20| Het Spijt Me

Kom tussen 03.00u en 04.00u naar de loods op Bloemenplein 2.

Neem al het bewijs en je verzamelde stukken mee en kom alleen.

Ik zal op je wachten...

Met een brok in mijn keel klik ik de deur zachtjes achter mij dicht, mijn tas volgeladen met al mijn papieren, mijn laptop en de poppen die er verzameld heb van leerlingen.

Ik heb het niemand verteld over Pip. Meteen nadat ik de brief had gelezen, heb ik hem verstopt en heb ik mezelf gekalmeerd. Mijn moeder heeft het al zo moeilijk met mijn vader. Ze zal het compleet verliezen als ik haar zou vertellen dat Pip is ontvoerd. Dan zouden al mijn geheimen aan het licht komen en zou mijn moeder pas echt flauwvallen. En kwaad op mij worden natuurlijk.

Ik trippel zachtjes naar beneden, waar mijn schoenen staan en mijn jas ligt. Dr adrenaline giert als een zwerm wespen door mijn lijf op dit moment. Ik hoop gewoon dat Pip oké is en ik haar in levenden lijve terug krijg. Als ik daar mijn werk en project voor op moet geven, dan ben ik bereid om dat te doen. Alles om mijn zusje te redden.

Heel voorzichtig en zo geluidloos mogelijk daar ik het slot van de voordeur open. Het maakt een klein klikkend geluidje, maar ik denk niet dat mijn ouders er wakker van zullen worden. Ik laat de sleutel terug in mijn jaszak glijden.

Met een klein klikgeluidje glijdt de deur achter mij dicht. Ik hijs mijn rugzak steviger op mijn rug en trek een sprintje naar het einde van de straat. Vanaf daar is het Bloemenplein binnen handbereik. Dan hoef ik alleen nog maar langs Heidi's straat om er te komen.

Ik weet niet hoe erg Heidi op haar hoede is. Daarom neem ik maar het zekere voor het onzekere en sprint ik als de wiederweerga door haar straat langs haar huis. Langzamerhand verschijnt het gebouw van Bloemenplein 2 in mijn gezichtsveld.

Al hijgend en uitgeput leg ik mijn hand tegen de koude muur van het gebouw aan en kom ik even op adem. De koude muur laat rillingen over mijn rug lopen. Niet alleen omdat hij koud is, maar ook omdat dit de muur is die mijn zusje gevangen houdt.

Ik trek vol zelfverdtrouwen de deur van de loods open en loop naar binnen. Het ruikt nog even muf als toen Jaimy en ik hier voor het eerst waren. De spinnenwebben hangen nog steeds in de hoeken en het tocht nog altijd vreselijk. De gillende wind raast om het gebouw heen, wat het meer doet laten lijken op een spookhuis.

Ik loop de trap af naar de kelder, niet zeker wetende of ik daar wel moet zijn. Waarschijnlijk wel, aangezien het in de kelder beter geïsoleerd is en dus ook beter bestand tegen geluid. Dat is ook wel nodig als je Pip gevangen wilt houden en niet ontdekt wilt worden.

'Ik had niet verwacht dat je nog zou komen.' Zegt een krakende en onherkenbare stem als ik de laatste traptrede gehad heb.

Mijn nekharen gaan overeind staan. En ik kijk langzaam om mij heen. Daar, in het midden van de kamer, staat een stoel. Een lege stoel. De zwarte schim die de woorden uitgesproken heeft staat tegen de donkergrijze muren aan, wat voor een griezelig effect zorgt. Stapje voor stapje kom ik, inmiddels aarzelend, dichterbij.

'Er is niks om bang voor te zijn meisje. Doe gewoon wat ik zeg.' Zegt de schim, niet erg vriendelijk, maar ook niet gemeen. 'Kom naar voren kind.'

Ik kan de stem niet identificeren. Ik had op zijn minst verwacht iets in de stem te kunnen herkennen en het te kunnen linken aan een persoon. Misschien ken ik de persoon die we zoeken niet eens en zit ik compleet op het verkeerde spoor. Die gedachte maakt me nog paniekeriger dan het feit dat ik hier ben.

Aan de andere kant. Waarom zou diegene mij dan al mijn bewijs laten vernietigen? Als hij of zij niet in mijn aantekeningen zou voorkomen, dan zou het voor hem of haar juist gunstig zijn.

'Heel goed.' Zegt hij. Hij slaat zijn handen op zijn rug en komt een paar stappen naar voren. 'Je zusje zit in de kamer hiernaast. Je krijgt haar pas te zien als je precies hebt gedaan wat ik zeg. Als ik haar nu hier haal, zal ze erachter komen waar je mee bezig bent en zal ik haar helaas moeten vernietigen als bewijs. En dat wil je niet, of wel?'

'Je gaat mij dus vernietigen?' Vraag ik zachtjes en onzeker.

Hij lacht even bitter. 'Nee. Nu nog niet. Ik wil eerst dat je je mond houd en dat mensen jou gaan verdenken voor je plotselinge afwijkende gedrag. Ik wil dat mensen je de rug gaan toekeren. Ik wil dat je mijn lot ondergaat om te begrijpen waarom ik het heb gedaan.' Zegt hij sinister.

'Mij mijn spullen laten vernietigen gaat mij niet de mond snoeren.' Wijs ik hem er op. Hij doet kwaad en vlug twee passen naar voren, waardoor ik uit reflex naar achteren toe schiet.

'Blijf staan!' Roept hij met een lage en dreigende stem. Ik bijt hard op mijn lip. 'Laat je spullen vallen.'

Ik doe wat me gevraagd wordt. De angst komt nu pas echt bij mij naar boven. De schim stapt langzaam naar voren tot hij nog maar een halve meter van mij verwijderd is. De ogen zijn blauw. Felblauw. Nepblauw. Ze staren me aan alsof ze mijn ziel tot aan de grond willen doorboren. Ik kan niet op de kleur vertrouwen. Misschien heeft hij of zij kleurlenzen in.

Hij wenkt naar onderen. 'Stamp erop. Leg je mobiel erbij en stamp erop.'

'Waarop?' Vraag ik met een piepstemmetje. Ik haal met een trillende hand mijn mobiel uit mijn zak en laat hem per ongeluk vallen. Het oppakken zal nu niet gaan.

'Je laptop en je mobiel. Stamp erop.' Herhaalt hij.

'M-maar,' stotter ik angstig.

Hij drukt een mes tegen mijn keel. 'Stamp.erop.' zegt hij kil en dreigend.

Ik doe wat me gevraagd word. Ik til mijn voet op en stamp hard op het hoopje met mijn laptop en mobiel. En nog een keer. En nog een keer. En nog een keer. Ik durf niet eens naar de ravage onder mij te kijken.

Zonder dat ik er erg in heb beginnen er tranen van mijn wangen te rollen. Er ontsnapt zelfs een snik uit mijn keel. Een geluid wat sinds een aantal jaren al niet meer gehoord is, maar op wonderbaarlijke wijze weer tot leven is gewekt. Het komt niet eens door het vernietigen van mijn spullen zelf. Het komt door de wrede manier waarop ik Pip terug moet zien te krijgen. En misschien zelfs wel om Pip zelf. Ik heb geen idee hoe ze er nu aan toe is.

'Goed.' Hij haalt het mes van mijn keel. 'Aan de kant.'

Ik stap vlug weg en veeg een paar tranen af met de mouw van mijn jas. De schim steekt een lucifer aan en gooit het op de stapel bewijsmateriaal. Het gaat meteen in vuur en vlam. Ik staar roerloos naar Annabelle's pop die langzamerhand in rook opgaat. Mijn laatste hoop.

Pas als alles is verbrand en er nog maar een klein vlammetje over is, schopt de schim de kleine vlam uit. Hij draait zich om en loopt langzame rondjes om de stoel. Ik staar hem aan.

'Waar is Pip.' Vraag ik met een klein jammergeluidje in mijn stem. 'Ik heb alles gedaan wat je vroeg. Ik wil Pip.'

De schim stopt met lopen en kijkt me aan. 'Ik haal haar voor je op. Ga maar op deze stoel zitten.' Hij klopt op de stoel in het midden van de kamer. Ik blijf staan waar ik sta. Zijn stem wordt dreigend. 'Het was geen vraag. Zitten.'

Met trillende en kleine passen loop ik naar de stoel toe en ga ik zitten. De schim laat een tevreden geluidje horen en bint mij in rap tempo aan de stoel vast. Erg strak vast.

Hij opent de deur naar de kamer waar Pip in zet en verdwijnt voor een paar seconden. Daarna komen er piepende geluiden deze kant op. Ik zie hoe een stoel met daarop een vastgebonden Pip naar binnen wordt geschoven en voor mijn gezicht neer wordt gezet. Er zit een stuk tape over haar mond geplakt, maar ik zie dat ze totaal uitgeput is. Ze kijkt me met betraande ogen aan. Ik kan niet anders dan mezelf schuldig voelen.

'Kijk eens aan. Twee totaal verschillende zusjes tegenover elkaar met maar een paar dingen die ze samen delen.' Begint de schim. Hij begint dreigend rondjes rond mijn stoel te lopen. 'Egoïsme, eigenwijsheid en roekeloosheid.' Somt hij op. 'Grappig voor deze twee. Eentje die altijd veel te hyperactief is en iedereen gelijk in de haren vliegt, en voor eentje die weet wat ze doet en het meestal bij het rechte eind heeft.'

De dreigende stem begint langzaam bij mij door te dringen. Ik ben de woorden aan het verwerken als de schim het stuk tape van Pips mond af rukt. Het duurt maar een paar seconden voor er een rode afdruk op te zien is. Ze ziet er echt moe en uitgeput uit.

Opeens voel ik het koude scherpe metaal van een mes op mijn wang. De schim zit gehurt naast mij en kijkt me doordringend aan met de felblauwe ogen.

'Het rechte eind zit in dit geval aan de anderenkant van het draad, dom meisje.' Het mes schiet zachtjes over mijn wang heen. Niet lang erna begint het te branden. Ik zie in mijn ooghoek hoe er een paar druppels bloed op de grond vallen.

'Caro.' Piept Pip geschrokken. Ik klem mijn ogen alleen stijf dicht en bijt op mijn lip.

'Wat aandoenlijk.' Grijnst de schim. 'Misschien versterkt dit de band tussen jullie alsnog.' Nog een snee in mijn andere wang. Een traan glijd langzaam via mijn wang naar beneden en vermengt zich met een beetje bloed. De schim komt voor me staan en kijkt me aan. 'Een kunstwerk. Ik mis alleen nog wat rood.'

De schim hurkt voor me neer en begint meer sneeën en schrammen op mijn gezicht aan te brengen. Ik bijt alleen nog maar harder mijn lip en houdt mijn ogen gesloten. Meer tranen ontsnappen nu uit mijn ogen. Volgens mij is dit de eerste keer dat Pip mij heeft zien huilen.

'Caro.' Piept Pip opnieuw, maar dit keer nog paniekeriger. 'Caro!'

Ik open langzaam mijn betraande ogen en kijk haar aan met een blik de geruststellend bedoeld moet zijn. Het is immers mijn domme fout dat we hier zijn en dat Pip dit allemaal mee moet maken. Dit is een trauma waar ze nooit meer vanaf gaat komen.

Na een tijdje is het snijden eindelijk opgehouden. Het voelt alsof ik net met mijn open ogen plastische chirurgie heb ondergaan. Dit is alleen geen chirurgie. Dit is een marteling.

De schim maakt eerst Pip los. Ze is alleen te geschokt om op te staan. Haar ogen steken in mijn gezicht zoals dat mes net heeft gedaan. Het doet pijn om haar zo te zien en te bedenken dat dit haar nog jarenlang zal achtervolgen.

Mijn touwen worden langzaam afgedaan. Pas als ze helemaal los zijn en ze op de grond liggen, word ik naar voren toe geduwd en val ik op mijn knieën op de grond. Met trillende handen en benen zet ik mezelf weer rechtop en pak ik mijn lege rugzak van de grond.

'En nu wegwezen jullie twee. Wie verteld dat dit mijn basis is, is een leven kwijt. Onthoud het verschil tussen het aantal kattenlevens en het aantal mensenlevens.' Waarschuwt de schim ons.

Ik pak Pip vast om haar mee te trekken naar buiten, maar ik plaats daarvan zak ik nogmaals door mijn knieën. Ik ben zo verzwakt dat het lopen al nauwelijks gaat. Pip moet me overeind helpen en me mee sleuren naar buiten. Pas als de deur achter ons dicht is geklapt barst ik volledig uit in tranen van pijn en schuld en zak ik weer naar de grond.

'O Pip. Het spijt me zo. Het spijt me zo erg!' Piep ik huilend. Ik wil de tranen van mijn gezicht vegen, maar bedenk me dan dat mijn mouw onder het bloed komt te zitten als ik dat doe.

'Het is niet jouw schuld Caro.' Piept Pip. 'Je kwam me gewoon redden van die ontvoerder en bent in de val gelopen.'

Ik ben inderdaad in de val gelopen, maar daarnaast ook vreselijk de mist in gegaan. Dat ga ik mezelf nooit vergeven.

Oké, dit is volgens mij echt de meest intense scène die ik ooit heb geschreven. Het is daarom ook aardig lang geworden. Daar hebben mensen waarschijnlijk geen moeite mee, maar toch :)

Laat me even weten wat je ervan vindt in de comments!

Liefs,

Pageotte

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top