Hoofdstuk 3
Ik werd wakker. Het was al twaalf uur. Jeroen lag naast me. Hij had geen kleren aan.
Voorzichtig stapte ik uit bed en trok wat aan. Ik wilde Jeroen niet wakker maken.
Ik sloop de slaapkamer uit en ging douchen. Toen ik terug kwam was het bed leeg.
'Jeroen?' Riep ik.
'Ja?' Klonk het van beneden.
Ik liep de trap af. Jeroen stond in de keuken. Hij had alleen een pyjamabroek aan. 'Goed geslapen?' Hij keek me vragend aan.
'Na gisteren?' Vroeg ik.
Jeroen knikte.
'Eigenlijk best wel.' Ik ging aan tafel zitten. 'Jij?' Vroeg ik.
'Ik was bekaf, moet ik bekennen.' Jeroen keek me ondeugend aan. Hij liep met twee borden met roerei naar de tafel en ging tegenover me zitten. 'Bon à petit.' Zei hij en maakte een vreemd gebaar met zijn handen.
Ik moest lachen en nam een hap. Het was heerlijk. 'Lekker.' Zei ik met mijn mond vol.
Jeroen keek me verliefd aan. 'Ik dacht al dat je het lekker zou vinden.' Hij stond op en kwam terug met twee dampende mokken thee.
'Dank je.' Ik pakte de mok aan en nam een slok.
'Pas op!' Zei Jeroen. 'Het is heet.'
Te laat. Ik had me al gebrand. 'Bedankt voor de waarschuwing.' Zei ik sarcastisch.
'Heb je je gebrand?' Vroeg Jeroen. Hij keek me bezorgd aan.
Ik knikte. 'Het maakt niet uit.' Zei ik snel. 'Ik moet gewoon beter oppassen.'
Om twee uur liepen we het asiel binnen. Jeroen hield mijn hand vast en samen liepen we naar de balie.
'Hallo.' Zei de vrouw achter de balie.
'Hoi.' Zei Jeroen.
'Waar kan ik jullie mee helpen?' Vroeg de vrouw met een glimlach.
'We willen graag twee kittens adopteren.' Zei Jeroen.
'Oké, weet u al waar u wilt gaan kijken?' De vrouw keek naar Jeroen.
'Moesten we daar al over nadenken?' Vroeg Jeroen.
'Ja.' Zei de vrouw geduldig. 'De kittens zitten in gastgezinnen, weet u?'
'O!' Was het enige wat Jeroen kon uitbrengen.
'Ik zal voor jullie kijken.' Zei de vrouw. Ze begon iets in te typen. 'Waar wonen jullie?'
'Hier, in de stad.' Zei Jeroen. Ik kon zien dat hij zenuwachtig was.
'Kunnen de katten naar buiten?' Vroeg de vrouw achter de balie.
'Ja.' Zei ik. 'We wonen in een rijtjeshuis met een redelijk grote tuin. Ik heb het er al met de buren over gehad. Zij vinden het niet erg als er katten rondlopen.'
'Zo,' zei de vrouw. 'u bent goed voorbereid.'
Ik lachte plagerig naar Jeroen. Hij keek me een beetje boos aan.
'Hebben jullie al spulletjes voor de kittens?' De vrouw achter de balie keek ons vragend aan.
'Nee.' Zei ik. 'Niet aan gedacht.'
'Maakt niet uit.' Ze glimlachte vriendelijk. 'Ik denk dat ik iets gevonden heb voor jullie. Het is tien minuten rijden vanaf hier.' Ze draaide het scherm en ik zag een foto met drie kleine bolletjes erop.
'Hoe oud zijn ze?' Vroeg ik.
'Ze zijn drie maanden.' Zei de vrouw. Ze lachte. 'Ze zijn wel iets gegroeid sinds deze foto is genomen.'
Ik keek naar Jeroen. 'We gaan meteen kijken.'
De vrouw gaf me het addres.
'Bedankt.' Ik zwaaide naar de vrouw en trok Jeroen mee terug naar de auto.
De man die open deed was begin de dertig, dacht ik. Achter hem gilde een jongetje van drie: 'Besoek! Besoek!'
'Hallo.' De man stelde zichzelf voor als Bas. Zijn vrouw heette Nicky en hun zoontje was Max.
'We komen naar de katjes kijken.' Zei ik.
Bas ging ons voor naar de woonkamer waar een grote krabpaal stond. Op de bank zag ik een zwart-witte hoop liggen.
'Ze, ze zijn zo schattig!' Ik liep naar de berg zwart-witte vacht.
'Kijk maar gerust even.' Zei Nicky. 'Ik ga Max naar Tim brengen.' Ik hoorde de deur open en weer dicht gaan.
'Zijn ze niet om op te eten?' Bas keek met veel liefde naar de drie hoopjes vacht.
'Ja.' Ik knikte. 'Kunnen we ze niet alle drie meenemen?' Ik keek Jeroen smekend aan.
'Nee.' Zei Jeroen.
'Alsjeblieft?' Zei ik zo lief als ik kon.
Ik zag Jeroen nadenken. 'Nou...'
'Ja!' Gilde ik. Ik voelde me net een tiener die haar vader zo ver had gekregen een nieuwe telefoon voor haar te kopen.
'Maar eerst moeten we een krabpaal kopen, voer, voerbakjes, drinkbakjes, twee kattenbakken, etc.'
'Ja, weet ik.' Ik keek Bas aan. 'Kunnen we ze om vijf uur komen ophalen?'
Hij keek me geamuseerd aan. 'Natuurlijk. Tot straks!'
Ik liep vol vreugde terug naar de auto. Dat waren ze, dat werden nu onze katten.
Om stipt vijf uur stonden we bij Bas op de stoep. We hadden de krabpaal en alles thuis neergezet. Met een reismand in mijn handen belde ik aan. Meteen deed Bas open.
'Hey.' Hij wenkte ons om binnen te komen.
Ik kwam de woonkamer binnen en zag ze zitten. Ze zaten voor het raam naar buiten te kijken.
Jeroen floot en ze keken alle drie tegelijk naar Jeroen. Met hun grote groen gele katten ogen namen ze hem op.
Ik zette de reismand neer. Bas pakte één van de katjes op. 'Dag Skipper.' Zei Bas en zette het katje in de reismand. Ook stopte Bas er een dekentje in. 'Hebben ze toch nog iets vertrouwds.' Zei hij en keek me aan.
Ik knikte dankbaar. Iets vertrouwds, dat zouden de katjes fijn vinden.
Bas pakte het volgende katje op en nam afscheid. 'Vaarwel Twister.' Het katje likte Bas en ging naast z'n broertje in het reismandje zitten.
Het laatste katje was aan de beurt.
'Tot ziens Madelief.' Ze mauwde een afscheidsmauwtje en het deurtje ging dicht.
Met tranen in zijn ogen zwaaide Bas ons uit. We stapten in de auto en reden weg.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top