44. Oude Bekenden
Ze konden het gevaar niet langer ontwijken. Dat besefte Lennon goed toen ze het hoge gebouw naderden. Zijn magie gedroeg zich vreemd. Het bonsde niet langer, maar trilde als een bang dier dat op het punt stond gedood te worden. 'Hopelijk vinden we Kyle voor het te laat is,' mompelde hij in de hoop dat praten zijn gedachten af zou leiden. Hij was er vrij zeker van dat het al lang te laat was. Hij voelde de steek van pijn die door Amora ging toen de woorden hem verlieten.
Amora knikte en mompelde iets onverstaanbaars. Haar ogen waren strak op de aarde gericht. Ze stapte met grote passen over de bosgrond heen. Bijna struikelde ze over een tak die opsprong, maar ze kon zichzelf nog net op tijd herstellen.
Hij keek haar even bezorgd aan. Toen gleden zijn ogen naar het betonnen gebouw. 'We moeten voorzichtig zijn, ik denk dat ze thuis zijn.' Hij had gehoopt hier nooit meer terug te hoeven komen. Zou Amora het wel aankunnen? Ze had geen idee wat haar te wachten stond. 'Als je een vrouwenstem hoort, er niet naar luisteren en houd je ogen van dingen die reflecteren af.'
Weer mompelde Amora iets. Ze haalde diep adem en leek zichtbaar haar moed bij elkaar te schrapen. 'Kyle deed het ook voor ons,' fluisterde ze toen wat luider. 'Je kan dit, je bent sterker dan dit...' Ze balde haar hand tot een vuist en prevelde de woorden als een soort mantra steeds weer opnieuw.
'Het is niet erg om bang te zijn, dat ben ik ook.' Lennon liep richting de deur. Het zwarte gat dat hem de vorige keer opsloot, zag er niet langer uitnodigend uit. Het is geen veilige haven, maar een portaal naar een wereld van angst. Zijn lichaam trilde. Hij wilde hier weg, zijn magie wilde hier weg.
'Laten we dit maar doen,' zei ze toen luid. Het was duidelijk te zien dat ze vurig hoopte dat het huisje leeg is. Ook zij had de littekens overgehouden aan hun vorige aanvaring met de monsters.
Hij keek haar aan en stak zijn hand naar haar uit. Hij zou haar angst niet kunnen verlichten met zijn gave. Die moest hij sparen. Toch wilde hij haar graag vasthouden, omdat ze de enige vriend was die hij hier nog had en omdat hij dit niet alleen kon.
Zachtjes kneep ze in zijn hand. 'We kunnen dit.'
Vanuit de duisternis klonk gerommel, gegrom en geschuifel. De hoop dat het huisje leeg was, verdween als sneeuw voor de zon. Ze waren hier niet alleen.
Lennon stapte naar binnen. Zijn magie was gestopt met trillen en bonsde weer. Het was zo luid dat hij zijn voetstappen op de met glassplinters bedekte vloer niet hoorde. 'Kyle? Ben je hier.' Zijn stem trilde.
'Ja, verdorie!' klonk een echoënde stem die sterk op die van Kyle leek. 'Help! Lennon, kerel, help me! I-ik zit vast.'
Kyle, de naam schoot door zijn hoofd. Hij wilde het bijna op het rennen zetten, maar zijn magie dwong hem niet om verder te lopen. De kracht bevroor hem, omdat Amora hem nodig had. 'Amora, ik denk dat dat niet de echte Kyle is,' waarschuwde hij haar. Zijn hart klopte in zijn keel en de angst was duizelingwekkend, maar zijn gave was sterker dan hij.
'Weet je het zeker? Hij... hij roept ons!' Amora keek Lennon angstig aan.
'Amora, mijn magie vertelt me als iemand hulp nodig heeft. Alles wat hij nu vertelt, is om hier heel hard weg te rennen.' Hij hield haar hand wat steviger vast. Hij had haar niet mee moeten laten gaan. Deze duisternis was groter dan hen. Toch bleef hij staan. De enige manier om aan het donker te ontsnappen was er recht doorheen gaan.
'Amora! Sta daar niet zo en kom me helpen!' Een schreeuw volgde. 'Amoraaaaaah.' Het geluid ging door merg en been.
'Lennon, ik denk dat we die kamer in moeten. Kyle is daar! Misschien heeft een monster wel iets gedaan dat je het niet voelt... We kunnen Kyle niet achterlaten. Niet weer...'
'Alles wat je binnen deze vier muren hoort, is een illusie. We moeten hier weg.' Zijn ademhaling versnelde. Wisten ze zeker dat ze niet gedood werden. Nee, maar sinds wanneer wisten ze wel iets zeker? Ze kenden de risico's. Maar al kende hij het gevaar en was hij bereid zijn leven te riskeren, bang was hij nog steeds.
Een frons ontstond op Amora's gezicht. 'Ik vertrouw je,' fluisterde ze toen naar Lennon. Er klonk een lichte trilling in haar stem. Met een heimelijke blik keek ze naar de deur. Haar hand vormde een vuist en haar nagels boorden zich in haar huid. Het viel haar zwaar, dat was duidelijk.
Lennon stak zijn vrije hand in de lucht. Een groen licht verspreidde zich vanuit zijn handpalm, waardoor ze de verlaten ruimte konden zien. 'Haal diep adem. We lopen langzaam naar de deur en zijn hier zo weer weg.' Hij hoopte dat die woorden de monsters dwongen om naar hen te komen. Als ze dieper het huis in gingen werd het enkel donkerder. Hij wilde Amora niet in die doolhof terecht laten komen. Ergens in een hoekje van zijn hart, verborgen voor zijn zelfzuchtigheid verbieden kracht, wilde hij zelf ook niet opnieuw in die duisternis terecht komen.
Een deur klapte luid achter hen dicht. Een grom klonk gevolgd door een vrouwenstem die zangerig uit de duisternis galmde. Nacean. 'Welkom in ons huis.' Het geluid leek van alle kanten te komen, doordat het geluiden tegen de muren weerkaatsten.
Een gil ontsnapte uit uit Amora's mond. Ze kneep hard in Lennon's hand.
'Ogen dicht,' waarschuwde haar. Hij wilde niet dat ze door de vrouw verleid werd. Hij wilde niet dat ze zou lijden als hij had gedaan. Zijn ogen gleden over de scherven
'Heb je mijn hondje al gezien?' vroeg ze met een onschuldige stem.
'Degene die me de vorige keer achtervolgde?' Lennon moest zijn best doen de trilling in zijn stem te verbergen. Als ze hen wilden doden was er nu geen manier om te ontsnappen.
'Misschien,' zei ze met een lach. 'Leuk je te zien, Lennon. Wie is die schone dame naast je?'
Hij haalde diep adem. Zijn handen trilden. 'Dat gaat je niks aan, Nacean.' Het voelde fijn om haar naam uit te spreken. Het leek alsof hij een klein stukje van haar controle had gestolen.
'Hmm... jammer. Het is toch veel leuker als je het spelletje meespeelt? Hoe meer zielen hoe meer vreugd. Voor mij dan in ieder geval. Nou ja, als je dan zo nodig niet mee wil spelen, misschien moet ik in haar hoofdje kruipen.'
Een piepgeluid ontsnapte uit Amora's keel. Woorden ontbraken haar. Ze kneep nog harder in Lennons hand.
'Ze kan de spiegels niet uit,' zei tegen zijn teamgenoot. 'Ik heb over haar gelezen. Ze kan niks anders dan praten en je bang maken. Ze is je ergste angst in monstervorm, net als Wodash de duisternis van je hart is.' Kennis was een machtig wapen tegen angst. Het haalde het niet weg, maar gaf perspectief.
'Dat klopt helemaal, Lennon. Ik kan de reflectiewereld niet uit, maar Prishet wel.' Een grom zwol op van achter hen.
Amora's gepiep ging over in een schreeuw. Ze klemde zich aan Lennon vast alsof haar leven er van af hing en misschien deed dat het ook wel.
Lennon beet hard op zijn lip, vechtend tegen de angst die hem als een slang probeerde te verstikken. Tranen brandden in zijn ogen, terwijl hij zich op het geklop van zijn magie focuste. Hij moest op Amora passen. Hij heeft haar hierin meegesleept.
'Aah,' kirde Nacean. 'Het meisje is bang voor monsters. Ach, daar ben je niet de enige in, prinsesje. Oh! Heeft Lennon je niet geleerd om op te passen?' Een akelige lach klonk, wat langzaam overging in een kinderlijke, doodsbange 'Nee, ga weg! Amora!' gilde het meisje. De stem vervormde zich, tot het precies klonk als Aster. 'Amora? Amora! Lennon, ik weet dat jullie hier ergens zijn. E-er zit hier een monster. Alsjeblieft, help!' De echo vervaagde, gevolgd door een lach van de vrouw.
Lennon kromp ineen bij het geluid. 'Het is niet echt,' fluisterde hij tegen Amora. Het is een halve waarheid. De stemmen waren nep, maar de monster echt en het gebouw was hun domein. Het voelde alsof hij opnieuw een brandend huis in was gerend enkel duwde zijn magie zijn gevoelens nu niet aan de kant.
'Lennon Lennon,' zuchtte de vrouw met een tongklik. 'Blijkbaar hebben mijn trucjes geen effect meer op jou. Prishet, ze zijn voor jou. Ik heb mijn best gedaan.'
Het gegrom werd luider. Getik op de houten vloer was hoorbaar en de ruimte werd voelbaar kouder.
Lennon's blik gleed naar de ramen. Pas dan ziet hij de stalen hekken. Ze zagen er nieuw uit, alsof iemand ze een paar dagen geleden geplaatst had. Het was echt niet de bedoeling dat hij zou ontsnappen. Het licht in zijn handpalm doofde toen achteruit stapt. Amora liet zich meevoeren. Het leek alsof ze op een andere planeet was. Haar ogen waren dicht geklemd en ze fluisterde zacht de woorden van Rynns mantra.
Toen werd een blauwachtige beest zichtbaar. Een zachte gloed kwam van hem vandaan. Hij had iets weg van een sabeltandtijger, maar dan monsterlijker. Hij zette zich met zijn achterpoten af tegen de grond en rende op Amora af. Hij sprong, landde op haar en boorde zijn tanden in haar schouder.
Amora schreeuwde luid. Haar huid leek direct bleker te worden en ijskristallen verschenen rond de wond. Ze smolten in het warme bloed dat over haar schouder stroomde en haar grijze shirtje donker rood kleurde. Ze rilde en probeerde hem van haar af te krijgen, maar het beest hield haar aan de grond.
Lennons magie welde in hem op. Een groen licht schoot naar haar schouder. Hij kon het niet tegen houden. 'Blijf van haar af!' Hij gaf het monster een schop. Voor het eerst stond zijn magie hem toe iets te voelen dat sterker was dan angst of pijn: woede.
Het dier jankte luid en zette een paar stappen achteruit. Toch bleef het bijna beschermend over Amora heen hangen. Zijn voorpoten stonden tegen haar zij aan en zijn kop hing over haar heen. Amora piepte, maar durfde niet overeind te komen. Doodstil lag ze op de grond. Luid grommend stond het beest tegenover Lennon, zijn ogen strak op hem gericht en zijn tanden ontbloot.
'Je blijft van haar af,' commandeerde Lennon. Hij stond klaar om te vechten tegen het wezen dat hem zou kunnen doden. Zijn lichaam trilde, maar hij weigerde toe te kijken hoe het Amora zou breken.
'Genoeg!' bulderde een overdonderd luide stem. Het glas leek te trillen, zo luid en diep klonk de stem. Er lag zelfs een grom in. 'Genoeg met die ssspelletjesss. Nacean, ik had beter van je verwacht.'
Het was alsof Lennons lichaam bevroor bij het geluid. Zijn hartslag schoot nog verder omhoog en maagzuur kwam op in zijn keel. Hij kon het net weg slikken.
'Hallo Lennon, Amora,' zei hij met een knik, alsof hij een oude bekende van hen was. Alsof hij hen zojuist had gered, maar Lennon wist dat Wodash vele malen erger was dan Nacean of Prishet. 'Waar isss jullie metgezel, Rynn? Ik misss haar.' Hij trok een stoel die ergens rondslingerde overeind en ging erop zitten. Hij legde zijn been op zijn knie en vouwde zijn donkere, pezige vingers in elkaar. Zijn ogen werden zoals altijd afgeschermd door de rand van zijn hoed. Ze wisten toch wel wat ze onder die hoed zouden vinden. Ogen als de nacht. Zwarte gaten en duisternis.
Amora krabbelde overeind, toen Prishet naar achteren kroop. Zelfs het monster leek bang te zijn voor Wodash. Dat kon niet veel goeds beloven.
'D-dood.' Het woord schoot uit Lennons keel. Hij stapte tussen Amora en het wezen in. Alleen omdat zijn magie dat wilde.
Wodash grinnikte, waardoor het monster licht schudde. 'Leuke poging, Lennon,' siste het monster. 'Liegen isss niet je sssterksste eigenssschap.'
Hij keek het wezen niet aan. Zijn hele lichaam trilde. Zijn kaken klemde hij stevig op elkaar. Hij voelde zich klein.
'Ach, twee isss ook wel genoeg. Ze moet het er maar mee doen.' Een enkelvoudige, diepe grom dat een soort lach had moeten zijn, kwam uit de borst van het monster. 'De derde volgt vanzelf, of niet dan?' Langzaam kwam hij overeind en ging recht voor Lennon staan. Op zijn mond lag een glimlach.
Lennon voelde de adem van de man tegen zijn hals. Woorden bleven in zijn keel steken. Hij zou blij moeten zijn dat het plan werkt, maar alles wat hij voelde is een verlammende angst. Nee, dat was het niet. Het was erger dan angst. Het was het gevoel alsof duisternis zich opstapelde in zijn hoofd. Het verpletterde hem en duwde hem naar de pikzwarte bodem van de oceaan die zijn hart heette.
Razendsnel schoten Wodash' handen naar voren en boorden de nagels, die meer klauwen leken, zich in Lennons en Amora's huid. 'Tijd voor een trip,' sist hij. 'Nisssara verwacht jullie.' De klauwen sloten zich strakker en strakker om Lennon en Amora's schouder.
Amora piepte van pijn. Haar hand zocht die van Lennon.
Lucht ontsnapte uit Lennons longen. Het bubbelde naar het oppervlak, een plek waar nog licht zou moeten zijn. Pennys vragen galmden door zijn hoofd. 'Kan je alles helen?' Het klonk dringender dan eerst. 'Zou je iemand tot leven kunnen wekken, denk je?' Waarom wilde ze het weten? 'Zou je het doen? Als een geliefde zou sterven?'
Hij verdronk in de woorden. Het zou zijn dood kunnen betekenen, maar wat als het iets anders leven gaf? Iets gruwelijks.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top