11. Een nieuwe gave. Alsof de voorspelling nog niet genoeg is in mijn leven.

Ik heb eerlijk gezegd geen idee waar ik heen ren. Ik ga random richtingen uit, random gangen in en ren eigenlijk alleen maar rondjes voor mijn gevoel.
Misschien is dat ook wel zo. Ik bedoel, die trappen hier bewegen.
Ik ben sowieso wel een paar trappen op en af gerend.
Tijdens het rennen probeer ik de tranen weg te vegen die maar in mijn ogen bleven verschijnen. Waarom word ik gebruikt door allerlei mensen? Ik wil geen schaakstuk zijn! Ik wil geen onderdeel van een of andere domme voorspelling zijn die mijn dood kan betekenen. Ik wil gewoon mezelf zijn, veilig en aan het leren hoe ik mijn magie gebruik.
In mijn hoofd blijft de voorspelling voortgedreund worden, alsof het een of andere mantra is om me te helpen rennen.
Ik loop zelfs op het ritme van het opzeggen.
Snel loop ik in een ander ritme en probeer me op andere dingen te concentreren, zoals dat het donker buiten is en de sterrenhemel naar me knipoogt door de ruiten.
"Pak haar!" hoor ik een onbekende stem opeens roepen.
Of ik kan me op de mensen die me willen pakken concentreren.
Ik kijk even achterom. Dooddoeners, ik weet het zeker. Ze dragen maskers en schreeuwen allemaal verschillende toverspreuken door elkaar.
Uch, ik kan ook echt geen moment voor mezelf hebben.
Ik duik aan de kant en ren harder, door de mantra alias de voorspelling sneller in mijn hoofd op te dreunen. Steek deert me niet. Ik moet in leven blijven nu.
"Crucio!" schreeuw ik, en ik raak degene die het dichtst bij me was gekomen met mijn vloek.
Hij of zij begint te schreeuwen en kronkelen van de pijn, terwijl de rest van de Dooddoeners gewoon doorrennen. Het is vast te aardig om even stil te staan en een collega overeind te helpen.
"Incendio!" roept een stem achter me.
Voor me ontstaat een vlammenzee waar ik nog net voor kon stoppen. Hoestend ren ik een andere gang in, met de Dooddoeners achter me aan.
Ik moet van ze af komen, op de een of andere manier.
Naast me verschijnt een deur. Ach, waarom ook niet.
Ik gooi de deur open en sluit hem meteen weer, waarna de deur achter mijn rug verdwijnt.
Verbaasd doe ik een paar stappen achteruit. Oké, dat was raar.
Hogwarts is een vreemde school, maar ik heb nog nooit van verdwijnende deuren gehoord. Verplaatsende trappen? Sure. Zwevende boeken? Waarom niet. Geesten? Ach, die zie je elke dag hier.
Maar verdwijnende deuren? Na-ah.
"Verbaasd dat de deur verdween?" vraagt Jenny's stem achter me.
Ik spring tegen de muur aan. "Auw Jenny, je liet me schrikken."
"Jij bent ook wel een erg schrikachtig meisje. Wat heb jij eigenlijk met die Dooddoeners? Ze willen je om de een of andere reden te pakken krijgen."
"Hoe weet jij dat?"
"Ze liepen langs mijn toilet, boos tegen elkaar pratend over dat ze jou moesten hebben voor hun baas blah, blah, blah. Het boeide me niet zo meer, maar ik ben meteen gaan kijken waar je kon zijn. Ik heb echt uren gezocht."
"Dat is wat overdreven Jenny," zeg ik met een kleine glimlach rond mijn lippen.
Ik heb geen zin om te lachen, maar om Jenny een plezier te doen zal ik maar even doen alsof ik dat wel heb.
"Boeiend. Wat mijn punt is, ik had niet verwacht dat je in de Room of Requirement zou zitten." Jenny tikt even tegen haar kin. "Nouja, ik had het eigenlijk wel verwacht. Je wilde een veilige plek en Hogwarts gaf je dat, veronderstel ik. Ik denk dat je een veilige plek wilde, niet?"
"Eigenlijk..." Mijn stem vervaagt. Eigenlijk wilde ik even alleen zijn en nadenken.
"Eigenlijk wat? Wilde je niet dat ik hier zou zijn?" Jenny krijgt tranen in haar ogen. "Wil je niet met me praten? Niemand houdt van me!"
En ze begint keihard te huilen.
Net wat ik nodig had. Ik sta zelf op het punt in huilen uit te barsten, moet ik iemand die huilt gaan troosten. Schep daar de voorspelling, die domme aanval van de Dooddoeners en alle mensen die mij als schaakstuk willen gebruiken bovenop en je snapt waar alle woede opeens vandaan komt.
"Hou op met huilen! Jenny, pak jezelf bij elkaar! Zo houdt niemand van je ja, maar dat is enkel omdat je om elke opmerking die iemand maakt moet huilen!" roep ik kwaad.
Jenny stopt verbaasd met huilen.
"Je moet in jezelf geloven! Wees blij dat je jezelf bent! Wees blij dat je mij niet bent! Ik word gebruikt als schaakstuk in een spel waar ik geen deel van uit wil maken! Weet je hoe erg dat is? Erger dan jouw ineengestorte zelfvertrouwen, dat is zeker!"
Ik weet niet precies wat er gebeurde, maar in mijzelf voelde ik iets groeien. Het was heel vreemd, maar met elk woord dat ik zei leek het groter te worden. En het was geen emotie.
"Jij maakt geen deel uit van een of andere domme voorspelling die je mogelijke dood voorspelt! Jij bent slechts een geest die een beetje veel huilt en geen vrienden maakt door haar reputatie als huiler! En dan heb je er een, mij, ga je bij haar zitten huilen! Jenny, dat helpt niet!"
Kwaad stamp ik een keer hard op de vloer, om mijn woorden te benadrukken. Op hetzelfde moment dat mijn voet de grond raakte schoot er een bliksemschicht door de lucht heen.
Met een gil stap ik achteruit en knal ik tegen een kast die uit het niets was verschenen. De hele kast stort bovenop me in elkaar.
"Audrey! Audrey, gaat het?" hoor ik Jenny roepen.
Kreunend probeer ik overeind te komen, maar ik voelde me heel zwak en de kast was heel zwaar.
Ik ga weer liggen, met mijn wang op de vloer en sluit mijn ogen.
Zwak, net zoals jij dat bent- sneert een gemeen stemmetje in mijn hoofd. Je bent niet eens in staat jezelf niet te laten gebruiken als schaakstuk in het grote spel van Perkamentus en die 'baas' waar de Dooddoeners het over hebben. Met wat geluk overleef je het tot kerst, maar reken er maar niet op.
Ik voel de woede weer groeien.
"Audrey, ik zie je wel, maar je reageert niet. Ik ben een geest, dus kan ik de kast niet van je af halen, maar ik kan wel hulp halen! Blijf hier, ik haal Perkamentus of mevrouw Plijster wel," zegt Jenny.
Perkamentus halen. De woede kwam tot een explosie, letterlijk.
Hijgend blijf ik op de grond liggen, met allemaal stukjes kast om mee heen gestrooid.
Oké, what just happened?- vraag ik me duizelig af.
"Audrey!" Jenny komt naar me toe gezweefd. "Alles goed?"
Ik wuif even met mijn hand en ga dan op mijn rug liggen. Auw, splinters in mijn rug.
"Kan je me even uitleggen wat je zojuist deed? Ik bedoel, ik weet dat tovenaars en heksen magie onbewust wel eens gebruiken als ze heftige emoties voelen, maar dat is voor je je magie leert gebruiken. Of het daarna nog gebeurt... Ik betwijfel het."
"Ik weet het niet," zeg ik waarheidsgetrouw. Ik bedoel, wist ik veel wat er gebeurde? Eerst lag ik onder een kast, toen werd ik kwaad, toen lag de kast om mij heen. Het is gewoon... Magisch.
Uch, alles is magisch.
"Vertel anders wat er door je heen ging op dat moment, misschien ontdekken we samen wel iets geheel nieuws!" roept Jenny enthousiast.
Ik zucht. "Ik weet het niet Jenny. Ik werd... boos. En toen kwam die woede tot een uitbarsting, waarna de kast in plaats van op me, verspreid om me heen lag."
"Net als bij die bliksem." Jenny probeert een pen te pakken, maar het lukte haar niet. "Uch, geest zijn. Ik onthoud het wel."
"Wat onthoud je wel?"
"Dat wat jij net zei over die woede. Als je kwaad wordt komt er blijkbaar een storm van energie bij je vrij, net als bij de bliksem." Jenny rilt even. "Dat was best eng weet je. Misschien liet ik dat niet zien omdat ik nog iets te druk bezig was met tranen wegvegen, maar je was echt eng. Er brandde vuur in je ogen, letterlijk leek het. Je was zo kwaad dat je eng was geworden, en toen de bliksem insloeg om hetzelfde moment dan jij je voet op de grond zette? Dat moest magie geweest zijn. Ik schreef het aan toeval af - een eenzame bliksem in de lucht is vaak een of andere bijwerking van een spreuk, en die worden op dit moment misschien nog steeds rondgeslingerd in en rond Hogwarts - maar toen je de kast liet ontploffen... Even had je hetzelfde vuur in je ogen. Het kan geen toeval zijn. Jij laat die dingen gewoon gebeuren, maar je hebt niet door wat je doet."
Oké, dat is heel veel informatie die ik moet verwerken.
Knipperend blijf ik op de grond liggen, terwijl Jenny kletsend om me heen begint te zweven.
Ik lette er niet op, en na een tijdje merkte Jenny dat ook.
Ze gaat voor me zweven. "Aarde aan Audrey. We moeten dit aan Perkamentus vertellen. Hij heeft wat met vreemde mensen. Neem Harry Potter bijvoorbeeld."
"Whatever," mompel ik. "Ik wil het niet vertellen."
Jenny schudt haar hoofd, waardoor haar twee staartjes om haar hoofd heen en weer zwiepten. "Luister Audrey, als wij echt vriendinnen zijn zal ik je nu advies geven. Vreemde krachten kunnen dodelijk zijn in de tovenaarswereld. Harry kon met slangen praten, net als Hij-Wiens-Naam-Ik-Niet-Noemen-Wil-En-Ga by the way, wat hem in staat stelde mensen te doden met slangen als hij wilde. Als je het verhaal kent weet je wat hij met de Basilisk heeft gedaan. Het is slechts een voorbeeld Audrey, maar hij was in gevaar door zijn gave. En jij weet niet eens wat je gave inhoudt. Als je het niet vertelt aan Perkamentus zodat hij het kan onderzoeken kunnen de gevolgen niet te voorzien zijn."
Ik rol met mijn ogen. "Ik wil niet praten met Perkamentus. Hij was degene die me als schaakstuk gebruikte."
"O?" Jenny klonk verbaasd. "Perkamentus moet dan wel een heel goede reden hebben om dat te doen. Dan ben je wel erg belangrijk."
"Alsof ik dat wil." Ik ga overeind zitten en bal mijn vuisten. "Ik wìl geen schaakstuk zijn, met wat voor een reden dan ook!"
Ik plant mijn vuist in de grond. Een enorme golf van woede raasde weer door me heen.
"Audrey! Kijk!" roept Jenny.
Ik kijk op. Om me heen zweefden de splinters kast in de lucht. Misschien heeft Jenny gelijk wat betreft mijn krachten.
Ik ken ze niet.

Ik weet niet hoelang ik in de Room of Requirement heb gezeten, maar toen ik er samen met Jenny weer uitkwam waren de gangen verlaten.
Hier en daar lagen de lijken van gesneuvelden en kreunende gewonden, maar op hen na was de gang leeg.
"Denk eraan," fluister ik naar Jenny. "Je vertelt dit aan niemand, begrepen? Ik wil niet dat iemand hierachter komt."
Ik heb het Jenny de hele tijd in zitten dreunen dat ze niks moet vertellen over haar vermoedens van mijn vreemde gaven. Het kunnen toevalligheden zijn, ook al betwijfel zelfs ik dat.
Het kunnen toevalligheden zijn die toevallig door iemand die onzichtbaar was gedaan zijn. Een onzichtbare eenhoorn of zoiets.
Tuurlijk Audrey, er zijn ook elke dag kaboutertjes die je kusjes geven en al je wensen vervullen- denk ik bars. Dream on.
"Wat jij wilt. Onthoud wel dat het een vergissing is Audrey. Ik zou het iemand vertellen als ik jou was, en snel." En weg was Jenny. Vast weer naar haar toilet gegaan.
Voorzichtig stap ik over de mensen die voor de deur lagen heen en ren ik door de gangen.
Eerlijk gezegd hoopte ik dat ik zonder iemand tegen te komen bij de Common Room van Gryffindor aan zou komen. Valse hoop.
"Audrey!" hoor ik Jay achter me.
Na een kleine struikelpas sta ik stil. Ik draai me om.
Jay, Jake, Drake, Shawn en Topaz kwamen op me af rennen, met achter hen aan professor Anderling, mevrouw Plijster, Erica en Perkamentus. Goh, wat heb ik toch weer een geluk mijn vrienden tegen het lijf te lopen.
Ik word ruwweg getackeld door mijn vrienden, waardoor ik voor de zoveelste keer vanavond op de grond beland, maar dit keer met mijn vrienden bovenop me.
"Oh hemeltje!" hoor ik mevrouw Plijster roepen.
"Wil je dat nooit meer doen," zegt Jake met een serieuze stem.
Ik heb hem nog nooit zo serieus gezien.
"Wat?" vraag ik half verdoofd door de klap.
"Weglopen," antwoordt Drake.
"We hebben je echt overal gezocht," vult Shawn aan.
"En in ongeveer elke gang kwamen we Dooddoeners die jouw naam schreeuwden tegen," zegt Topaz.
"We maakten ons zorgen," besluit Jay.
Ik rol met mijn ogen. "Lief van jullie, maar jullie pletten mijn longen."
"O, oeps," zegt Topaz, en mijn vrienden gaan van me af.
Ik blijf even op de grond liggen voor ik mezelf overeind duw.
"Goed, nu de knuffelsessie over is kan ik aan de slag." Mevrouw Plijster draait zich na een vernietigende blik op mijn vrienden te hebben geworpen naar mij om. Ze schrok.
"Oh hemeltje. Wat heb jij gedaan?" roept ze verschrikt. "Je zit helemaal onder de schrammen en blauwe plekken! En waar komen die splinters vandaan? Je hoofd bloedt!"
Is het zo erg? Heb ik weer. Alles lijkt me te overkomen, echt alles. Joepie.
Ik trek me uit mijn gedachten en kijk even naar mijn handen. Ze zaten inderdaad vol schrammen en krassen. Oh, en splinters. Maar die splinters zijn duidelijk.
Ik neem even de schade van de rest van mijn lichaam op, wat ik nog niet eerder had gedaan met alle hectiek die gaande was.
Mijn uniform was een beetje verbrand en gescheurd hier en daar - kast, ik beschuldig de kast - mijn knie lag open, mijn armen zaten ook onder de splinters - vooral op de achterkant - en blauwe plekken waar die Dooddoeners me vast hadden gehouden. Mijn gezicht zag ik niet, maar ik durf te verwedden dat die er ook niet echt ongeschonden vanaf was gekomen.
Toch had ik nergens last van, behalve van een kolkende woede die ik probeerde te onderdrukken toen ik Perkamentus zag.
Ik snap niet dat hij me zo kon gebruiken, als een schaakstuk die maar doet wat hij wil dat het doet en dan misschien dood gaat. Ja, jammer dan. Hij zag er veel te aardig uit om zoiets te doen, maar toch doet hij het.
En dat maakt me boos.
Jenny zei wel dat ik dan een bijzonder geval moest zijn, maar volgens mij kent niemand deze man echt als hij is. Misschien manipuleert hij wel elke seconde van de dag mensen.
Het is niet dat ik hem haat - oké, misschien een beetje - maar dat wat hij gedaan had - de voorspelling voor me verbergen en me gebruiken als schaakstuk - maakt me wel kwaad.
"Mag ik vragen waar de splinters vandaan komen? Ik bedoel, de schrammen en blauwe plekken snap ik, je hebt gevochten tegen de Dooddoeners, maar splinters? Heeft iemand een kast in jouw rug laten ontploffen?" vraagt mevrouw Plijster.
"Zoiets," antwoord ik met mijn ogen op de grond gericht.
Mevrouw Plijster maakt wat 'tsk'-geluidjes en begint met mijn armen te ont-splinteren.
"Maar waarom rende je dan ook weg? Dan was dit niet gebeurt," zegt Erica.
"Ik had even wat tijd voor mezelf nodig denk ik," zeg ik simpel.
Ja, ik had tijd voor mezelf nodig, maar de main reason dat ik wegliep was dat ik kwaad was. Ik moest afkoelen, en vreemd genoeg hielp het door even door de school te rennen en bliksemschichten te laten ontstaan.
Ik zet mijn tanden op elkaar. Niet aan denken. Niet aan het feit dat je een kast hebt laten ontploffen en al het andere wat in de Room of Requirement is gebeurt. Niet. Aan. Denken.
Het wordt gewoon Het Ding nummer twee, zo geheim moet het blijven.
Ik vecht tegen de tranen als ik denk aan Het Ding - waarom moest ik ook weer dingen die me aan Het Ding laten denken op gaan noemen, zoals gewoon het woord 'ding' - maar helaas voor mij ben ik emotioneel een beetje gebroken. Kapot.
Terwijl mevrouw Plijster mijn schrammen verbond lopen de tranen over mijn gezicht zonder dat ik het echt doorheb. Ik was iets te druk met mijn emoties onder controle proberen te houden om op mijn tranen te letten.
Jay zag ze wel. "Audrey?"
De rest draait zich ook naar me om, terwijl Jay juist naar me toe loopt en naast me gaat zitten.
Hij veegt mijn tranen van mijn wang. "Moet je even uithuilen?"
Ja, ik moet even uithuilen. Nee, ik wil niet uithuilen.
Jay drukt me tegen zijn borst aan, waar ik zachtjes begin te snikken.
Jay is ook zo aardig tegen me. Hij doet het gewoon even, alsof het niks is om een meisje te troosten.
Het was fijn om tegen zijn borst aan uit te huilen. Alle emoties kwamen weer los, maar dit keer in verdriet in plaats van in woede.
Woede moet ik onder controle houden, want andere ontdekt iemand van mijn 'gave' om Jenny's woorden even te stelen.
Maar verdriet? Het lijkt me van niet.
"Het komt goed," fluistert Jay. "Wij helpen je wel. Je hoeft die voorspelling niet alleen te doen weet je? Wij zijn er voor je, klaar om te helpen waar jij hulp nodig hebt. Waar zijn we anders vrienden voor?"
En dat is het liefste wat ik deze avond gehoord heb.
Het maakt het meteen weer jammer dat ze me niet kunnen helpen. Ik wil immers niet alles over mezelf loslaten.
De voorspelling komt weer in mijn hoofd langszweven.
De dienaar en de erfgename zijn verbonden door een eeuwenoude lijn van vriendschap en haat.
Oud bloed dat de grond waar Hij gedood is druppelt en Zijn terugkeer beslaat.
Een derde oorlog die de wereld kan maken of breken.
Dood en leven, goed en kwaad, alles heeft baat bij het slagen van een van de twee.
Maar slechts één kan slagen, de ander kan zich enkel wreken.
Maar één zal winnen, de ander volgt gedwee.
Een van de twee zal de uiteindelijke uitslag laten gelden.
De ander kan zich enkel bij de Dood komen melden.
Ik huil tot er geen tranen meer over zijn in mijn ogen om te huilen. Ik huil tot ik alle emotie die in mijn borst op zat gekropt vrij is gekomen. Ik huil tot ik een of ander gebroken persoon ben, die niets anders kan dan huilen en in zelfsmedelijden zinken.
Maar bovenal huil ik omdat ik mijn lot haat.
Ik zou hem als ik de macht over lotsbeslissing had nooit aan iemand anders willen geven, zo vreselijk is hij.
En toch zit ik er al vanaf mijn geboorte aan vastgeplakt met secondelijm, en geen enkele mogelijkheid om me eruit los te wurmen.
De secondelijm is daar veel te sterk voor.

Deze dus NIET beoordelen als onderdeel van de opdracht.
Zie het maar als een extraatje van mij 😋😊

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top