Hoofdstuk 1

Ik kwam thuis en zag Jeroen, mijn huisgenoot, ineengedoken op de bank zitten.
Zachtjes sloot ik de deur achter me. Ik ging naast Jeroen zitten en hoorde hem zachtjes een liedje zingen. Hij zong 'Teach me how to dance with you'.
Hij negeerde me en bleef ineengedoken een beetje heen en weer wiegen. Het was alsof hij zichzelf probeerde te troosten.
'Jeroen?' Vroeg ik zachtjes. Jeroen keek me aan met een betraand gezicht.
'Wat is er gebeurd?' Vroeg ik. Jeroen schudde zijn hoofd en barstte in huilen uit. Hij drukte zich tegen me aan en begon te snikken.
Na een paar minuten verdwaasd voor me uit te kijken sloeg ik twijfelend mijn armen om Jeroen. Ik klopte hem geruststellend op z'n rug. 'Stil maar Jeroen.' Fluisterde ik zachtjes.
Jeroen bleef huilen. Ik voelde dat mijn t-shirt nat werd.
Ik dacht 'Waarom zou Jeroen moeten stoppen met huilen? Misschien is het wel goed voor hem als hij even huilt?'
Jeroens gehuil was overgegaan in zacht gesnik. Ik hoorde hoe hij bevend adem haalde.
'Huil maar rustig Jeroen,' zei ik 'ik ben bij je'
Ik hield Jeroen stevig vast en voelde hoe hij dichter tegen me aan kroop. 'Wees gerust,' zei ik nog eens 'ik ben hier.'

Hoelang ik daar, samen met Jeroen, op de bank heb gezeten weet ik niet. Wat mij betreft was het te kort, maar Jeroen begon na een tijdje onrustig te bewegen.
'Ik heb honger.' Hoorde ik hem zachtjes kreunen.
Ik tilde voorzichtig Jeroens hoofd op en kwam overeind. 'Blijf liggen.' Commandeerde ik Jeroen. Ik had in mijn ooghoek gezien hoe hij overeind probeerde te komen.
Jeroen ging weer liggen. 'Heb hoofdpijn.' Mompelde hij.
'Ik ga soep voor je maken.' Zei ik zachtjes tegen Jeroen. 'Ik zal ook meteen kijken of we nog paracetenmollen hebben.' Opeens maakte ik me zorgen om Jeroen. 'Heb je koorts?' Ik keek Jeroen onderzoekend aan.
'Ik voel me lekker.' Zei Jeroen.
Ik kon duidelijk zien dat hij helemaal niet lekker was. Jeroen zag bleek en ik zag hem bibberen. De rillingen trokken door z'n lichaam.
'Je bent ziek, Jeroen.' Ik keek hem met medelijden aan. Ik pakte de deken die op de stoel lag en gaf die aan Jeroen.
Jeroen kwam overeind en begon zichzelf in te nestelen in de deken.
Ik liep naar de keuken en pakte een pak kant-en-klare-soep uit het keukenkastje.
'Eens kijken.' Zei ik zachtjes tegen mezelf. Ik zette het gas aan en pakte een pan. Ik gooide het pak erin leeg en keek hoelang ik moest wachten.
Het duurde nog wel even voor de soep klaar was. Ik liep terug naar Jeroen en zag dat hij zichzelf in de deken had opgerold. Hij zag eruit als een grote rups.
Ik zou hem eten moeten geven met de hand, want bewegen kon hij niet meer.
Ik moest een beetje lachen en liep terug naar de keuken.
Ik zocht een kom en een lepel, zette het gas uit en deed een beetje soep in de kom.
De kom zat maar half vol, maar ik dacht niet dat Jeroen veel honger had.
Ik liep naar de bank en ging naast hem zitten. Ik sloeg de arm, waarmee ik de kom vast hield,om hem heen.
Jeroen keek verbaasd. Hij had duidelijk niet verwacht dat ik hem zou gaan voeren.
Ik kon een glimlach niet onderdrukken. Ik pakte de lepel en begon Jeroen eten te geven.
Na nog geen tien happen zat hij al vol. De kom was nog voor een kwart gevuld en ik had hem maar half vol gedaan.
'Eet nog wat.' Drong ik zachtjes aan.
Jeroen schudde zijn hoofd.
'Oké, dan niet.' Ik zette de kom voor me op de bijzet tafel, pakte de afstandsbediening en begon te zappen.
Op SBS6 was een film bezig. Ik zette het geluid harder en Jeroen begon te kreunen.
'Deze film is stom. Gaan we die echt kijken?' Hij keek me aan met grote, vragende ogen.
'Nee.' Zei ik. Ik ga deze film kijken en jij gaat je soep opeten.
Ik pakte de kom en de lepel weer, sloeg mijn arm om Jeroen en hield hem een lepel soep voor. Hij keek er vol walging naar.
'Ik wil geen soep.' Zei hij met de stem van een kind van drie. 'Ik zit vol.'
'En toch ga je je soep opeten.' Zei ik streng. Ik hield hem nog steeds de lepel voor. Met grote tegenzin nam Jeroen een hap.
'Braaf.' Zei ik. Ik gaf hem langzaam, beetje bij beetje, de soep. Uiteindelijk was de kom leeg.

Jeroen was in slaap gevallen en ik hoorde hoe in de verte de kerkklok elf uur sloeg.
'Jeroen. Wakker worden.' Fluisterde ik.
Jeroen begon te bewegen.
'Je moet naar bed.' Ik stond op, hielp Jeroen overeind en bevrijde hem van de deken.
'Ik wil niet naar bed. Ik ben helemaal niet moe.' Jeroen probeerde een gaap te onderdrukken.
'Toch ga je naar bed.' Zei ik.
Samen liepen we de trap op en naar Jeroens kamer.
'Doe je pyjama aan. Ik poets mijn tanden even.' Ik liep de gang op, naar de badkamer en duwde de deur open.

Toen ik weer binnen kwam zat Jeroen, in pyjama, op de rand van zijn bed.
'Ik moet morgen werken. Red je het zolang alleen?' Vroeg ik.
'Ja. Dat lukt echt wel.' Zei Jeroen
'Ik zal je baas morgen een mailtje sturen dat je ziek bent.' Vervolgde ik.
'Ik kan morgen echt wel werken.' Zei Jeroen.
'Ja, ja.' Zei ik met een bedenkelijke blik en knikte. 'Je mag dan misschien slim zijn, maar verstandig ben je zeker niet.'
Ik liep de kamer uit, keek nog een keer om en fluisterde: 'Welterusten.'
'Welterusten Jane.' Zei Jeroen.
Ik deed de deur van Jeroens slaapkamer dicht en liep naar mijn eigen kamer.
Ik kroop in het veel te grote tweepersoons bed dat Jeroen ooit voor mij had uitgekozen en trok de deken over me heen.
De lege plek naast mij, was nog steeds leeg.
'O Jeroen.' Zei ik tegen mezelf. 'Durfde ik het maar te zeggen.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top