19. Ace

Bezorgd kijk ik naar Julius. Gisteren kwam de ambulance meteen. Ze hebben hem meteen opgenomen. Hij heeft een paar kneuzingen en een lichte hersenschudding. Om de twee uur moet hij wakker gemaakt worden. Ik kijk op de klok. Nog vijf minuten.

Ik aai over Julius' wang. 'Wakker worden,' fluister ik. Hij opent zijn ogen. 'Moet dat nou?' fluistert hij geïrriteerd. 'Ik was net zo lekker aan het dromen.' 'Over wat dan?' vraag ik terwijl ik hem een glas water geef. Julius bloost. 'Dat wil je niet weten.'

Ik kijk hem aan. 'Eigenlijk wel!' zeg ik lachend. 'Zeker weten?' vraagt hij. 'Ja, natuurlijk!' Julius gaat rechtop zitten. 'Ik droomde over jou.' Ik glimlach. 'We waren hand in hand over de wolken aan het huppelen,' vervolgt Julius zijn verhaal. 'Dat klinkt als een fantastische droom!' Ik staar uit het raam. Was het maar zo makkelijk.

Julius slaapt weer. Ik kijk op de klok. Ik heb vast nog wel tijd om even naar de supermarkt te gaan. Een bosje bloemen voor Julius kan geen kwaad. Bovendien heb ik honger.

Ik loop de supermarkt weer uit en ik voel dat iemand naar me kijkt. Hij loopt naar me toe. 'Voor wie zijn die bloemen?' vraagt hij. 'Waar bemoei jij je mee?' zeg ik verbaasd. 'Ik ken je niet eens!'

De jongen lacht. 'Ik zit op jouw school.' 'Waarom zit je dan niet in de les?' zeg ik. 'Waarom zou ik?' De jongen grijnst. 'En dat kan ik net zo goed aan jou vragen.' 'Ik heb een goede reden,' zeg ik kwaad. 'En ik heb geen tijd voor deze onzin.' Ik draai me om.

De jongen pakt me bij mijn schouder. 'Ik zou maar oppassen,' zegt hij. Ik schud zijn hand van mijn schouder af en loop weg.

Ik pak een appel uit de zak en loop naar de keuken van het ziekenhuis. Het is net alsof ik hier werk. Gelukkig mag Julius morgen naar huis. Ik pak een rasp en begin te raspen. De appel wordt kleiner. Ik leg alles op een bord en ga weer naar Julius toe.

Ik druk voorzichtig een kusje op zijn wang. 'Wat nu weer?' Julius zucht, opent zijn ogen en legt zijn kussen op zijn hoofd. 'Het moet toch,' zeg ik. Ik geef hem het bord. 'Wat is dit?' Julius kijkt met een raar gezicht naar de appel. 'Het is net babyvoer!' Ik schiet in de lach.

Ik ben moe. Ik ben de hele nacht wakker om Julius wakker te maken. Het is vermoeiend voor ons allebei. Het is weer zover. Ik geef Julius een klein duwtje. Hij opent zijn ogen en zucht als hij mij ziet. 'Ik wil je kussen,' zegt hij. 'Met alle liefde,' antwoord ik met een grote grijns. Ik kom dichterbij.

Julius slaapt weer. Ik kijk op de klok. Ik hoef nog maar een paar uur. Ik moet nog even volhouden. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top