52.1 Monsters in mensen

Het donker betekende meer dan enkel duisternis. Het was een rijk van schaduwen en monsters. Het werd gevuld met schreeuwen die door merg en been gingen. Geen geluiden van menselijke pijn, maar monsterlijke aanvalskreten. De vrouwenstem schreeuwde commando's en silhouetten doemden op vanuit de nachtelijke duisternis. Een stem overstemde alles. Het was een zware maar warme mannenstem die niet thuis hoorde in deze donkere wereld. 'Rynn! Kijk uit het zijn er te veel!'

'Declan!' riep Rynn opgelucht, toen ze zag dat de man echt nog leefde. Nou ja... nog niet dood was. 'Waar ben-' Een klap tegen haar kaak onderbrak haar zin. Ze viel achteruit tegen en voelde iets hards en scherps langs haar rug schrapen. Ze zag geen hand voor ogen. Hulpeloos maaide ze in het niks om haar balans te bewaren, zich vast te grijpen aan iets, maar alles wat ze greep, was leegte.

Plotseling boorden vijf vlijmscherpe nagels als messen door het vlees op haar schouders heen. Duisternis overspoelde haar. Meteen kreeg ze het ijskoud en voelde hoe haar hart zwaarder werd, alsof het omringd werd door onweerswolken.

Wodash' stem siste vanachter haar. 'Hallo Rynn, heb je me gemissst?'

Een schok ging door Rynn heen, toen ze zijn stem hoorde. Die had ze toch omver gereden? Hoe kwam hij hier? 'Nee,' mompelde ze. Haar wang gloeide. Ze moest een wapen zien te vinden, ze kon niet weer een gevecht met hem aangaan met niks anders dan een zaklamp. Haar hand tastte een oppervlakte dat voelde als hout. Toen stootte ze tegen iets aan. Het was zwaar en koud. Precies wat ze nodig had!

'Cato! Haal de duisternis weg!' schreeuwde de stem van Braiden de verte, gevolgd door een luide schreeuw. Lichtstralen boorden zich door de duisternis.

Het licht was intens en voelde onnatuurlijk. Misschien moesten monsterlijke gevechten wel in het donker uitgevochten worden.

Pas toen het licht terugkeerde, werd haar toen ook duidelijk wat ze had vastgegrepen en in wat voor een hel ze terecht was gekomen. Het was een regelrechte chaos. Rynns vingers vouwden zich steviger om de roestige moersleutel. Declan zat op een gammele stoel op een plastic zeil. Handen vastgebonden met metalen ketens, die waarschijnlijk bedekt waren met lood. Zijn gezicht was nauwelijks nog te herkennen, zoveel opgedroogd bloed kleefde aan zijn huid. Overal zaten krassen en blauwe plekken. Toen schoot haar blik naar de andere man die op een stoel aan de andere kant van de ruimte zat. Lennon. Hij was er niet veel beter aan toe, al bloedde hij niet. De jongeman was met tie-rips aan een gereedschapsrek gebonden. Zijn huid was bleek, alsof hij een geest had gezien.

Ze wilde schreeuwen, iets roepen, maar lang de tijd had ze niet om te kijken wat voor chaos zich ontplooide in de garage, toen ze vanuit haar ooghoeken zag dat Wodash grijzend op haar af kwam stormen. Zonder de hoed zag het monster er afschuwelijk uit. Zijn gezicht was misvormd en op zijn hoofd waren amper haren te zien. 'Jij... vreselijk... monster!' gilde ze en met elk woord maaide met de moersleutel ze zijn kant op. 'Amora! Sta daar niet zo, doe wat!'

Amora keek paniekerig om zich heen. Ze wilde haar te hulp schieten, maar een Rever sprong voor haar. Snel gaf ze hem een kniestoot. Een zachte piep verliet haar mond. Tranen branden in haar ogen, terwijl ze hem van zich af probeerde te duwen.
Cato stormde langs haar heen. 'Blijf van mijn broer af vuile hond,' schreeuwde ze naar een sabeltandtijgerachtig wezen dat even groot als zij was. Van alle kanten doken de monsters en Revers op Rynns vrienden af. Het waren er teveel.

'Amora,' klonk de zwakke stem van Declan. 'Pak Rico.' Met zijn gebonden handen probeerde hij te wijzen naar die slungelige in wit geklede jongen.

De Rever die het dichtst bij hem stond, stootte zijn elleboog achteruit, tegen de slaap van Declan. De ogen van de man rolden naar achteren en zijn oogleden zakten naar beneden.

'Wie is Rico?' riep Rynn naar Amora, terwijl ze ineen dook om een aanval van Wodash te ontwijken. Ze had niet gezien dat Declan had gewezen. Al als ze mocht kiezen uit alle mensen in de ruimte, koos ze voor de blonde jongen. Hij leek op een Rico, maar ze wilde het risico niet nemen de verkeerde te pakken.

'De jongen,' schreeuwde Amora. Het was een antwoord waarvan niemand wijzer werd. Een van andere de Revers duwde het meisje tegen de grond. Paniekerig worstelde ze heen en weer. Bloed stroomde uit haar neus.

'Cato!' riep Rynn. Voor een seconde wendde ze haar blik van Wodash af. Dat had ze beter niet kunnen doen. Het monster greep naar haar keel en drukte haar tegen de muur. Lucht werd uit haar longen geslagen toen ze de muur raakte. Pijn schoot door haar lichaam. De moersleutel gleed uit haar hand en kletterde op de grond. 'Cato... Meer... licht,' bracht ze uit. Ze probeerde haar armen te strekken en klauwde naar Wodash. Het had weinig zin. Zijn vingers vouwden zich strakker om haar keel en ze voelde hoe haar keel dichtgeknepen werd. Ze kon niet langer meer ademen. De garage begon te draaien en ze haar hoofd lichter worden.

Cato draaide zich om en haar ogen werden groot. Het meisje richtte haar hand op Wodash een straal zonlicht schoot als een pijl richting het monster. Het was een sprankje hoop in de eindeloze nacht.

Een akelige, hoge schreeuw ontsnapte uit Wodash. Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht en Rynn glipte uit zijn greep. Zij zakte op de grond, door haar knieën en greep de moersleutel die ze had laten vallen. Ze haalde diep adem. Ze hoestte, zag hoe de wereld langzaam zwart werd, maar ze weigerde het haar te laten stoppen. Met al haar kracht mepte ze het stuk metaal in op zijn schedel, die luid kraakte. Zwart vloeistof vloeide uit het gat in zijn hoofd en drupte op de vloer. Ze hoestte en haalde diep adem. Geschokt keek ze naar het monster en liet van schrik het wapen vallen. Haar lichaam voelde slap. Ze kon niet meer.

'Achter je,' snauwde Celeste's stem. Te laat.

Een luide brul kwam van achter haar. Vlijmscherpe klauwen boorden zich in haar haar zij.

Rynn schreeuwde van de pijn en voelde hoe het bloed opwelde uit de wonden. De al zwarte randen die ze had kwamen dichter en dichterbij. Dit was wel het slechtste moment om bewustzijn te verliezen, maar ze voelde zichzelf wegglippen. 'Help Lennon,' wist ze uit te brengen. Naar wie wist ze niet. Zolang er maar iemand was die luisterde.

In haar ooghoek zag ze de moersleutel. Ze brulde, reikte naar het wapen dat haar leven al eens had gered en draaide zich om, zodat ze haar belager te lijf kon gaan, voordat de duisternis haar in sloot.

Een schreeuw brak door tot zijn duisternis. Lennon trok aan zijn kettingen tranen rolden over zijn wangen. Hij trilde, niet wetend wat hij moest doen. Zijn magie brandde in hem, het wilde eruit, maar dat mocht niet. Dat kon niet. Rynns bloed brandde op zijn netvlies.

Helemaal achterin in een hoekje gedrukt, stonden Rico en Nisara, beschermd door een aantal Revers en monsters. 'Waag het niet ze allemaal te vermoorden,' klonk de strenge stem van Nisara door de ruimte. Ze had het lef om eisen te stellen. Een golf van afschuw spoelde door hem heen.

'Laat haar niet ontsnappen!' riep Celeste, die een Rever een knietje gaf en knock-out sloeg met een hamer. Ze leek zich niet te beseffen dat de rollen omgedraaid waren. Achter haar stond het volgde monster alweer klaar om haar te ontwapenen.

'Lennon... Geef je al op.' Een plagerige stem galmde door zijn hoofd.

Hij drukte zijn handen tegen zijn oren. Nee, hij kon niet opgeven. Dit was niet echt, of wel? Zijn magie klopte. Toch voelde het ergens als een illusie. Misschien wilde hij wel dat hij het zich verbeelden, want een schaduw liep op Declan af.

Rynn kreunde. Een gejank klonk, maar het was niet de jonge vrouw van wie het geluid kwam, maar het monster dat over haar hing. Wankelend liep ze naar Lennon toe, met de moersleutel stevig in haar hand geklemd. Zwart en rood bloed vermengden zich en lieten een duister spoor achter. 'Lennon.' Rynn schudde aan haar vriend zijn arm. 'Lennon! Focus.' haar hele lichaam was bedekt met wonden. Haar zij lag open, waar vers bloed uitdroop. Vier rode striemen van de klauwen van het monster.

'Rynn?' Zijn stem was een fluistering. Zijn lichaam was bezweet van pijn die niet de zijne was. 'Ik kan het niet... het mag niet.'

'Jawel. Ik maak je nu los en daarna ga jij er vandoor, oké? Breng jezelf in veiligheid, wij volgen je kort erna met Declan.' Haar stem klonk zwak en toch kreeg ze het voor elkaar om een glimlachje op te zetten.

De woorden klonken akelig ver weg. De eens schone garage was gehuld in bloed. Overal waar hij keek was pijn, maar hij kon het niet stoppen. Hij gaf zijn groepsgenoot een zacht knikje. Het was een leugen.

Rynn sneed met een bebloed stanleymes Lennons tie-rips door. Beiden stonden ze zo wankel op hun benen dat Rynn bijna viel, toen ze Lennon overeind moest helpen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top