het elastiekje om mijn pols. Het lijkt een eeuwigheid te duren en de stilte is ondraaglijk. Waar ben ik aan begonnen? Ik wil naar huis.
'Je hebt een vriendje, hè?' vraagt Jesper uiteindelijk. Ik kijk hem vanonder mijn haar aan. Mijn tranen zijn inmiddels opgedroogd.
'Ja,' fluister ik. 'Nou ja, ook weer niet. Het is... ingewikkeld.' Ik sta op en pak mijn tas. 'Sorry.'
Zonder hem aan te kijken loop ik zijn kamer uit, de trap af. Ik pak mijn jas en gelukkig loopt Jesper mij niet achterna.
Ik open de voordeur en adem de frisse lucht in. Het benauwde, verstikkende gevoel ebt langzaam weg. Ik stap op mijn fiets en zonder te weten waar ik naartoe ga, trap ik zo hard mogelijk op mijn trappers. Ik ben nog nooit zo in de war geweest.
In het park smijt ik mijn fiets woest tegen een boom. Ik weet niet eens waarom, want ik ben helemaal niet boos. Ook niet verdrietig. Ik voel helemaal niks. Ik laat me zakken op een bankje. Het bankje van Luke en mij... Opeens mis ik hem. Maar ik weet dat ik niet hem mis, maar onze herinneringen. Samen in het park, onze eindeloze gesprekken, ijsjes eten...
In de verte zie ik kinderen samen rondrennen. Ze lachen, vallen, staan op en lachen weer. Zorgeloos en vrij. Een gevoel van eenzaamheid overvalt me. Twee jongens vinden mij blijkbaar leuk en ik voel me eenzamer dan ooit. Alleen omdat ik hulpeloos en zielig ben. Ben ik nou echt zo laag gezakt? Dat ik mijn verdriet weg probeer te denken bij Jesper?
Ik voel de tranen weer komen. Zo rollen langs mijn wangen uiteindelijk op mijn broek, waar ze donkere vlekjes achterlaten. Ik trek mijn benen op en leg mijn gezicht op mijn knieën. Rillend laat ik mezelf gaan. Huilend, zonder ook maar enig geluid te maken, op een bankje in het park.
__________________________________________________________________________________
Snik, snik. Misschien niet zo'n vrolijk hoofdstuk voor een feestdag. Maar, ja. Fijne paasdagen! ❤️💫🐣
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top