Hoofdstuk 9

Dorian

Dorians huis lag in een van de arme buitenwijken, maar in vergelijking met de andere buitenwijken was de wijk waarin Dorian woonde relatief rustig. Het hielp dat er geen taveernes in de buurt waren. In de late uurtjes konden de dronken mensen nogal voor overlast zorgen. Zo was er eens een ruzie ontstaan in de taveerne. Uiteindelijk was iedereen met elkaar op de vuist gegaan en was Dorian veel later klaar geweest met zijn werk dan de bedoeling was. Hij had zich opgelucht gevoeld toen de bezoekers buiten de deuren hun ruzie voortzetten, ondanks de overlast die ontstond voor de buurtbewoners.

Dorian deed het houten deurtje van het slot en liep naar binnen. Zijn vader lag op de bank te slapen met enkel een dun dekentje over zich heen geslagen tegen de kou. Dorian zuchtte. Het was weliswaar vroeg, maar zijn vader lag alleen nog op dit tijstip te slapen als hij zich niet optimaal voelde. Op het moment dat Dorian de deur achter zich in het slot liet vallen, hoorde hij echter het gekreun van de bank. Hij keek om en zag zijn vader iets rechterop zitten.

'Hoe was het gisteren tijdens het feest?' vroeg Owen. In een poging te verhullen dat hij zojuist nog had geslapen, vervolgde hij met een grijns: 'Is het Cayden nog gelukt om jou over te halen te dansen?'

Dorian besloot er geen opmerking over te maken. Ook Dorian had weleens momenten waarop het slechter ging, zoals deze nacht. En net zoals zijn vader deed hij alsof er niets aan de hand was. Cayden had gelijk; Dorian deed dan wel vrolijk, maar vaak voelde hij zich niet zo. Zijn vrolijke gedrag was gisteren echter wél oprecht geweest. Alleen Cayden kreeg dat voor elkaar.

'Hij heeft mij zelfs een hele les gegeven en gek genoeg genoot ik ervan.'

Owen grinnikte, maar keek snel weer ernstig. 'Kijk je wel een beetje uit?'

Daarmee doelde zijn vader op de prinsen. Dorian knikte, terwijl hij zich afvroeg of hij nu tegen zijn vader moest vertellen dat Nirvelli gezuiverd zou worden. Ze hadden allebei zoveel meegemaakt, te veel gruwelijkheden gezien, en dat leed bleef hen achtervolgen. 'Volgens Cayden is er nu nog geen gevaar voor mij geweest, maar ik blijf altijd op mijn hoede natuurlijk.' Dorian beet op zijn lip en had moeite om de volgende woorden uit te spreken. 'Hij is enkele uren geleden met de prins weggegaan.' Hij vond het lastig wanneer Cayden contact had met de vijand, maar voor Cayden was het familie. Soms vroeg Dorian zich af of hij niet gestoord was geweest om een relatie met Cayden Chamos aan te gaan. Dorian viel hierdoor op, wat niet handig was als Caydens tante, de koningin, en zijn neef mensen zoals Dorian wilden uitroeien. Maar ook Cayden speelde een gevaarlijk spelletje.

'Met de prins?' Terwijl zijn vader eerder nog slaperig had geklonken, was hij nu klaarwakker.

'Ja. Om de koningin op te halen. Cayden hoopt informatie te winnen. Volgens hem zal Nirvelli binnenkort gezuiverd worden.' Er was geen andere manier om de klap minder hard te laten aankomen.

Owen sloot even zijn ogen. 'We hadden naar het zonnerijk moeten vluchten.'

'En dan wat? De zonnemensen vertrouwen ons niet. Ze laten niet zomaar iedereen in hun rijk binnen en we zouden in het nadeel zijn met onze bleke huidskleur.' Dat was nu eenmaal de realiteit. In beide rijken huiste zoveel haat jegens het andere volk. Elke beslissing was een gok. 'Cayden zorgt voor bescherming. Hij heeft mij beloofd enkele soldaten te sturen.'

'Ik mag Cayden graag, Dorian, en ik denk inderdaad dat we iemand kunnen gebruiken die listig genoeg is om ons zo lang mogelijk uit de problemen te houden, maar ik denk niet dat we op die manier deze zuivering kunnen uitzitten.'

'Dat kunnen we ook niet, dus ik ga vechten.'

'Kan je dat aan? Heb je de zuivering in Fenour een plekje kunnen geven?'

Dorian staarde naar een houten plank op de vloer die loszat en slikte. Nee, hij had het geen plekje kunnen geven, maar hij zou vechten boven vluchten verkiezen. Onbewust haalde hij sneller adem, terwijl het beeld van zijn moeder weer voor zijn geestesoog verscheen. Hij probeerde met alle macht een ander beeld te onderdrukken dat naar boven dreigde te komen.

'Dorian,' zuchtte zijn vader. 'Het is niet erg dat je bang bent. Je hoeft niet te vechten.'

'Ik laat me niet steeds wegjagen,' zei Dorian. 'Nirvelli is mijn thuis, óns thuis, en met de juiste mensen kunnen we hier blijven. Als het uit de hand loopt, dan kijk ik niet meer hulpeloos toe, maar vecht ik terug. Ik wil niet meer zo hulpeloos zijn. Maar als jij wilt vluchten, dan moet je dat doen. Het zou nog kunnen.'

Owen stond op en liep zonder iets te zeggen naar een kast in de woonruimte. Dorian dacht even dat hij iets had gezegd dat Owen kwaad had gemaakt, maar toen kwam hij terug met een prachtig, kostbaar zwaard in zijn handen. Hij gaf die aan Dorian. Zelfs wanneer ze in armoede leefden, verkocht hij het enige bezit niet dat hen deed denken aan hun leven in Fenour toen ze nog alles hadden. 'Dit heeft mijn leven gered tijdens de zuivering. Nu is het zijn beurt om jou te beschermen.'

Dorian omhelsde zijn vader. 'Dank je.' Owen had op geen andere manier duidelijker kunnen maken dat hij Dorians beslissing steunde. Ze waren allebei klaar met vluchten.

***

Net toen Dorian had besloten naar het kasteel te gaan om zijn spullen uit Caydens kamer te halen, begon het te plensen en hoorde hij de wind gieren. Normaliter zou Dorian dan binnen blijven, maar hij wilde op tijd zijn eigen spullen terughalen. Hij was bang dat de koningin eerder dan gepland terug zou komen en het niet langer veilig meer voor hem was.

Het voelde aan alsof hij een hoofdstuk afsloot, want dit was de laatste keer dat hij het kasteel van binnenuit zag. Zijn tijd in het kasteel had hem enkel positieve herinneringen gegeven, wat voornamelijk te danken was aan Lorena en Finnian. Maar die tijd was voorbij en voor zijn veiligheid was het beter om nooit meer een blik te werpen op het onderkomen van de koningin.

Dorian liep naar Caydens kamer met in zijn ene hand een tas en doorweekte mantel – waarvan nog steeds water afdroop – en in zijn andere hand de sleutel die hij in het slot stak. Hij wilde net de deur opengooien toen hij vanuit zijn ooghoek de schoonmaakster herkende die Cayden eerder op het oog had.

'Ik hoop niet dat Cayden je erg heeft lastiggevallen vannacht?' vroeg Dorian met zijn aandacht op de deur. Hij gaf met zijn vrije hand de deur een zetje, zodat Caydens kamer werd onthuld. Het liefst wilde hij zich nu in een warm bad onderdompelen. Zijn hele lichaam bevatte geen enkele warmte meer. Als Dorian niet het plan had gehad om weer terug naar huis te keren in die regen, zou hij het hebben gedaan.

'Ik geloof niet dat hij mij zo erg mag.'

'Dat heeft hij bij de meeste mensen, dus trek het je niet persoonlijk aan,' mompelde Dorian.

Hij wilde de kamer in lopen, toen de vrouw verrast vervolgde: 'Herken je me niet?'

'Ik zou niet weten w-' Dorian had zich omgedraaid om de schoonmaakster beter te bekijken en opende zijn mond in schok. Schaamte stroomde zijn lichaam binnen. 'Sorry. Ik... Ik verwachtte je hier niet. Ik dacht dat je dood was.' Chloë. Een goede vriendin van hem stond in dit kasteel. Dorian kon haar enkel met grote ogen aanstaren. Was dit echt?

Chloë keek hem zwijgend aan met haar blauwe ogen. Het viel Dorian op dat ze haar donkere haren blond had geverfd, vast om zo min mogelijk herkend te worden. Dorian voelde een afstand tussen hen, maar hij wist niet goed hoe hij die kon verkleinen. Het liefst wilde hij haar omhelzen, haar nooit meer loslaten, huilen van geluk dat ze nog leefde. Toch hield hij al zijn emoties binnen.

'Sorry,' zei Dorian weer. 'Ik wilde hier snel weer weg zijn. Ik wilde niet bot doen.'

'Nee, dat is het niet. Het is dat dit kasteel je tweede huis is geworden en je een relatie hebt met Cayden Chamos. Je bent veranderd.' Dorian wist hoe dit op Chloë moest overkomen. Ze was net als hij drie jaar geleden een doelwit geweest tijdens de zuivering in Fenour. Niet omdat ze familie had dat uit het zonnerijk kwam, maar omdat haar familie slachtoffers van de zuivering hielp en dus werd gezien als een gevaar van het rijk.

'Het is niet zo dat omdat hij een Chamos is, ook net zo gruwelijk is als de koningin en prins,' zei Dorian. 'Maar sinds wanneer werk je hier als schoonmaakster?' Hij had haar niet eerder gezien.

'Vijftien nachten, maar ik woon al een jaar in Nirvelli.' Toen verzachtte haar gezicht en was er verdriet in haar ogen te vinden. 'Hoe ben je aan de dood weten te ontkomen? Ik zág dat je werd meegenomen door de vijand.'

Dorian beet hard op zijn lip. De angst die hij toen ervoer, trok door zijn lichaam heen, zo heftig dat het in zijn hoofd suisde. Alles in zijn lichaam riep hem toe om die nare gebeurtenissen te vergeten. Ze gaven hem alleen maar pijn. 'Ik weet het niet meer.'

Chloë was de eerste die de afstand verkleinde. Tranen vormden zich in haar ogen toen ze hem tegen zich aan trok en hij haar warmte voelde. 'Gaat het voor de rest goed?' vroeg ze zachtjes. 'Ik weet hoe moeilijk het is om het leven weer op te pakken.'

'Goed genoeg,' zei Dorian. 'Cayden heeft me ontzettend veel geholpen, maar het blijft moeilijk. Het leven hier en het omgaan met het verdriet en de pijn. Hoe doe jij het?'

'Ik heb mensen gevonden die ik vertrouw en me steunen. Ze vullen het gat op van mijn... ouders en broertje.' Haar stem was niets meer dan een fluistering geworden.

Langzaam liet Dorian de lucht tussen zijn lippen ontsnappen. Er viel een stilte tussen hen neer, die zwaar was van verdriet. Hij had haar familie goed gekend, zo goed dat die had aangevoeld als een tweede familie. Het waren zulke goede mensen geweest.

Het was de zoveelste klap die hij moest incasseren.

'Het was mijn moeder geweest,' mompelde Dorian met brandende ogen.

'En je vader?'

'Hij heeft zijn goede en minder goede momenten.' Uiteindelijk liet hij Chloë los. Het was niet verstandig om hierover te spreken in het kasteel waar iedereen hen kon afluisteren. Toch voelde het goed aan dat ze dit gesprek hadden gevoerd. Dorian had het nodig gehad om met iemand te praten die hem volledig begreep, die hetzelfde had meegemaakt.

'Je woont al een jaar in Nirvelli dus?' vroeg Dorian, die zijn tranen snel afveegde, toen hij de kamer in liep om zijn spullen bij elkaar te zoeken. De gordijnen stonden wijd open, zodat ze zicht hadden op de bewolkte hemel en de regendruppels die door de wind tegen de ramen beukten. Chloë deed de deur achter hen dicht.

'Ja. Ik heb hier mijn thuis gevonden, net zoals jij.' Ze ging op de zwarte, leren bank zitten, terwijl Dorian naar het arsenaal aan wapens liep om zijn dolk te pakken die hij een keer van Cayden als cadeau had gekregen. Chloë's ogen volgden elke stap. 'Vind je het fijn om een sterke, grote man te hebben die je beschermt? Ik heb gehoord dat hij ook veel invloed heeft.'

'Het is altijd fijn om iemand te hebben die je wilt beschermen, maar ik heb niemand nodig om dat voor mij te doen.'

'Het is niet vreemd dat je daar behoefte aan hebt na alles wat je hebt meegemaakt.' Een paar seconden gingen voorbij, alsof Chloë twijfelde om het volgende te zeggen. Ze zuchtte. 'Ken je hem goed?'

'Het duurde even, maar ondertussen heb ik een goed beeld van hem kunnen krijgen,' zei Dorian, die zijn dolk aan zijn wapenriem bevestigde. Daarna liep hij naar de kledingkast.

Chloë opende haar mond, maar sloot die weer. Wat het ook was, ze besloot om het nu niet te vertellen en Dorian vond het prima. Hij was niet in de stemming voor een discussie over zijn vriend.

Zwijgend pakte Dorian zijn kleding uit Caydens kast en propte die in de tas. Hij had niet veel spullen, dus het zou makkelijk in de tas passen die hij had meegebracht.

Dorians kleren waren heel gewoontjes vergeleken met de meeste van Cayden. Cayden gaf de voorkeur aan niet opvallende zwarte kleding, maar Lorena had hem zowat gedwongen om rijkelijk geborduurde vesten en jassen aan te schaffen voor evenementen. Het enige dure kledingstuk wat Dorian had, was de jas die hij aanhad tijdens het feest na de inauguratie van de kroonprins, en die had hij gekregen van Lorena. Zelf kon hij nauwelijks iets veroorloven. Dorian pakte die uit de kast. De donkere stof voelde zacht onder zijn vingers aan.

'Waarom werk je hier als schoonmaakster?' vroeg Dorian. 'Ik weet dat je nooit een schoonmaakster wilde worden. En dan vooral niet in een plek als deze.' Hij kneep zijn ogen achterdochtig tot spleetjes. Het zou dwaas zijn om te geloven dat ze dit zonder doel deed.

'Ze zijn slim om schoonmakers niet te vertrouwen,' zei Chloe enkel. Oftewel, ze hield de koninklijke familie in de gaten.

Cayden maakte altijd liever zelf schoon dan dat vreemden zijn kamer binnen konden treden. De andere koninklijke leden deelden dezelfde mening. Ondanks dat Cayden het zelf deed, zag zijn kamer er altijd opgeruimd en schoon uit. Hij had helemaal geen schoonmaker nodig. Het scheelde ook dat Cayden enkel beschikte over een slaapkamer en badkamer, al vond hij de badkamer schoonmaken een akelig karweitje.

'Heb jij mij ook in de gaten gehouden?' vroeg Dorian toen hij alles had ingepakt. Hij had zijn natte mantel over een stoel gehangen en er een schone uit Caydens kast gepakt. Het maakte hem niets uit dat die mantel te groot was. Hij dacht dat hij anders aan de kou zou bezwijken.

'Ja,' gaf Chloë toe. 'Mensen kunnen in een korte tijd veel veranderen. Ik zag je met Cayden en ik wist niet of ik je kon benaderen, dus ik hield je in de gaten. Maar weet je waar je mee bezig bent? Je bent bekender geworden door aan Caydens zijde te staan en als de koningin weet wie je echt bent...'

'Ik leef mijn eigen leven. Als ze mij op het vizier heeft, dan is dat maar zo,' zei Dorian en daarmee was het gesprek over dit onderwerp afgesloten.

Samen liepen ze Caydens kamer uit. Dorian kon niet geloven dat dit de laatste keer was dat hij in het kasteel zou zijn. Hij had hier zulke mooie herinneringen gemaakt, iets dat hij nooit had verwacht. Hij wierp nog één keer op een blik op de deur van de kamer waar hij zo veel nachten had doorgebracht, nadat hij de deur dicht had getrokken.

'Je gaat?' vroeg de kroonprins plots, waardoor Dorian met een ruk zijn kant op keek. Snel probeerde hij de schok te verbergen die op zijn gezicht af te lezen moest zijn. De kroonprins was volledig gekleed in het zwart, wat zijn bleke huid alleen maar benadrukte. Wanneer iemand wilde dat zijn bleke huid opviel, betekende dat meestal dat diegene een maanaanbidder was. Hoe bleker, hoe beter, was het motto van vele maanmensen, en dan met name van degenen die in het koude noorden vandaan kwamen, zoals de kroonprins. Het betekende dat zij zo min mogelijk in het zonlicht kwamen. Op die manier lieten ze aan de Maan zien dat ze enkel Haar dienden. Het intimideerde Dorian. 'Je bent opgevallen toen je gisternacht uit doodsangst bij mijn broer wegliep, dus ja, ik snap je beslissing om te vertrekken.' Zijn blik verried niets, een masker waar Dorian niet doorheen kon kijken.

Dorian voelde zichzelf bleker worden.

'Dat is niet grappig, Elwyn,' zei Chloë tot Dorians verbazing op een scherpe toon.

'Hoor je me lachen dan?' Chloë bekeek Elwyn schaamteloos van top tot teen, waardoor Elwyn zachtjes zei: 'Vertel wat je denkt.'

'Jij ziet er slecht uit.'

'De last van de kroon,' grijnsde Elwyn, terwijl geen enkele glinstering in zijn blauwe ogen te vinden was. Hij zag er vermoeid uit door de paarse wallen die zijn gezicht ontsierden. Ze waren niet te missen op zijn bleke huid en gaven hem een ziekelijke uitstraling. 'Iemand moet als zondebok dienen, niet?'

'Hoe bedoelt u?' vroeg Dorian voorzichtig.

'Zeg alsjeblieft 'je', ik word gek van de formaliteiten,' zei Elwyn. Hij zette een pas naar Dorian toe, zodat Dorian hem duidelijk zou verstaan toen hij op zachtere toon verder sprak. Dorian probeerde zich te kalmeren, maar wist dat Elwyn zijn angst doorhad. 'De koningin heeft mij aangesteld als leider en kroonprins, zodat ik verantwoordelijk zou zijn voor wat er hier gebeurt. Ik zal de schuld krijgen als hier een zuivering plaatsvindt en er een oorlog komt. Voor haar is dat geen probleem, zolang ze Navarre maar uit het schot houdt.' Daarna deed Elwyn weer een pas bij hem vandaan. 'Jouw geheim is trouwens bij mij en mijn broer veilig, Dorian.'

Dorians angst had hem verraden, had hen laten vermoeden dat hij een vijand van het maanrijk was. Ondanks Elwyns woorden dat ze niets met die kennis zouden doen, voelde Dorian zich er niet prettig bij.

'Heb jij toevallig nog informatie voor mij of kom je me alleen maar beledigen?' vroeg Elwyn aan Chloë.

'Ik heb iets over jouw neef gevonden, wat jij vast interessant zou vinden. We spreken later deze nacht wel af. Dan kun jij mij vertellen of jij iets hebt gevonden,' zei Chloë. 'Ik zie je snel weer, Dorian.' Daarna liep ze op haar gemakje weg, maar toch met een iets snellere tred dan ze net had gelopen, alsof niemand haar mocht betrappen met de kroonprins.

Dorian had duizend vragen. 'Je kent Chloë,' mompelde Dorian. Ongemakkelijk keek hij naar zijn schoenen op de glanzende marmeren vloer.

'Ja, sinds een paar nachten.'

Dorian voelde de blik van Elwyn in hem branden. Dorian vond het al knap dat hij niet meteen uit angst was weggerend. Maar hij kon het niet langer meer volhouden, dus hij vergrootte de afstand.

'Maar jij kent Chloë dus ook,' zei Elwyn, die zijn stem iets verhief, waardoor Dorian bleef staan.

'Al iets langer dan een paar nachten.'

Elwyn lachte. 'Het is eerlijk dat als ik vaag ben, jij dat ook bent.' Hij deed zijn handen in zijn zakken en leunde tegen de muur. 'En het is ook niet meer dan eerlijk dat jij bang voor mij bent. Het is net zozeer een misdaad om niets te doen tegen de zuivering als eraan mee te doen. En ondanks alles wat mijn broer heeft gedaan, zou ik hem zonder twijfel tegen iedereen beschermen.'

Dorian voelde zich niet op zijn gemak bij de kroonprins. Dorian had gedacht dat Elwyn zachtaardiger was dan de prins, omdat hij gespannen was geweest voor het spreken tijdens de inauguratie en de aandacht niet wilde opeisen, maar Dorian kreeg steeds meer het vermoeden dat Elwyn nog gevaarlijker was dan zijn broer. Hij straalde een bepaald soort kracht uit.

'Ik moet er helaas vandoor,' zei Dorian, die Elwyn nog steeds niet durfde aan te kijken. Hij haatte het dat hij zijn angst niet in bedwang kon houden en daardoor zo zwak overkwam.

'Ik hoop je niet meer in het kasteel terug te zien als de koningin er is,' zei Elwyn grimmig bij wijze van afscheid.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top