Hoofdstuk 12

Dorian

Cayden ging zitten waarbij hij zijn enkel op zijn knie legde, terwijl zijn blik onlosmakelijk met die van Dorian verbonden was. Dorian maakte geen aanstalten om naast Cayden plaats te nemen. Niet omdat hij het niet wilde, maar omdat de schok het had overgenomen.

'Mijn echte ouders waren geobsedeerd met mijn magie. Ze wilden die magie helemaal voor zichzelf hebben, onder controle hebben, om de wereld te laten zien dat ze de duisternis in hun macht hadden. Ze wilden daarmee aanzien krijgen en die kregen ze ook.' Cayden snoof en even laaide er woede in zijn ogen op. 'Soms kwamen er mensen op bezoek. Ik moest laten zien wat ik kon. En als ik dat niet deed... Blauwe plekken waren voor mij niet ongewoon.'

Cayden had Dorian weleens verteld dat hij door zijn ouders verwaarloosd werd, dat hij niet werd onderwezen en daardoor niet had kunnen lezen en schrijven, dat hij in isolatie werd gehouden en geen vrienden had kunnen maken. Maar dit...

Dorian voelde tranen in zijn ogen prikken, maar bleef staan waar hij stond.

'Het lukte mij weg te vluchten. Mijn ouders riepen hulp in van anderen om mij te vinden, maar ze hebben mij nooit gevonden. Lorena vond mij. Ze had geruchten gehoord over een uitverkorene die werd gezocht en bood aan mij te helpen. Ik vertrouwde het eerst niet, ik dacht dat mijn ouders haar hulp hadden ingeschakeld, maar ze hield vol en ik ben haar daarvoor erg dankbaar. Door haar kreeg ik een veilig onderdak en hielp ze mij samen met Finnian om mijn magie onder controle te houden. Daarom schrijf ik in dat boekje. Om achter de aanleiding te komen van mijn uitbarstingen, hoe ik ermee moet omgaan. Het staat allemaal in verbinding met mijn magie en hoe ik ben als persoon. Dus nu weet je alles.'

Rusteloos. Zo zou Dorian nu Caydens gedrag omschrijven. Hij zat nog maar voor enkele seconden of hij stond alweer op om weer een poging te doen de deur te bereiken.

'Wat ga je doen?' vroeg Dorian snel.

'Je bent bang voor me. Dus ik geef je de tijd om in je eentje na te denken.'

'Ik heb vragen.'

Een spiertje vertrok in Caydens kaak, maar toch stond hij stil. Zo stil dat het leek alsof hij een klap verwachtte. Het had hem echt veel moeite gekost om Dorian dit geheim te laten zien en met Dorians reactie geconfronteerd te worden.

'Gebruik je je magie vaak?'

'Altijd. Ik gebruik het nu om zeker te weten dat we niet van buitenaf worden afgeluisterd. Soms gebruik ik het om ons iets meer af te schermen, voor privacy bijvoorbeeld. Tijdens de nurai gebruik ik het in gevechten om preciezer te kunnen richten. Maar dat is niets in vergelijking met de kracht die ik bezit.' Het viel Dorian op dat Cayden ineens erg open was, wat kon betekenen dat Cayden dacht dat hij niets meer te verliezen had.

'Ik heb weleens over uitverkorenen gehoord,' mompelde Dorian nu, 'en ik weet dat ze bestaan, maar het had nooit echt realistisch voor me geleken.'

'Magie is zeldzaam, het kan soms generaties overslaan. Het is niet iets wat je elke nacht en dag ziet.'

'En... En hoe werkt het aansturen van magie?'

'Het is net als ademhalen, als bewegen. Het gaat vanzelf.' Een donkere sliert vloog door de kamer heen en Dorian kromp onwillekeurig ineen. Cayden zag het. 'Al deze duisternis is van mij. Ik kan het manipuleren. Ik ben dan ook op mijn sterkst tijdens de nurai. De Zon is mijn vijand, terwijl jij houdt van Zijn licht en warmte. Ik deed mijn best om me aan jou aan te passen en meer in het licht te komen, maar de waarheid is dat de Zon mijn huid verbrandt, hoe zwak die ook is. Daarom blijf ik liever binnen tijdens munari.'

Dorian wist niets erop te zeggen.

'Maar niemand mag hier vanaf weten, Dorian. Uitverkorenen worden of als Goden aanbeden of vernietigd door de dreiging die we vormen. Ik wil dat niet. Ik wil niet opvallen.'

'Hoe kon je dit voor mij verborgen houden?' vroeg Dorian.

'Ik wilde het je vertellen. Ik kon het niet.'

'Het maakt mij niets uit dat je een uitverkorene bent. Ik moet eraan wennen, maar ik vind het veel erger dat ik twee jaar lang iemand heb gekend die zich anders voordeed.'

'Kun je me dat verwijten?' riep Cayden nu uit. Wanhopig hief hij zijn handen in de lucht. 'Ik heb geen enkele positieve ervaring met mijn magie gehad. Ik vond het heerlijk om jou te ontmoeten en dat je me zag zoals ik was, je zag niet mijn magie. Je zag míj.'

Cayden ging voor hem staan en pakte voorzichtig Dorians kin beet, maar er zat druk achter die beweging. 'Zie je me nog steeds?' vroeg Cayden zachtjes.

Dorians ogen ontmoetten de zijne, maar er was blijkbaar iets in zijn blik te zien waardoor Cayden een stap achteruit deed.

'Ik moet wennen,' zei Dorian. Hij klonk nu net zo wanhopig als Cayden. 'Dat begrijp je toch? Ik heb nooit magie gezien. En nu zie ik ineens dat de duisternis een levend iets is en dat jij daarmee mensen hebt vermoord. Je hebt weleens de controle verloren.'

'Al jaren niet meer. Lorena en Finnian hebben me hier durven achterlaten. Als ze hun twijfels hadden, zouden ze dat niet doen.'

'Ze zouden je inderdaad niet zomaar achterlaten.'

'Je vertrouwt hen, Dorian.'

Ja, Dorian had hen in vertrouwen durven nemen, had met eigen ogen gezien dat het zorgzame mensen waren, maar... 'Maar ze houden ook van Navarre en Elwyn. In hoeverre kan ik hen dan vertrouwen dat jij niets zal doen?' Dorian moest ophouden met zomaar uitspraken uit zijn mond te laten floepen. Hij moest zijn woorden zorgvuldiger uitkiezen.

Caydens mond ging geschokt open en er vloog iets van pijn over zijn gelaatstrekken heen. Dorian had hem net zo goed een klap kunnen geven, dat zou hetzelfde effect hebben gehad.

'Ik vroeg me dat alleen af. Ik bedoel er verder niets mee,' zei Dorian meteen.

'Ik denk dat het beter is als ik je met rust laat.'

Dorian schudde zijn hoofd. 'Ik ben blij dat je me dit hebt verteld. Ik wil niet dat je denkt dat ik je niet accepteer of dat ik bang voor je ben.'

'Maar dat ben je wel en dat snap ik. Het is goed, Dorian.'

'Alsjeblieft Cayden, blijf nog even.'

'Je moet begrijpen dat het niet mijn magie is waar je voor moet vrezen. Magie is goed noch slecht. Ik ben het probleem. Voor heel lang ben ik verkeerd met mijn magie omgegaan, ik heb het omgevormd tot een wapen om mezelf te beschermen. Voor heel lang dacht ik dat als ik mezelf ermee beschermde, alles goed was. Er vielen doden, maar dat maakte mij niets uit, want in mijn ogen was dit een spel om te overleven. Ik rouwde niet om ze. Ik kwam er pas achter dat het slecht was toen Lorena en Finnian mij in hun gezin opnamen. Toch weerhield dat er mij niet van om het weer te doen. Jij verdient beter.'

Cayden zei dit expres, zodat Dorian een afkeer kreeg van Cayden en hem niet tegen zou houden om te vertrekken.

'We leven in een gruwelijke tijd,' zei Dorian. 'Ik heb monsters gezien. Jij bent er niet één van.'

'Voor jou niet, maar anderen zien mij wel zo,' zei Cayden enkel. 'Laat wat ik je allemaal heb verteld eerst bezinken.' Cayden sprak daarna een tijd, plaats en dag af waarop Dorian hem kon vinden zonder dat hij naar het kasteel hoefde te gaan voor als Dorian een beslissing over hen had gemaakt.

Misschien had Dorian inderdaad de tijd nodig om alles te laten bezinken en om te beslissen hoe zijn toekomst met Cayden eruit zou zien. De schok had zijn lichaam nog altijd niet verlaten.

***

Dorian was op de bank in slaap gevallen zonder het glas op te ruimen en was er bijna in gestapt toen hij besloot om de volgende nacht ontbijt te halen. Met een zucht probeerde Dorian alles op te vegen. Het scheelde dat het voornamelijk grote brokken waren. Hij gooide het glas in de emmer met vuilnis die binnen bij de voordeur stond en opende de deur om boodschappen te halen.

Hij kon het nog steeds niet geloven dat Cayden één van de twee uitverkorenen van de Maan was. En Dorian was uitgerekend met hem een relatie aangegaan. Hoe klein was die kans? Het was waar dat Dorian een voorkeur had voor de Zon, voor warmte en licht, maar de duisternis kon hij overleven. Hij was er niet bang voor. Het was alleen vreemd om te zien dat Cayden die duisternis kon sturen, het levend kon maken.

Het was bovennatuurlijk, iets wat Dorian niet eerder had gezien waardoor het hem angst aan had gejaagd. Tevens vond hij het een enge gedachte dat Cayden doodde als hij zijn emoties niet meer onder controle had. Dorian wist niet zo goed hoe hij daarmee zou moeten omgaan, maar in de jaren dat hij Cayden kende, was zoiets niet voorgevallen. Cayden kon weleens boos zijn, maar het was nooit uit de hand gelopen. Waarschijnlijk zou het niet meer gebeuren en als het wel gebeurde... Dorian zou het dan wel weer zien. Hij wilde er eigenlijk niet te veel over nadenken.

Het vrolijke geroezemoes vulde zijn oren toen hij aankwam in een straat die bekend stond om zijn kraampjes. Dorian had zich nog nooit zo erg een buitenstaander gevoeld. Deze mensen deden alsof er niets aan de hand was, alsof de koningin gisteren niet was gekomen om deze stad rood te kleuren. Misschien waren ze wel blij met haar komst. Deze hele wereld was verrot. Een gewelddadige vriend hebben zou in ieder geval niet het ergste zijn dat er was.

Dorian forceerde een glimlach bij het bestellen van het ontbijt: brood, fruit en vleeswaren. Het was belangrijk om nu niet op te vallen, want hij wist niet wie precies hier voor de koningin werkte.

De verkopers gaven Dorian het eten in ruil voor enkele muntstukken, waarna Dorian snel verder liep. Hoe sneller hij thuis was, des te beter. Maar hij hield zijn pas in toen er door de menigte een pad werd gemaakt om enkele soldaten door te laten gaan. Hij herkende hun uniformen maar al te goed; een zwart pak met het embleem van de Maan op hun rechterborst. Ze droegen een zwaard dat duidelijk zichtbaar was.

Even was hij weer terug in de bloederige straten van Fenour. Hij kneep zichzelf. 'Je kunt dit,' mompelde Dorian. Gedraag je normaal. Maar hij voelde zijn benen zwak worden, trillen. En wanneer hij zich erop focuste, werd dat trillen erger, dus probeerde Dorian zichzelf af te leiden door zijn focus ergens anders op te leggen. Dit mislukte volledig, want zijn blik ontmoette het gezicht van de laatste persoon die hij nu wilde zien.

Het was duidelijk dat Dorian hier niet naartoe had moeten komen.

'Wat doe jij hier?' vroeg Navarre verrast op een paar meter afstand van Dorian. Het was alsof hij vanuit het niets was verschenen. Dorian had hem niet opgemerkt door de mantel die hem verhulde en opging met die van het volk. Hij droeg dit keer geen zwart, maar een onopvallende kleur grijs.

Dorian dacht dat hij zou moeten overgeven. Hij had geluk dat er niets in zijn maag zat. Hij dacht aan de woorden van Cayden, zoals dat Navarre geen gevaar was, maar dat was moeilijk te geloven als iemand zo'n gewelddadig verleden had en weleens de prins van de dood werd genoemd.

Navarre hief zijn in leer gehulde handen verzoenend op. 'Als ik jou was, zou ik door blijven lopen,' fluisterde Navarre. Hij gaf een knikje naar de straat vol met mensen en karren. 'Mijn moeder heeft haar soldaten naar de drukkere gebieden, zoals deze, gestuurd om mogelijke verraders op te sporen, mensen die zich anders gedragen. Als je boodschappen nodig hebt, kom wanneer het rustiger is.'

Begon het nu al? Dorian wist niets te zeggen. Hij was al van plan geweest om terug naar huis te gaan.

Navarre keek met vernauwde ogen om zich heen. 'Ze hebben al één iemand te pakken gehad, eerder deze ochtend. Sommigen juichten,' vertelde Navarre duister. 'Doe even mee. Je hoeft niet per se te praten, maar het lijkt nu net alsof ik een gesprek met mezelf voer door je zwijgen. En ondanks dat ik vaak hoor dat ik mezelf graag hoor praten, is dat niet helemaal waar.'

De soldaten waren er om de mensen te controleren... Om iedereen eruit te pakken die er verdacht uitzagen.

Navarre stak zijn arm uit. 'Het is mij of de soldaten. Ik zou voor mij kiezen.'

Dus hij had de keuze tussen één monster of meerdere monsters. Dorian voelde zich bleek wegtrekken, voelde dat hij wilde vluchten.

'Dorian,' zei Navarre scherp.

Hij schrok op bij het horen van zijn naam. Dorian beet hard op zijn lip toen hij zonder verder na te denken zijn eigen arm uitstak.

'Goedzo. Probeer je ademhaling onder controle te krijgen.'

Dat was makkelijker gezegd dan gedaan toen hij de warmte en druk van Navarres arm voelde. Dorian keek hem niet aan, maar in plaats daarvan naar de menigte. Hij voelde zich licht in zijn hoofd worden en probeerde het geschreeuw dat naar boven kwam in de duisternis te houden.

'En kijk naar mij. Doe alsof je mij kan uitstaan voor een paar seconden. Als die soldaten langs zijn gekomen, ben je veilig. Ze durven jou niets aan te doen als je bij mij bent.'

'Ik kan het niet,' kreeg Dorian er met moeite uit.

'Anders sterf je. Iedereen ziet van mijlenver dat je bang bent. Ik probeer je te redden, oké? Ik ben niet de slechterik. Dus kijk me aan.'

Dorian kreeg dat alleen maar voor elkaar door zich een stukje terug te trekken uit zijn lichaam. Hij zag de groene ogen, het bleke gezicht, de zwarte haren die half voor zijn ogen waren gevallen.

'Je doet het goed, Dorian,' zei Navarre rustig. Even verwijdden zijn ogen zich, maar toen schoten ze naar de soldaten die steeds dichterbij kwamen. Hij liep met Dorian door de straat. Of eerder gezegd, hij sleepte Dorian erdoorheen. 'Ik zag Cayden nog bij het ontbijt. Hij was gefrustreerd en hij heeft dan de neiging om dat op mij af te reageren, wat vreselijk irritant is. Weet je waardoor?'

Dorian hoorde nauwelijks wat Navarre zei.

'Of we praten niet. Wat jij wilt.'

'Zeg het nog eens,' mompelde Dorian. De soldaten waren er bijna.

Dus Navarre herhaalde het op een geduldige toon.

'Ik had gisteren een gesprek met Cayden. Hij was niet helemaal eerlijk tegen mij geweest, we hadden een woordenwisseling.' Dorian kon zich nauwelijks concentreren op wat hij zei. Hij probeerde Navarres blik niet te vermijden. Het kostte al zijn wilskracht.

'Waarover?'

'Dat gaat u niets aan.'

Navarres mondhoek trok omhoog. 'Je hebt in ieder geval het lef dat te zeggen. Dat durft lang niet iedereen. Ik wist wel dat ik jou niet moest onderschatten.'

Dorian wilde zeggen dat hij allesbehalve sterk was, maar hij hield zijn mond. Hij moest ook weer niet nog zwakker overkomen. Een andere reden dat hij niet antwoordde, was dat de soldaten bij hen waren aangekomen. Dorian keek hen niet aan, omdat hij wist dat ze hem dan door zouden hebben.

'We hebben van de koningin het bevel gekregen u in het zicht te houden, Uwe Hoogheid,' zei een soldaat.

'Ik weet het. Geef me een momentje.'

Ze lieten Dorian met rust.

Navarres blik zocht de zijne toen de soldaten verder de straat doorzochten. 'Mijn oppassers. Ik mocht van moeder uiteindelijk met ze mee, als ze mij maar in de gaten hielden om me te beschermen tegen mogelijke aanvallen en ik me niet met de zuivering zou bemoeien. Zoals je ziet, bemoei ik me er toch mee. Geen dank.'

Meteen bevrijdde Dorian zich uit zijn greep en zette een pas bij hem vandaan.

'Denk aan mijn waarschuwing,' zei Navarre, waarna hij wegliep op het vrijgemaakte pad, achter de soldaten aan. Zijn mantel zweefde mee op de wind. Diegenen die hij tegenkwam, bogen allemaal voor hem. Zo jong, en al zo machtig. En iemand die zichzelf inderdaad graag hoorde praten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top