Hoofdstuk 4
Luna (8 jaar)
De ochtend begint al vroeg met mijn pleegbroertjes en zusjes die me wakker maken. Al enkele weken geleden vertelde mam dat zij niet mijn echte moeder is, en pap niet mijn echte vader. Ze vertelde dat ze mij had gevonden bij een dode vrouw, waarvan ze denkt dat het mijn moeder is. Hoewel ik in eerste instantie geschokt was maakt het allemaal weinig uit. Dan vertelde ze mij wat de raad hat besloten. Dat ik moet leren hoe elk van de rassen werkt, leeft en hoe ze passen ten opzichte van de rest. Ze vertelde ook met een grote glimlach dat zij er ook bij hoort, en dat ik dus elke vijfde wisseling bij haar en pap terecht kom, om als volwaardig draak te leren leven. Ik zit nog vol met vragen. Nu wordt dat ook aangevuld met spanning. Als de zon hoog staat, zegt mam, wordt ik opgehaald door de eerste van de rassen. In spanning wacht ik af.
Het geluid van vleugels die langzaam klappen vult de lucht. Ik zit op een rots voor de grot, het land afspeurend naar de eerste die mij meeneemt. Een van mijn zusjes ligt naast me, met haar kop op mijn benen. Ik streel zonder het te beseffen haar kop voor de basis van haar beginnende hoorns. Het feit dat ze haar ogen dicht heeft vertelt me dat ze het lekker vindt. Als de vleugelslagen klinken kijken we beiden op. Een grote feniks landt voor mijn neus. Door de oranje rode veren lijkt de feniks in de brand te staan. Ze klapt haar vleugels in. 'Zo, dus jij bent Luna?'
Ik knik. De feniks zakt door haar poten. 'Ik ben Solane. Ik ben jouw begeleidster voor de komende zeven weken. Stap maar op mijn rug, dan kunnen we vertrekken.'
De rest van het gezin komt nu ook uit de grot zetten. Mam en pap kijken tevreden naar de feniks. Mijn broertjes en zusjes zijn aan de andere kant verbaasd dat er een feniks is waar wij leven. Normaal houden de zeven rassen zich aan de territoria, waar ze in blijven. De feniksen hebben een territorium aan de andere kant van de raadszaal. Zodra ik gedag heb gezegd tegen iedereen stap ik met veel moeite op de rug van de feniks. Mam zegt: 'Tot over vijfendertig weken, schat!'
Als ik het zo hoor lijkt het zo veel. Nog voor dat ik dat kan zeggen strekt de feniks haar vleugels en stijgt ze op. Het kost veel moeite op haar rug te blijven zonder haar veren eruit te trekken, maar met wat proberen lukt het. Als ik het feniks berijden onder de knie begin te krijgen vliegen we al over vulkanen. Hoestend en proestend vliegen we door de wolken heen. Dan landt ze eindelijk. We staan nu voor een enorme vulkaan. Zodra Solane ligt stap ik van haar af. Dan begint ze als een gek alle stenen om te draaien, ondertussen aan haarzelf vragend waar het is. Als ze een grotere steen omrolt komt een enorme gele wolk omhoog zetten. Als ze niet uit haarzelf rood was geweest had ik gezegd dat ze rood van schaamte ziet. Ze rolt de steen voorzichtig terug. Dan zegt ze: 'Oh, daar is het.'
Ze rolt de zoveelste steen opzij. Ze pakt iets, springt de lucht in, maakt een korte zweefvlucht en landt voor mijn neus op een poot. In haar andere poot houdt ze iets vast. Ze houdt het voor me. 'Dit is hoe jij gaat ervaren hoe het is om een feniks te zijn. Doe dit om.'
Ik pak het aan en doe het om. Het is een gouden ketting, met een hanger die een feniks in volle vlucht afbeeld. Zodra het om mijn nek hangt slaat de feniks haar vleugels om me heen. Dat moment wordt alles zwart.
Met een kreun sta ik op. Mijn handen doen enorm veel pijn en mijn gezicht voelt niet veel beter. De feniks staat vlakbij. Als ik naast haar sta valt het me op dat ik nu tot voorbij haar heup kom. Zonder me aan te kijken spreekt de feniks me aan. 'Het blijkt dat je meer in je hebt dan je laat zien, Luna. Vaak als wij andere onze vormen laten voelen, dan kost het een aantal keren voordat alles in orde is. Maar jij bent in een keer goed.'
Meteen vliegen de vragen door mijn hoofd. Ik begin er maar met eentje. 'Wat bedoel je daarmee, oh feniks?'
Ze gebaart met een vleugel naar mij. 'Heb jij jezelf al bekeken? En de naam is Solane, leeghoofd.'
Ik schud. Dan neem ik de tijd om dat te doen. Mijn hele romp is bedekt met rood oranje veren. Waar mijn vingers zoveel pijn doen zie ik nu twee vleugels, netjes opgevouwen. Een set enorme staartveren maakt het geheel af. In eerste instantie vind ik de vogelpoten niks, maar ergens zie ik het nut er wel van in. Solane knikt. 'Je bent een feniks. Je kan dus van vuur leven, en als je waar gewond raakt die wonden genezen door letterlijk als een feniks uit de as te komen. Daarom leven wij ook hier. Het mag dan wel een lelijke en kale plek zijn, maar we hebben alles wat we nodig hebben hier. Niemand anders kan dat zeggen. Plus, als wij zouden leven in een van die bossen dan zouden de bossen binnen korte tijd afgebrand zijn.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top