Hoofdstuk 32

Dorian

Valerie was meedogenloos. Ze hakte in op de soldaten alsof ze niets meer dan sprietjes waren. Als Dorian Valerie zag, moest hij aan de allesverwoestende woede van Cayden denken, aan de kracht die ze allebei bezaten. Ze zat onder het bloed van de vijand, terwijl ze de gevangenen een nieuwe kans op leven gaf.

Er heerste een stilte na het gevecht met de soldaten die Dorian tot diep in zijn diepste wezen raakte. Hun lichamen bedekten de bloederige grond van het plein, hun bloed vermengde zich met het bloed van de sympathisanten. De ijzeren geur van bloed wende Dorian nooit. Het bracht een herinnering naar boven waar Dorian niet aan ontkwam.

'Ga!' riep Valerie tegen de mensen, die niet langer omsingeld waren om als beesten afgeslacht te worden.

Ze hadden een zuiveringsplek weten te ontruimen. Ze hadden meer mensen gered dan ooit tevoren, maar tegelijkertijd lagen er meer lijken op de grond dan Dorian ooit had gezien. Dorian mengde zich niet in de gevechten. Hoewel de mensen hun levens aan Valerie te danken hadden, had ze overmatig geweld gebruikt. Geweld was volgens Dorian nooit het antwoord.

Dorian werkte snel. Hij bevrijdde de mensen een voor een van hun gebonden handen en leidde hen naar de rebellen die hen verder naar hun onderduikadres zouden brengen. In Nirvelli waren er genoeg mensen die de rebellen hielpen door hen onderdak te bieden. Ze zetten hun eigen levens op het spel, maar ze deden dat net als Dorian met alle liefde.

Het gaf Dorian een heerlijk gevoel om deze mensen een nieuwe kans te geven, maar zolang de zuiveringen door bleven gaan, zou er niets opgelost worden. Dorian zag enkel angst en wanhoop in de meeste ogen - een reflectie van zijn eigen gevoelens. Dorian had de zuivering in Fenour overleefd, maar de dagen die volgden waren gevuld geweest met verdriet en angst. Hij had zijn moeder verloren. Dorian beet hard op zijn lip bij de gedachte aan die leegte in hem.

Terwijl Dorian het laatste slachtoffer verder stuurde, keek hij onbewust naar Valerie. Dorian had direct spijt dat hij oogcontact met Valerie had gemaakt. Ze gebaarde naar hem dat hij naar haar toe moest komen.

'Nog iets gehoord van mijn neef?' vroeg Valerie buiten adem. Ondanks de geur van bloed en de dood die de lucht vulde, zat er een sprankeling in haar ogen. Ze gedijde op actie. Dorian wist niet zeker of Valerie de slachtoffers hielp uit de goedheid van haar hart, of omdat ze het nodig had. Misschien wel beide.

'Niets.' Cayden had geen woord meer over Navarre gesproken. Niemand hoorde iets van hem. Het was alsof hij verdwenen was. Waarschijnlijk was dat maar goed ook.

Valerie was één van de mensen die een dreiging vormden tegen Navarre. Ze zou hem met blote handen aan stukken scheuren zodra ze de kans kreeg. De bloedspetters op Valeries gezicht overtuigden Dorian ervan.

'Ik had niet moeten afwachten,' zei Valerie gefrustreerd. Ze schopte met al haar kracht een kiezelsteen weg. Lichtelijk kromp Dorian ineen, denkend aan die keer dat Cayden zijn hand door glas had geramd. 'Ik had die lafaard moeten opzoeken.'

Haar haat jegens Navarre was enkel groter geworden nadat ze te horen kreeg over het vuur. Ze geloofde dat Navarre het van haar gestolen had, het vuur waar zij zo trots op was. Het had een nieuw vuur in haar aangewakkerd, wat net zo gevaarlijk - al dan niet gevaarlijker - was.

'Valerie,' hoorden ze de stem van Elwyn vanuit de schaduwen zeggen.

De kroonprins was gehuld in een zwarte mantel, zijn gezicht verborgen om niet op straat herkend te worden. Nu Elwyn al werd aangezien voor een verrader, was het niet verstandig om met de rebellen gezien te worden. 'Wat moet dit betekenen?' vroeg Elwyn, gebarend naar het bloed om hem heen. Hij kwam met grote stappen op hen af.

'Het zijn extremisten. Ze liepen mij in de weg,' zei Valerie, terwijl ze haar zwaard nonchalant in het lichaam van een gesneuvelde soldaat porde. Het was het lijk van een moordenaar, van iemand die op Dorian zou neer spugen. Dorian zou blij moeten zijn dat Valerie de soldaten had uitgeschakeld. Toch deed hij een kleine stap opzij vanwege Valeries onverschillige houding.

'Wij gaan ons niet verlagen tot hen,' zei Elwyn, zijn woorden langzaam en nadrukkelijk uitgesproken alsof hij tegen een kind sprak.

'Zoals u wenst, mijn koning.' Valerie maakte een spottende buiging.

'Wij staan op het randje van een oorlog,' siste Elwyn. Zijn ogen boorden zich in die van haar. 'Jij duwt ons niet die afgrond in.'

Valerie had net als Dorian de verhulde boodschap gehoord. Elwyn wist zijn woorden goed uit te kiezen om Valerie te raken.

Valerie keek hem met grote ogen aan, alsof hij haar een klap had gegeven. 'Dat is hard, Elwyn.'

'Als jij dat al hard vindt, zal ik oppassen. Geen doden meer, behalve als het echt niet anders kan. Dit valt op. Dit was onnodig.'

Valerie herstelde zich snel na zijn reactie. Er verscheen vuur in haar blik. 'Laat de oorlog maar komen. Ik ben er klaar voor.' Ze botste tegen Elwyns schouder, zo hard dat Elwyn een stap achteruit deed. Zonder om te kijken, beende ze het plein af.

'Ik praat wel met Valerie,' zuchtte Dorian. Valerie stond ervoor open om met hem te praten, zelfs als ze in een van haar chagrijnige buien was. Net als Cayden trok ze een muur om zich heen op uit zelfbescherming.

Elwyn wreef vermoeid over zijn gezicht. 'Ik had niet zo moeten reageren.'

'Valerie heeft het nodig om afgeremd te worden. Jij hebt tenminste het lef om dit recht in haar gezicht te zeggen,' zei Dorian. Hoewel Dorian vond dat Valerie te veel geweld gebruikte, had hij niets gedaan om haar tegen te houden. Ze had mensen gered. De rebellen hadden haar nodig. 'Maar lukt het een beetje om iedereen in toom te houden?'

'Het rijk is verdeeld. Ik kan niet elke groep tevreden houden. Sommigen dagen mijn leiderschap uit en ik weet niet hoelang ik het vol kan houden. Caydens methode werkt, maar ik zou zelf niet voor die methode gekozen hebben.'

'Moet je ver gaan om hen te laten luisteren?' vroeg Dorian.

Elwyn hurkte neer bij de dode sympathisanten, zijn blik op hun gezichten en de donkere plas rondom hen. Het was er doodstil, alsof ook het leven uit deze plek was gezogen. 'Ik probeer binnen de grenzen te blijven,' was alles wat Elwyn daarop zei. 'In Quacey zal ik om vergiffenis vragen.' Quacey was het bedevaartsoord voor de aanbidders van de Maan, niet ver van Lycoris vandaan.

Elwyn was loyaal aan de Maan, maar niet in zo'n extreme mate als de aanhangers van Edlynne. Dorian dacht niet dat het geloof gebaseerd was op de ideeën van de extremisten.

'Ik denk dat Zij je zal begrijpen,' zei Dorian.

'Ja, vast,' reageerde Elwyn met sarcasme. Hij stond op en klopte de grond van zijn mantel af. 'Ga jij maar. Ik probeer zoveel mogelijk de sporen te wissen.'

Het zou waarschijnlijk beter zijn als Elwyn dit in zijn eentje deed. Zonder Dorian erbij zou het minder opvallen en dus zou de kans kleiner zijn dat Elwyn werd betrapt. Dorian had al de moeilijke taak op zich gelegd om met Valerie te gaan praten.

Ook al had Dorian geen enkel idee waar Valerie kon zijn. Ze dook op wanneer ze dat wilde, en altijd op de meest onvoorspelbare momenten. Dorian wist nooit wanneer hij haar zou zien. Ze was vaker in de buitenwereld te vinden dan in de rebellenbasis.

'Weet je het zeker?' vroeg Dorian. Hij wilde Elwyn niet verder belasten. Elwyn had het al druk genoeg om het leiderschap te behouden.

'Ik moet er wel heel verschrikkelijk uitzien als jij medelijden met mij krijgt.'

'Je ziet er ook verschrikkelijk uit,' mompelde Dorian op een haast onverstaanbare toon. Elwyn hoorde elk woord luid en duidelijk.

'Bedankt, Dorian.'

'Ik bedoel er niets naars mee,' zei Dorian snel. Waarom lukte het hem niet om sommige dingen voor zichzelf te houden? 'Je ziet er gewoon moe uit. En... Nou ja, laat maar. Ik ga voordat ik het erger zal maken.'

Elwyn lachte kort, vreugdeloos. 'Geloof me, ik weet dat ik moe eruitzie, zo voel ik me ook. Ik moet me even door de vermoeidheid heen slaan en dan gaat het wel.' Elwyn gebaarde naar hem dat hij kon gaan.

Dorian twijfelde, maar knikte toen.

Dorian wist zelf niet waar hij nu naartoe moest. Hij kon niet naar Cayden toe, want die was op dit moment in het kasteel. De rebellenbasis zou een optie zijn, maar Dorian wilde naar een plek die voor hem net zo vertrouwd als Cayden aanvoelde. Hij besloot naar zijn oude huis te gaan, het huis waar hij op de een of andere manier geen afscheid van kon nemen.

Hij sloeg een straat in, naar het leven dat op hem wachtte, maar zijn hart sloeg een slag over toen hij een man zag. Een soldaat stond enkele meters verderop, zijn blik op Dorian gericht. Terwijl de mensen om hem heen onbekommerd doorgingen met hun bezigheden, werd de lucht zwaarder. Het leek alsof de tijd stilstond. De man stond daar in een zwart gewaad, het embleem van de Maan zichtbaar op zijn borst. Zouden ze hem nu dan toch op het spoor zijn gekomen vanwege zijn werk bij de rebellen? Het moest wel. Dorian slikte.

Dorian draaide zich om, om terug naar Elwyn te gaan, maar die weg werd versperd door een andere soldaat. Er was dit keer niemand die Dorian kon redden. Dorian haalde diep adem, probeerde zijn hart tot bedaren te krijgen. De duisternis drukte zwaar op hem.

Het was nu zijn beurt. Ze hadden hem gevonden.

Dorian twijfelde geen seconde. Hij duwde zich een weg door de drukke straat, wat veel gevloek veroorzaakte. Dorian deed zijn best om de soldaten af te schudden. Maar ze stonden overal in Nirvelli gestationeerd. Dorian moest een plek bereiken waar ze niet zouden komen, waar hij zich kon verstoppen. Hij kende de duistere plekjes in Nirvelli, maar hij wist niet of hij daar veiliger zou zijn en of hij daar op tijd aan kon komen.

Dorian drukte zich tegen een muur in een alkoof, zijn adem snel en zwaar. Het geschreeuw van bevelen klonk in zijn oren, maar het werd langzaam minder tot het uiteindelijk verstomde. Alleen het harde bonzen van zijn hart bleef over, luid in de stilte van de steeg. Dorian sloot zijn ogen en rustte zijn hoofd tegen de muur om op adem te komen.

Pas toen zijn ademhaling weer onder controle was, zette Dorian zijn weg voort richting de buitenwijken van Nirvelli. Bij elk geluidje verborg Dorian zich, zoekend naar gevaar. Hij haatte het dat hij moest vluchten en dat hij het in zijn hoofd had gehaald om uit te wijken naar een plek waar de criminaliteit hoog was. Dorian vermeed deze plek, net zoals elk andere verstandige bewoner. Er was geen toezicht in de wijk, niemand bemoeide zich met wat er in de schaduwen gebeurde. Dorian had beslist niet in deze wijk willen wonen. Zelfs de soldaten vermeden deze plek vanwege de diep gewortelde corruptie.

Maar als Dorian moest kiezen tussen de soldaten en de criminelen, koos hij liever voor de criminelen. De criminelen hadden hem tenminste niet op een dodenlijst staan, voor zover Dorian wist.

Dorian droeg eenvoudige kleding, waardoor hij niet opviel. Zijn zwaard hield hij verborgen onder zijn mantel. Hij zou de criminelen geen enkele aanleiding geven om hem in het vizier te krijgen.

De stank van afval en uitwerpselen kwam Dorian tegemoet op het moment dat hij de wijk betrad. De lucht was killer en de duisternis dieper. Dorian liep met een grote boog om een groepje mensen die aan het smoezen waren in de schaduwen. In zijn eentje was hij een makkelijk slachtoffer.

Dorian had zich nog nooit zo alleen gevoeld. Hij wierp een blik op de lucht, waar de Maan noch de sterren te zien waren. Ze waren allemaal verborgen achter een dik wolkendek. Dorian verlangde ernaar dat Cayden hier was, iemand die hem uit deze benarde situatie kon halen.

Net toen Dorian het gevoel kreeg de soldaten te hebben afgeschud, zag hij vanuit zijn ooghoek een zwart uniform. Ze zaten hem nog steeds op de hielen, zelfs hier, in deze gevaarlijke buitenwijk. Dorian realiseerde zich dat ze nooit zouden stoppen.

De kou drong door zijn kleding heen, zijn maag rammelde van de honger en zijn mond voelde droog aan. Hij wilde hier geen moment langer zijn. Het zag ernaar uit dat dat ook niet meer hoefde. Dorian pakte de pommel van zijn zwaard beet. Als vluchten niet werkte, dan werd het vechten.

'Ben ik eindelijk aan de beurt om deel uit te mogen maken van de zuivering? Het heeft lang geduurd,' zei Dorian. Zijn stem klonk stabieler dan hij zich voelde.

Achter de man verschenen nog enkele gedaantes. Dit keer weigerde Dorian te vluchten. Het had geen zin; ze zouden hem toch weer vinden.

Cayden had hem persoonlijk getraind. Dorian was weliswaar klein, maar hij was sterk en kon overweg met een zwaard. Daar had Cayden op toegezien.

Alle drie de mannen kwamen op hem af, alsof ze het snel wilden afhandelen. Dorian besefte al snel dat hij dit gevecht niet zou winnen. Deze mannen waren bedreven in het duelleren. Ze sloegen toe met volle kracht, kwamen van allerlei kanten, waardoor het voor Dorian onmogelijk was om alle klappen te pareren. Dorian liet zich op de grond vallen om een doodsklap te ontwijken. Het zwaard suisde rakelings langs zijn hoofd. Zijn hart ging tekeer in zijn borst, adrenaline gierde door zijn lichaam heen.

De realisatie dat hij zou sterven, kwam hard binnen. Deze soldaten waren op hem afgestuurd om hem te doden en het zou hen lukken. Dorian zou sterven in een straat waar niemand een blik op hem zou werpen.

Dorian voelde paniek opkomen, zo heftig dat hij niet meer logisch kon nadenken.

Dorian wilde niet sterven, maar zijn strijd leek gestreden.

Toch vocht hij door. Als hij moest sterven, dan zou hij vechtend ten onder gaan. Hij zou het deze soldaten moeilijk maken tot zijn laatste ademtocht in plaats van op zijn dood te wachten. Dat was precies wat Dorian in Fenour had gedaan. Eén keer en nooit meer.

Dorian pareerde één klap. Zijn armen trilden van de inspanning, terwijl de zwaarden tegen elkaar botsten. De volgende aanval kwam alweer. Dorian zag het zwaard op hem afkomen en wist dat dit zijn einde zou betekenen.

Alles werd zwart.

Maar er volgde geen pijn. Dorian hoorde de zwaarden van zijn aanvallers op de grond kletteren, gevolgd door het snakken naar adem. Dorian zag niets door de verstikkende duisternis. Zijn eerste gedachte was Cayden. Dorian riep zijn naam. Er kwam geen antwoord terug.

Dorian viel op zijn knieën. Zijn lichaam trilde oncontroleerbaar en zijn hart bonkte in zijn keel, alsof hij net urenlang had gevochten. Zijn lichaam reageerde heftiger dan zou moeten. Was het de schok van de realisatie dat hij zou sterven?

'Cayden!' schreeuwde Dorian dit keer, zijn stem vol met paniek.

De omgeving werd na elke seconde duidelijker zichtbaar. De duisternis verdween op de wind en maakte plaats voor de dood. Dorian zag de drie bewakers levenloos op de grond liggen. Hun ogen staarden naar de donkere, bewolkte hemel.

Een bliksemschicht doorkliefde de lucht, scheurde de wereld in tweeën. De klap die volgde deed de grond beven.

Dorian haalde schokkerig adem. De duisternis kon niet van Cayden afkomstig zijn, hij was nergens te bekennen.

'Nee, nee, nee,' mompelde Dorian.

De eerste regenspetters vielen naar beneden.

Dorian wist niet hoeveel tijd er was verstreken, terwijl hij zo op de grond zat, midden in de onweer en regen. Er zat geen warmte meer in zijn lichaam toen hij een stevige hand op zijn schouder voelde rusten.

Met een schok keek hij om en zag Cayden boven hem uittorenen. Op zijn gezicht was een kalme uitdrukking te lezen, een scherp contrast met de chaos die in Dorian woedde.

'Ik heb ze vermoord... met de duisternis,' stamelde Dorian. Hij kon niet eens naar de soldaten kijken.

Dorian voelde nauwelijks hoe zijn kleding tegen zijn lichaam plakte van de regen of hoe er kleine stroompjes water van zijn haren over zijn gezicht liepen. Alles leek van heel ver weg te komen.

Cayden legde zijn goede hand om Dorians middel en trok hem rustig overeind, zodat hij op beide benen stond. Cayden liet hem niet los.

'Cayden. Ik heb ze vermoord met de duisternis,' herhaalde Dorian met een trillende stem.

Cayden zei niets, maar zijn donkere ogen gleden langzaam over de lijken. Een frons verscheen op zijn gezicht.

'Hoe?' drong Dorian aan.

'Je bent de controle over de duisternis verloren,' mompelde Cayden. 'Je kan geen uitverkorene van de Maan zijn. Ik heb al de duisternis.' Dorian zag hem nadenken, zag de spanning in zijn schouders die meer verried dan Cayden wilde laten zien. Tot slot zei Cayden: 'Laten we ergens droog gaan zitten. Je bent ijskoud.'

Dorian weigerde het om het daarbij te laten. Cayden wist meer dan hij vertelde. 'Wat ben ik?'

Cayden keek naar de lucht, naar de lichtflitsen boven hen. 'Ik denk dat ik per ongeluk mijn duisternis heb gebruikt. Het moet gebeurd zijn toen jij mij troostte nadat ik mijn ouders zag. Ik was van slag. Jij hebt de duisternis geabsorbeerd, al dan niet bewust... Jij bent de vijfde uitverkorene.' Het verhaal ging rond dat als er vier uitverkorenen waren, de vijfde uitverkorene orde moest brengen. Maar dat kon Dorian niet zijn, toch?

'Nee.'

Cayden kneep hem zachtjes in zijn zij. 'Jij bent altijd al de vijfde uitverkorene geweest. Nu pas kom je erachter.'

'En die doden?' vroeg Dorian.

Cayden wierp er een blik op. 'Er vallen in deze straat wel meerdere doden. We laten ze liggen.' Hij deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Aan de ene kant was het fijn dat Cayden zo kalm erop reageerde, maar het maakte Dorian ergens ook zorgen. Hoe kon iemand zo kalm blijven? 'Je hoeft je geen zorgen te maken. De duisternis zal nu wel uit jouw lichaam moeten zijn, dus het zal niet veel uitmaken of jij wel of niet de controle verliest.'

'Er zullen vragen komen.'

'Dan beantwoord ik die,' zei Cayden, zijn blik nog altijd op de lichamen gericht.

Dorian schudde zijn hoofd. 'Jij hebt al genoeg aan je hoofd. Ik los dit zelf op.'

'Er zijn veel verklikkers hier. Mensen hier doen álles voor geld. Ze zullen jou als schuldige aanwijzen, ze zullen vertellen wat ze hebben gezien,' zei Cayden. Hij gebaarde naar de dode soldaten. 'Hoe verklaar je dit?'

Dorian haalde rillend adem. 'Ik raakte in paniek. Ik kan er niets aan doen dat ik ze... Dat ik ze...' De woorden stokten in zijn keel.

'Ik weet het,' suste Cayden hem. Er viel een stilte, totdat Cayden zei: 'Als ze vragen stellen, als jij inderdaad als de schuldige wordt gezien, vertel hen dat jij de uitverkorene van de Maan bent. Bijna niemand weet het van mij. Ze zullen het geloven als jij zegt dat jij de duisternis hebt. Maar vertel hen niet dat jij de vijfde uitverkorene bent.'

'Waarom niet?'

'Je zult positieve aandacht krijgen, maar ook veel negatieve. Het is beter dat te vermijden. Dus dit blijft tussen ons voor nu.'

'Maar er zullen mensen zijn die het niet gaan geloven,' zei Dorian. 'Omdat ze het van jou weten.'

'Dat zien we later weer.'

Dorian knikte afwezig.

'En jij hoeft je geen zorgen te maken dat ik jou anders ga zien. Voor mij blijf je Dorian, de man van wie ik rugpijn krijg omdat ik steeds moet bukken om jou te horen.' Caydens mondhoek trok omhoog.

'Misschien word je gewoon oud.'

'Ik ben maar twee jaar ouder dan jij, lieverd.'

Cayden zei niet vaak 'lieverd', maar als hij dat zei, kon Dorian zijn glimlach niet onderdrukken. 'En toch heb je al rug- en gehoorproblemen.'

'Ik hoor nu anders wel dat het goed met jou gaat.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top