1. Hoe de circulatie van mijn leven onderbroken werd.

Ik liep over het zandweggetje naar huis. Oma is een schat, maar meer dan twee dagen kan geen mens het bij haar uithouden. Ze ratelt aan een stuk door over van alles en nog wat, van haar katten - het zijn er twaalf - tot haar irritaties van de politiek tot haar laatste behandeling bij de pedicure, in detail. En dan is ze ook nog eens vergeetachtig.
Maar goed, na twee dagen liep ik weer naar huis. Ik woon daar met mijn moeder. Na Het Ding zijn we altijd met z'n tweetjes gebleven, mam wilde niet eens een nieuwe vriend. Ook al mishandelde pap ons, mam hield zielsveel van hem, dus wil ze zich niet aan iemand anders binden. Maar Het Ding is iets waar ik geen woord over zal spreken, tegen niemand niet. Het blijft bij mij, ook al krijg ik er nachtmerries van en wordt ik elke nacht gillend wakker. Het blijft bij mij en mijn moeder.
Ik kijk naar de weilanden om me heen. Dit pad geeft me altijd rust, rust die ik elke vrijdag even mag ervaren. Dan gaat mam met haar vriendinnen op stap en omdat mam me niet alleen thuis wil hebben stuurt ze me naar oma, waarna ik de volgende dag terug kan komen. Niet dat ik het langer vol kan houden. Oma is een schat, maar haar kletspraatjes werken me op de zenuwen.
Ik luister weer verder naar de muziek die door mijn koptelefoon speelt. Muziek, mooie weilanden om me heen, geen drukte aan mijn hoofd... Ik vind het geweldig.
Toch is het vandaag anders dan normaal. Ik heb het gevoel gevolgd te worden. Normaal zijn er wel eens mensen op de weg - dûh - maar dan heb ik nooit het gevoel achtervolgd te worden. Het vreemde alleen is, als ik me omdraai, zie ik niks. Het zal wel niets zijn dan.
Vrolijk loop ik verder, met mijn rugzak hobbelend op mijn rug. Ik heb er een set kleren, een pyjama, mijn toiletspullen, mijn portemonnaie met OV-chipkaart, bibliotheekleenpas, pinpas en ID-kaart, een boek - De Boekendief, geweldig boek - en een reep chocola die ik van mijn oma mee had gekregen. Ze geeft me er altijd een mee, en ik heb daar geen enkel probleem mee. Wie wel? Ik bedoel, het is chocola.
Het enige ding dat me altijd vrolijk maken kan, net als vogels dat kunnen. Ik hoop ooit een keer te vliegen, maar mam verdient niet erg veel met haar baantje in een of andere kantoor. Dus tenzij ik ooit een loterij ofzo win - ik blijf hoop hebben, ook al heb ik nooit een lot want die zijn duur - zal ik nooit in een vliegtuig of iets dergelijks kunnen zitten.
Ik keek even op mijn MP4 welk liedje na dit liedje kwam - Worlds Collide, van League of Legends - toen ik 'het' zag.
Door de weerspiegeling van het glas zag ik dat er een vreemd wezen achter me. Ik had geen idee wat het kon zijn, maar menselijk leek het me niet. Het was helemaal in een vieze, zwarte mantel gehuld en even dacht ik een glimp van een soort skelethand onder de mantel vandaan zien komen. Het zweefde.
Het eerste wat in me opkwam, was dat het de Dood was. Nu al? Terwijl er niks, nada, noppes gebeurd is? Heb ik opeens een hartaanval zonder ooit door te hebben gehad dat ik hartproblemen heb gehad of een hartaanval had? Het leek me erg onlogisch. Maar ik heb geen idee wat het dan kan zijn.
Het zweefde naar me toe, dus ik versnelde mijn pas een beetje. Wat het ook is, het ziet er niet gezond uit. Ik denk niet dat ik er in de buurt moet komen. Bovendien begonnen mijn gedachten ook een beetje gestrest te raken.
In mijn hoofd schreeuwde mijn vader weer naar me. TOE DAN! DOE HET!
Ik hoorde geen muziek meer, en het wezen was ook dichterbij gekomen. Beelden van Het Ding flitsen voor mijn netvlies langs, met het geschreeuw van mijn vader er als extraatje bij. Ik stopte met lopen, deed mijn handen op mijn oren en schreeuwde, uit onmacht, verdriet en woede.
Het wezen gleed dichterbij, waardoor ik het nu bijna aan kon raken. Het lijkt me alleen niet de bedoeling dat het dichtbij staat. En dat ik het aan ga raken.
Mijn koptelefoon was van mijn hoofd gevallen en lag nu op de grond. Ik knielde neer om het op te pakken, wat erg gemakkelijk ging, het neerknielen dan. Ik hoefde alleen maar even mijn knieën te buigen en 'plof' daar lag ik al. Mijn benen voelden als pap aan, en ik wilde trillend mijn koptelefoon pakken, maar het lukte niet.
Ik schreeuwde opnieuw, wensend dat het geschreeuw in mijn hoofd ophield. DOE HET DAN!
Het wezen kwam voor me staan, waardoor de schreeuwende stemmen en de beelden van kwaad naar erger gingen.
Ik richt mijn hoofd op, om in de duisternis van de kap te kijken. Ik zag geen gezicht, alleen duisternis en een mond. Een getuite mond. Gaat hij me serieus kussen? Rationeel denken kon ik niet meer. Mijn hersens waren vol verdriet, geschreeuw en Het Ding. Toch meende ik serieus te zien dat het wezen met getuite lippen mijn hoofd in zijn skelethanden nam en me wilde kussen.
Mijn hele lichaam was zo slap als een vaatdoek, mijn hersens waren er niet helemaal bij en ik wilde eigenlijk al opgeven om ook maar iets te gaan doen toen er opeens een lichtgevende wolf voor me kwam staan. Toen werd alles zwart.

"Open je ogen," zegt een vriendelijke stem in de duisternis.
Ik kreun en probeer mijn ogen te openen, maar het lukte niet helemaal.
"Eet dit en probeer het dan nog eens."
Er werd wat in mijn mond gestopt, iets wat verdacht veel naar chocola smaakte. Ik slik het door en probeer mijn ogen weer te openen. Dit keer lukte het wel, en zag ik wie er tegen me had gepraat en me chocola voerde.
Het was een jongen met verwilderd, zwart haar en blauwe ogen. Hij droeg een rood vest met de capuchon over zijn hoofd, een spijkerbroek en een paar Nikes. Hij glimlacht naar me.
"Gaat het weer een beetje?"
Ik knik, waarna ik overeind probeer te zitten. Dat lukte, maar mijn hoofd tolde als een malle. Het geschreeuw was weg, maar de herinnering eraan was erg genoeg om me weer te laten huiveren.
"Wat was dat? Dat ding dat me aanviel?" vraag ik.
De jongen kijkt me verbaasd aan. "Zag je het?"
Ik knik, een beetje verbaasd door de verbaasde toon in zijn stem en zijn verbaasde gezicht. "Jij niet?"
"Tuurlijk wel, maar Dreuzels kunnen Dementors normaal nooit zien..."
Dreuzels? Dementors? Ik knipper een paar keer met mijn ogen. "Wow, wat?"
De jongen lacht. "Laten we bij het begin beginnen. Ik ben Jay, Jay Adams."
Hij staat op en steekt zijn hand naar me uit.
Ik pak het vast en laat me door Jay overeind trekken voor ik antwoordde. "Audrey, Audrey Harper. Aangenaam kennis te maken."
"Van hetzelfde. Dat wat je aanviel was een Dementor, een wezen die alle vreugde en vrolijkheid uit zijn omgeving zuigt. Maar even serieus, je zág het?"
Ik kijk hem een beetje beduusd en verlegen aan. "Ja, dat heb ik al gezegd. Is dat raar dan?"
Ik huiverde bij de gedachte dat je niet kon zien wat je verdrietig en leeg liet voelen. Aan de andere kant, datgene dat het deed was ook niet echt leuk om te zien.
"Ja, dat is erg vreemd voor een Dreuzel ja. Dreuzels kunnen Dementors normaal helemaal niet eens zien," antwoordt Jay.
Wauw. Ik ben raar. Dat wist ik nog niet.
"Maar als je het kon zien..." gaat Jay fronsend verder.
Ik kijk hem vragend aan. "Dan?"
"Dan ben je misschien niet eens een Dreuzel, maar net zoals mij."
Juist ja, net zoals jij. Ik rol met mijn ogen en kijk hem een beetje sceptisch aan. "Maar wat ben jij dan? Je zei het alsof je een alien was."
Jay lacht, waarna hij op een trotse manier grijns. "Een tovenaar."
Mijn ogen rolden bijna uit mijn kassen.
"E-een tovenaar?!" roep ik verbaasd.
Jay kijkt me stuurs aan. "Ja, maar dat hoeft niet de hele wereld te weten. Ik ben een tovenaar-in-opleiding, om precies te zijn. Eigenlijk mag ik geen magie gebruiken buiten Hogwarts, maar die Dementor wilde je kussen..."
Jay's gezicht betrok. Ik had het dus toch goed, dat Dementor-ding wilde me kussen. Maar Jay zei het op zo'n manier dat het iets verontrustends is, iets gevaarlijks. Het blijft even stil.
"En nu? Nu jij die overtreding bent begaan enzo, wat moeten we doen?"
Jay kijkt me verbaasd aan. "We?"
Ik rol met mijn ogen. "Tuurlijk! Jij hebt me van die Dementor af geholpen, dus ga ik jou nu helpen. Ik wil graag iets terug doen."
Jay leek een beetje van slag door mijn voorstel. "Maar dat hoeft helemaal niet! En eigenlijk was ik er niet helemaal bij met mijn gedachten. Ik dacht dat je zei dat we er iets aan gaan doen, aan die overtreding."
Ik trek mijn wenkbrauw op. "Gaan we dat niet doen dan?"
"Jawel, maar jij bent slechts slachtoffer en getuige. Je hoeft alleen maar te zeggen dat ik je redde van een Dementor en ze houden hun mond wel. Voor nu moeten wachten, tot ze komen."
Jay liep van het pad af, naar een van de vele bomen die langs de weg stonden. Hij ging onder de boom zitten, met zijn rug tegen de stam aan. Toen zag ik wat hij in zijn hand had.
Het was een stok, een mooie, rechte stok met een paar ringen eromheen. Het eerste wat in me opkwam was dat het een toverstok was, maar zeker weten wist ik het niet. Jay had het wel over magie, maar of hij dat met een stok doet?
"Wat is dat?" vraag ik.
Het leek me de meest zinnige vraag, aangezien Jay een beetje raar zou opkijken als ik zei dat het een toverstok was, of het nou goed was of niet. Volgens mij hoorde ik het niet te kunnen raden.
"Een toverstok. Daarmee had ik mijn Patronus tevoorschijn laten komen om de Dementor weg te jagen," antwoordt Jay, waarna hij de toverstaf in de binnenkant van zijn vest deed.
Ik ga naast hem zitten. "Wat is een Patronus?"
Jay glimlacht wrang. "Jij bent wel heel nieuwsgierig. Kom ik ooit van je vragen af?"
"Nope, behalve door ze te beantwoorden. Er is heus wel een punt waarop mijn nieuwsgierigheid verzadigd is of ik mezelf zeg te stoppen."
"Ik betwijfel het."
Ik wist niet op Jay het als een belediging op zou vatten als ik hem stompte, maar ik deed het toch.
Jay stompte me terug. Het was dus oké. Denk ik.
"Om op je vraag terug te komen, een Patronus is het tegenovergestelde van een Dementor. Je roept hem op door de juiste spreuk op te zeggen en aan iets leuks te denken. Iets wat je echt leuk vind, een leuke herinnering bijvoorbeeld."
Ik knik een paar keer. "En die wolf..."
"Dat was mijn Patronus ja."
Het blijft even stil. In de stilte keek ik naar de lucht, waar stipjes tevoorschijn kwamen. De stipjes werden steeds groter, tot ik zag wat het waren. Twee mannen en een vrouw op iets wat verdacht veel op een bezemsteel leek.
"Zijn dat ze?" vraag ik Jay, waarna ik naar de aankomende stipjes kijk.
Jay knikt, maar hij leek meer op zijn gemak dan eerst. "Ja, dat zijn ze."
Hij stond op, liep onder de boom vandaan en zwaaide naar ze.
Een van de aankomende mensen, een man met een lange witte baard, zwaaide vrolijk terug. Zijn blauwe ogen fonkelden, ook op een vrolijke manier.
Ik stond ook op, om de landing van de drie mensen te volgen. Ja, ze vlogen op bezems. Vol bewondering bekeek de bezems, die er als gewone bezems uitzagen, maar blijkbaar de kracht bezaten te vliegen.
"Jay Adams, wat heeft dit te betekenen?" vraagt de vrouw boos, nadat ze haar rok recht had getrokken. "Magie buiten Hogwarts, hoe verzin je het? Probeerde je je vriendinnetje te imponeren ofzo?"
Vriendinnetje? Ik kijk de vrouw boos aan. "Ik ben zijn vriendinnetje helemaal niet. Hij heeft me juist geholpen."
De vrouw neemt me in haar op. "Een Dreuzel? Waarom wilde je een Dreuzel helpen?"
"Ze heet Audrey en werd aangevallen door een Dementor," antwoordt Jay.
De vrouw schrikt. "E-een De-Dementor?"
Ze kijkt haar collega's verschrikt aan, in de veronderstelling dat het haar collega's zijn dan. De man met de witte baard keek me met meer interesse aan, terwijl de andere man juist lijkbleek werd.
"Weet je het zeker Jayjay?" vraagt de vrouw zacht.
Jay leek wat geïrriteerd te zijn door die naam. "Ja mam, dat weet ik zeker."
Dus die vrouw is Jay's moeder... Zijn die andere twee mannen ook familie?
"Nu even de waarheid Jay Adams," zegt de man zonder baard streng.
Hij had een kale kop, een brilletje op zijn haakneus en een norse blik. Ziet er niet echt aardig uit, naar mijn mening.
"Ja het is waar. Ik heb het ook gezien, die Dementor," besloot ik in te springen.
Er viel een stilte. De drie volwassenen keken me vol verbazing en ongeloof aan, terwijl Jay zenuwachtig heen en weer schuifelde.
"Ze-euh..." begon hij, maar ik onderbrak hem.
"Had een zwarte mantel met een skeletachtige hand gezien die me met getuite lippen wilde kussen, wat dat ook betekent."
"Ze zag het..." fluistert de vrouw vol ongeloof.
De man met lange baard onderzoekt me nog een keer. "Wat was je naam?"
"Audrey. Audrey Harper," antwoord ik.
Hij schudt met zijn hoofd. "Niet op het Hogwarts. Beauxbatons misschien?"
Ik frons mijn wenkbrauwen.
"Ze is een Dreuzel, Perkamentus. Ze wist helemaal niets van Dementors, magie of tovenaars," zegt Jay zacht.
De man met lange baard - Perkamentus denk ik dan - glimlacht en schudt zijn hoofd. "Nee, als ze een Dementor ziet kan ze niks anders zijn dan een heks Jay, dat weet je best wel. De vraag is echter, hoe kan het dat er een heks veertien jaar onopgemerkt is gebleven? We hadden op z'n minst van haar bestaan moeten weten."
"Wie zegt dat ze dit niet heeft moeten zeggen van deze jongeheer hier," merkt de kale man droog op.
Jay en zijn moeder draaiden zich met een ruk om, kwaad kijkend. Voor ze iets konden doen had Perkamentus zijn hand opgestoken.
"Er is maar een manier om dat te testen, niet?"
Hij draaide zich naar mij toe en gaf me een stok. Ik denk zo'n zelfde stok die Jay heeft, een toverstok.
Perkamentus zette een stal terug en glimlachte. "We testen het door haar een spreuk op te laten zeggen. Laten we een makkelijke doen..."
Hij dacht even diep na, waarna zijn gezicht opklaarde. "Lumos, probeer lumos eens."
Lumos? Oké... Ik keek een beetje zenuwachtig naar de toverstok in mijn handen. Daarna haalde ik diep adem en richtte al mijn aandacht op de stok in mijn rechterhand.
"Lumos," fluister ik.
Er gebeurde niks. Ik haalde nog eens diep adem en keek strak naar de stok in mijn hand.
"Lumos," zeg ik, harder dan bedoeld.
De punt van de toverstok begon licht te geven, dat steeds een beetje feller werd, tot het ongeveer zaklantaarn-niveau was. Ik schrok me kapot en liet de toverstok vallen, waarna het lichtje uitdoofde en de stok in het gras viel.
Perkamentus lacht. "Het ziet er toch echt naar uit dat we een heks hebben gemist, Xeviér."
Ik raap zijn toverstok op en geef hem aan Perkamentus terug, met een heleboel gemompelde verontschuldigingen.
"Dankjewel Audrey. Is het erg als we met je mee naar huis lopen? Dan kunnen we alles met je ouders overleggen om jou naar Hogwarts te sturen, want scholing in magie heb je nog wel nodig."
Ik haal mijn schouders op, nog steeds een beetje in shock om wat er zojuist gebeurde. "Mij best."
Het klonk ontzettend casual en ongeïnteresseerd, maar in werkelijkheid stond ik gewoon te trillen op mijn benen. Ikbeneenheks, ikkanmagie!- trompetterde de stem in mijn hoofd.
"Goed, laten we verder gaan dan. Audrey, wijs ons de weg," zegt Perkamentus met een gebaar van zijn hand.
Ik glimlachte naar hem en ging de rest voor. Jay ging naast me lopen, alsof hij liever niet bij de volwassenen loopt. Oh wacht, zijn moeder is erbij. Nee, dan zou ik ook liever naast een leeftijdsgenoot lopen dan naast mijn moeder.
"Sorry voor mijn moeder. Ze is erg beschermend, en noemt me constant Jayjay," zegt Jay na een tijdje op een zachte toon.
Ik grijns. "Wacht maar tot je mijn bezorgde moeder ziet."

Voor het huis zag ik mijn moeder al bezorgd bij de deur staan. Toen ze me spotte rende ze op me af.
"Audrey! Waar bleef je? Je bent al een uur te laat!" roept ze, terwijl ze me in een knuffel neemt.
Na Het Ding ben ik de enige die ze heeft, dus is ze extra bezorgd als ik te laat ben of niks van me laat horen. Al helemaal omdat ze bang is dat ik zelfmoord ga plegen om Het Ding, dat heb ik haar een keer over horen praten tegen een van haar vriendinnen, aan de telefoon.
Ik glimlach naar haar als ze me eindelijk loslaat. "Ik werd opgehouden door een Dementor."
Mam knippert een paar keer met haar ogen. "Wat is een Dementor?"
"Die vraag kan ik beter beantwoorden dan uw dochter dat kan mevrouw Harper. Perkamentus is de naam," zegt Perkamentus, en hij steekt zijn hand uit.
Een beetje verward schudt mijn moeder hem. "Angeline Harper," stelt ze zichzelf voor.
Perkamentus knikte een paar keer, met een enorme glimlach op zijn gezicht. "Aangenaam kennis te maken. Om terug te komen op het onderwerp, een Dementor is een wezen dat alle vrolijkheid en vreugde uit de omgeving waar het zich bevindt haalt en die zijn slachtoffers gek maakt met verdriet en de leegheid die ze voelen. In sommige gevallen geven ze het slachtoffer hun Kus, wat de ziel uit het slachtoffer slurpt en een leeg lichaam achterlaat, dat gewoon doorleeft, maar dan zonder ziel. Uw dochter zag het, erg ongebruikelijk voor een Dreuzel, en werd gered door deze jongen hier, Jay Adams."
Mijn moeder werd lijkbleek. Haar hand grijpt de mijne en knijpt het bijna fijn.
Ik trek een pijnlijk gezicht, maar mam zag het niet. Ze nam me in haar armen en keek Perkamentus nog steeds angstig aan.
"Ik snap dat dit verontrustend nieuws is mevrouw, maar volgens mij knijpt u nu uw dochter fijn," merkt Perkamentus op met een kleine glimlach rond zijn lippen.
Mam verslapt haar greep een beetje, maar liet me niet los.
Ik kijk naar Jay, met een gezicht van 'ziejewel?'.
Jay kijkt me medelevend aan.
"Laten we anders naar binnen gaan om het allemaal even uit te leggen. Het kan nogal..." Perkamentus keek even naar het gras, zoekend naar woorden. "Verrassend zijn. Verwarrend eerder, maar ook verrassend. Zullen we?"
Mijn moeder knikt een paar keer, waarna ze mij naar binnen loodste, met Perkamentus, meneer Xeviér en Jay en zijn moeder achter zich aan.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top