17. Hallo! Jij gaat heel veel pijn lijden!
Ik sta met mijn rug tegen de toiletmuur aan. Ik hoef deze Dooddoeners alleen maar even ophouden, dan lossen de leraren en Perkamentus de rest wel op.
Jammer dat de deur naar de uitgang tegenover me is. Oh, en dat er zo'n zes Dooddoeners voor staan.
Als dat niet zo was geweest was ik de deur uitgerend en was ik ontsnapt aan een mogelijke dood of gevangenname.
"Expelliarmus!" roep ik, waarna er een toverstok door het toilet vliegt.
Zenuwachtig wacht ik tot de Dooddoeners iets doen gaan, maar het enige wat ze doen is naar elkaar grijnzen.
"Zenuwachtig Harper?" vraagt een van hen.
Ik antwoord niet en blijf met toverstok voor me uit gestoken voor hen staan.
"Een euro voor je gedachten Harper," zegt een ander. "Kijken of je wat zinnigs kan zeggen."
Ik snuif. "Alsof jij dat wel kan. Verbaas me eens: zeg iets intelligents."
"Je bent in de minderheid Harper," zegt hij boos. "Geef je over."
Ik glimlach liefjes naar hem. "Ja, het is niet helemaal eerlijk hè? Ik zal voorzichtig met jullie omgaan."
"Incendio!" schreeuwt een van de Dooddoeners.
"Protego!" roep ik terug. "Nox!"
Het werd pikkedonker in het toilet. De Dooddoeners slaken geschrokken kreten.
"Pak haar!" roept iemand.
Ik ren rechtdoor, naar de deur.
"Colloportus!" roept een Dooddoener.
Ik heb geen idee wat die betovering doet, maar ik werd er niet door geraakt, dus boeide het me niet. Ook bereikte ik op dat moment de deur.
Een paar Dooddoeners hebben intussen 'lumos' gebruikt om wat te zien en komen mijn kant op, dus ik moet opschieten.
Ik trek eraan, maar hij ging niet open.
"Alohomora," fluister ik, waarna ik de deur weer probeer te openen.
Geen beweging in te krijgen. Ik duw en trek uit alle macht, fluisterde nog een paar keer 'alohomora', maar hij deed niks.
Dan maar brute middelen.
"Reducto," zeg ik. Er klonk een explosie, maar de deur week niet.
Dan word ik van achteren gegrepen.
Ik schop mijn belager van me af en roep: "Bombarda!"
Weer een explosie - iets harder dit keer, waardoor mijn haren naar achteren zwiepten en mijn uniform wapperde - maar toen ik 'lumos' deed en naar de deur keek was die er gewoon nog.
Ik fluister 'nox' om mijn toverstok te doven, gooi nog een aantal keer 'stupefy' naar de Dooddoeners achter me en zet me schrap.
"Bombarda maxima!" roep ik.
Meteen word ik naar achteren geblazen, waardoor ik mijn toverstok verloor en recht in de armen van een Dooddoener vloog, die niet van plan leek te zijn me snel te laten gaan.
"Ik heb haar!" roept ze.
Ik schop en sla alle kanten op, maar de Dooddoener hield me stevig vast.
"Crucio!"
Enorme pijnscheuten schieten door mijn lichaam heen, waardoor ik het op een gillen zet. Ik ben iets te vaak met deze spreuk geraakt voor mijn gevoel.
Ik schop naar degene die mijn voeten vastpakte.
"Crucio!"
En weer slaan de pijnscheuten toe. Ik gil tot mijn stem zo schor als wat is en schop om me heen, wat nog een paar keer 'crucio' en nog meer gegil uit mijn keel opleverde.
"Snel!" sist een van de andere Dooddoeners. "Ze staan voor de deur. Als ze hem nog een paar keer bombarderen breken ze erdoor, ik weet het zeker."
"Crucio!" roept een andere Dooddoener, die mijn gespartel weer op had gemerkt.
Ik gil weer, tot het wegebt in gepiep.
"Stil," zegt de Dooddoener die me vasthoudt terwijl ze een doek voor mijn mond bindt.
"Ik denk dat ze die laatste gil sowieso gehoord hebben," zegt een ander.
"Ach joh, dan zijn ze alleen maar bezorgder. Zeg, zullen we wat bloed voor ze achterlaten? Dat zal Perkamentus pas laten schrikken," zegt weer een ander.
"Niet nu Furgus! We hebben helemaal geen tijd voor jouw bloeddorstige spelletjes," zegt de Dooddoener die me vasthoudt terwijl een andere Dooddoener pogingen doet om mijn benen vast te binden.
Ik schop naar hem en raak hem recht op zijn neus, waar met een krak bloed uit begint te druppelen.
"Godver!" vloekt de Dooddoener. "Crucio!"
Ik kan niet gillen met die monddoek, maar er ontsnapten wel wat gillende geluiden mijn keel.
"Iemand sla haar bewusteloos," zegt de Dooddoener bij de pijp.
Jenny komt door de deur heen gezweefd. "Audrey!"
"Nu!" beveelt de Dooddoener bij de pijp, waarna hij een spreuk naar die arme Jenny gooit.
Met een gil gaat ze de deur weer door, waardoor de spreuk de deur raakte.
Dan komt er een harde vuistslag tegen mijn hoofd aan en verschijnen er sterretjes voor mijn ogen.
Ik proef bloed in mijn mond. Hm, waarschijnlijk beet ik in mijn wang en is die open gegaan.
"Harder," zegt de Dooddoener die me vasthoudt, waarna er voor een tweede keer een sterrenhemel voor mijn ogen verschijnt.
Ik kreun. Auw.
"Nog harder," beveelt de Dooddoener, maar haar stem is aan het vervagen, net als de wereld om me heen.
"Dat wordt een flinke blauwe plek dan," mompelt een andere Dooddoener, die voor een derde keer zijn vuist of wat dan ook tegen mijn hoofd aan zwiept.
Dan verlies ik het bewustzijn.
Ik schrik wakker door een plens water die over me heen werd gegooid.
Sputterend knipper ik met mijn ogen.
"Aguamenti!" roept een vaag bekende stem.
Een tweede plens water raakt me. Ik begin heel hard te hoesten.
"Ze is wakker," zegt een andere stem droog.
"Weet je het zeker? Ik kan het zo nog een keer doen hoor," zegt de eerste stem.
"Nee Furgus, dat hoeft niet."
Oh ja, de bloeddorstige Furgus. Fijn. Heel fijn.
Ik richt mijn hoofd op. Mijn handen zitten vastgebonden aan iets wat verdacht veel op een stoel lijkt, want het is hout dat ik onder mijn vingertoppen voel. Mijn voeten zitten aan de twee stoelpoten vastgebonden en tintelden een beetje zoals een slapend been tintelt. De touwen zitten iets te strak dus.
Fijn, vastgebonden in een donkere ruimte met Dooddoeners om me heen. En hoe wil je hieruit gaan komen?
"Hallo Harper." De Dooddoener voor me grijnst.
Ze heeft een krullende bos rood haar en felgroene ogen. Op haar wangen zitten sproeten en haar oren stonden een klein beetje van haar hoofd af.
"Lekker geslapen?" vraagt Furgus.
Ik grom. Mijn haren druipen en het water stroomt via mijn nek op een zeer irritante kriebel-manier naar mijn rug toe, wat voor kippenvel op mijn rug en armen zorgde.
"Het zal wel niet," Furgus grinnikt. "Het maakt ook niet uit."
"Furgus!" roept de vrouw streng. "Straks mag je je gang gaan, maar voor nu moeten we enkel even met Harper praten."
Furgus' grijns verdwijnt en maakt plaats voor een nors gezicht. "Ja Maria."
"Dankjewel," zegt Maria, waarna ze zich op mij richt.
Ik kijk chagrijnig terug. Ik heb het koud, ben gevangen genomen door mijn minst favoriete personen en wil hier weg.
"Ik snap nog steeds niet helemaal waarom onze baas je in leven wilt houden," zegt Maria, terwijl ze haar lange nagels bestudeert. "Maar dat betekent niet dat we je niet mogen pijnigen. Zolang je in leven blijft is de baas tevreden, en kan Furgus zijn pleziertje hebben."
Furgus grijnst op een gestoorde manier. Als ik niet al kippenvel had, had ik dat nu wel gekregen.
"Maar hij zal even moeten wachten." Maria kijkt me koel aan. "Eerst ben ik."
Ze gaat op haar hurken voor me zitten, zodat we op ooghoogte van elkaar zitten. Zo blijft ze me een paar seconden aanstaren, om me te intimideren denk ik. Ik staar ijskoud terug.
Maria grijnst. "Niet snel onder de indruk hè?"
Ik haal mijn schouders op. "Ik ben nat, chagrijnig en moe, dus nee."
"Hm. En dat terwijl je zo'n vijf uur buiten bewustzijn bent geweest." Maria gaat wat dichterbij zitten. "Toch zal ik je moeten teleurstellen. Er is geen ontsnappen aan en niemand kan je komen redden, want we hebben alle toegangsdeuren gesloten en verzegeld. Zonder te weten wat je moet doen kom je daar niet uit." Ze grijnst.
"Oké," zeg ik droog. "Whatever."
Maria trekt haar wenkbrauw op, waarschijnlijk uit verbazing. Misschien had ze verwacht dat ik boos zou worden.
Ik voel me veel te moe om boos te worden.
"Niemand kan je komen redden." Maria kijkt me een paar seconden aan.
Ik reageer niet. Een pokerface siert mijn gezicht.
"Je kan niet ontsnappen." Maria test mijn reactie denk ik. "Je gaat gemarteld worden omdat Furgus daar plezier uit haalt en hij het anders op de ratten die hier ronddolen doen en we een keer ontdekt zullen worden omdat de waterleidingen verstopt zitten met dode ratten."
Oh, wauw. Furgus is niet gewoon gestoord. Hij is gewoon doorgedraaid.
"Oké..." Maria knikt een paar keer. "Nog speciale wensen Harper? Voor we je aan Furgus overleveren?"
"Ja," zeg ik, met een wrange glimlach. "Ik wil naar huis."
Maria begint te lachen. "Sorry, aan die wens kunnen we niet voldoen." Ze grijnst. "Maar ik vind je humor leuk."
"Dankjewel," zeg ik droog. "Wat fijn dat een Dooddoener mijn humor leuk vindt."
Maria staat op en loopt naar de deur van mijn kleine, koude cel. "Graag gedaan Harper. Veel plezier met Furgus."
Dan verlaat ze de cel, om mij met een gestoord grinnikende Furgus achter ze laten.
Furgus haalt een messcherp mes uit zijn broek tevoorschijn - loopt hij altijd rond met een mes in zijn broek ofzo? - en houdt hem voor mijn neus.
"Ja Harper," zegt hij als hij de paniek in mijn ogen ziet. "Wij gaan heel veel lol hebben."
Hij legt het mes op mijn been en begint zachtjes te drukken, waardoor er beetje bij beetje een snee in mijn been ontstaat.
Ik kreun. Man, dat brandt als een malle.
"Ik ken vele martelmanieren, magisch en niet." Furgus kijkt me glimlachend aan, met nog steeds die blik in zijn ogen. "Ik hou meer van de niet-magische manieren, omdat die veel fysieker zijn. Als ik dan iets magisch moet doen is dat vaak Cruciatus of Sectumsempra, omdat die het slachtoffer gewoon laten gillen."
Er ontsnapt weer een kreun uit mijn keel, terwijl ik onder het mes begin te kronkelen als er bloed uit mijn been begint op te wellen.
"En geloof me Harper, jou krijg ik op een gegeven moment ook aan het gillen, op de ene," Furgus kijkt me diep in de ogen aan, met nog steeds die gestoorde blik in zijn ogen. "Of de andere manier."
Als Furgus eindelijk klaar is zit ik bloedend als een rund op mijn stoel.
Ik heb sneeën in mijn benen, armen en wang - een 'uitschieter' van Furgus.
Gelukkig liet hij me daarna met rust, waardoor de wonden tijd kregen om een korst te vormen en aan hun helingsproces te beginnen.
Als ik mijn stok nog had was het veel sneller gegaan, maar die heb ik in het toilet laten vallen.
Ik sluit mijn ogen en val weg, in een diepe, onrustige slaap.
Ik ren door de gangen van Hogwarts, terwijl ik achterna word gezeten door geweerschoten, gelach, rennende voetstappen en mensen die mijn naam schreeuwen.
"Audrey!" Ik schiet langs Topaz heen, die met een ketting vast werd gehouden aan een paal, die in de gang stond.
Mijn handen komen omhoog, waardoor ik het pistool dat in mijn handen zat zag. Het werd zonder dat ik er controle over had op Topaz gericht en afgevuurd.
Met een doffe knal valt Topaz op de grond, met een kogelwond in haar borst.
"Topaz!" schreeuw ik. "Nee!"
"Audrey!" roept de tweeling in koor, ook vastgehouden door kettingen.
Twee korte knallen en ook zij vallen op de grond.
"Audrey!" Een knal en ook Shawn lag op de grond, dood.
Ik gil het uit van frustratie en verdriet, maar ik kon er niks aan veranderen.
Ik ren de hoek om en daar stond Jay. Net als de rest was hij vastgeketend. Net als de rest riep hij mijn naam. En net als bij de rest moest ik toezien hoe mijn hand omhoog ging en schoot, terwijl ikzelf luid protesteerde.
Alles ging in slow-motion, alsof mijn droom me wilde pesten.
En bij Jay gilde ik het hardst van allemaal.
Gillend schrik ik wakker. Kaasrecht zat ik op mijn stoel na te hijgen.
Het was maar een droom- probeer ik mezelf gerust te stellen. Het was maar een droom...
Maar het leek levensecht.
Tranen stromen over mijn wangen en druppelen op mijn schoot, die ook al nat was van het bloed uit mijn benen.
Gelukkig zijn de wonden gesloten door korstjes, zodat ze kunnen genezen.
En dat was het enige positieve aan hier zitten, mijn genezende benen.
De droom, de marteling en het opgesloten zijn, zijn natuurlijk negatief. De hele rest, om het even kort te zeggen.
Ik richt mijn ogen op het plafond en probeer rustiger te worden, maar ik ben te verdrietig en van slag door de droom om normaal te kunnen functioneren.
Wat Maria ook zegt, ik moet ontsnappen.
Maar hoe?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top