37. De afgrond tussen huis en thuis

De maan stond hoog aan de hemel, toen ze eindelijk de stad bereikten. Er was niemand op straat, alle huizen waren donker en nergens was leven te bekennen, alsof de hele wereld sliep. Lennon kon amper op zijn benen staan en ook de rest zag er niet veel beter uit. 'Wat nu?' fluisterde hij met een trillende stem. Zelfs het donker kon niet verbergen dat zijn ogen rood waren van het huilen.

Rynn haalde vermoeid haar schouders op. Alles in haar lichaam deed pijn, maar vooral haar hart. 'Misschien moeten we een brug zoeken om onder te slapen, of zo,' zei ze. De woorden kwamen er sloom uit. Ze wist ook wel dat dat een slecht plan was, maar ze kon niet meer nadenken. Ze wilde gewoon dat deze dag eindigde.

'Ik weet een betere plek.' Amora keek hen aarzelend aan. Haar ogen gleden door de lege straat. 'Maar ik weet niet of het er fijn is.'

'Dat maakt niks uit, alles is beter dan niks.' Lennon ging met zijn hand naar zijn tas en krabbelde Kiwi even onder zijn kopje. De heler zag er uit als een geest.

'We kunnen naar mijn ouders. Ze zijn bang voor magie, maar ze zullen ons nooit verraden.' Haar ogen waren op de grond gericht, alsof ze bang was voor het antwoord. Ook zij was helemaal gesloopt.

'Ik vind het prima,' zei Rynn. 'Alles is beter dan deze ongure straat.' Een koude bries deed een rilling over haar rug glijden. Haar dunne kleding beschermde haar amper. Dit kon niet waar zijn. Het voelde niet echt, alsof ze elk moment wakker kon worden uit de nare droom. Dan lag ze in het stapelbed met Penny in het enkele bed en Amora boven haar. Dan zouden ze weer grappen maken over dat het zo klein was en dat het stonk naar natuur. En toch wist ze dat dat niet ging gebeuren. Het zware gevoel van de pijn die op haar drukte was te echt om een nachtmerrie te zijn.

Ze had wat moeten doen, beschuldigde ze zichzelf. Waarom was ze zo schijterig geweest? Declan was iemand die ze niet konden verliezen en nu was hij weg.

Lennon knikte instemmend, alsof hij haar gedachten bevestigen. Pas toen hij zijn mond opendeed, besefte Rynn dat de heler op Amora reageerde. 'Hier zijn we niet veilig.' De vraag waar ze nog wel veilig waren, bleef in de lucht hangen. Hij leek hem niet te durven stellen.

'Goed, laten we gaan.' Amora liep voor hen uit, door de schimmige straten waar elke schaduw op een Rever leek. De takken van de eiken die door de stad waren geplant dansden boven hun hoofden, het maanlicht opbrekend in kleine bundels die zich door de mistige nachtlucht boorden.

Rynn haalde diep adem en dwong zichzelf te lopen. Alles was beter dan stilstaan en nadenken. Na drie tergend lang durende minuten lopen stonden ze voor een hoog rijtjeshuis. Amora liep aarzelend naar de voordeur en drukte op de glanzende bel. Het gering verstoorde de nacht wreed. Het bleef akelig stil. Nogmaals drukte Amora op de bel. Haar vingers waren bleek. 'Alsjeblieft pa,' fluisterde ze zacht.

Het duurde even voordat er geluiden uit het huis ontstonden. Een lamp in de hal ging aan en de deur werd een heel klein beetje geopend. 'Wie is daar?' klonk een zware, wantrouwende stem. Zijn gezicht was verborgen achter het hout van de deur.

'Pap, ik ben het.' Amora's stem trilde zacht. Ze bibbert en dat kwam niet alleen van de kou.

Het bleef even stil. 'Wat was de naam van je twee hamsters, Amora?'

'Freddi en Bubbel, maar dat waren geen hamsters. Ik wilde liever vissen,' zei ze zacht. Een trieste glimlach brak door op haar gezicht.

De deur ging toen helemaal open. 'Amora?' vroeg de man, die in een oubollige pyjama in de deuropening verscheen. Hij heeft een ongeschoren kin en grijs haar dat alle kanten op piekten.

Amora sloeg haar dunne armen voorzichtig om hem heen. 'Pap,' het kwam er uit als een zacht en gepiep. Bijna alsof ze een klein kind was dat bang was voor monsters. Maar kijken onder het bed en in de donkere hoekjes zou de angst niet weghalen. Ze wisten allemaal dat monsters echt bestonden.

'Amora, kom snel binnen. Wie heb je meegenomen?' Hij zette haastig een stap aan de kant, zodat iedereen langs hem naar binnen kon lopen. Hij keek wantrouwig de straat op en sloot vervolgens de deur.

Amora liep haastig naar binnen. In de netjes ingerichte woonkamer ging ze op de limoenkleurige bank zitten en gebaarde de anderen hetzelfde te doen. Pas toen beantwoordde ze haar vaders vraag.

'Rynn en Lennon.' Haar blik gleed naar Lennons rugzak, waar een klein kopje uitstak. 'En Kiwi.'

Een glimlach verscheen op de lippen van de man. 'Ik dacht dat je niks met vogels had, nadat Pippi je onderpoepte?' lachte hij.

Dat verklaart het, schoot het door Rynns gedachten. Amora had een slechte ervaring gehad met vogels en Kiwi was nogal een brutaal beestje.

'Sommige vogels zijn anders,' beweerde ze en ze maakte Lennons tas open. Kiwi sprong er uit en schudde zijn verenkleed. 'Ik haat vlogels,' kraaide de raaf.

'Jorrit, wie is daar?' klonk een angstige vrouwenstem van boven.

'Amora is thuis,' zei Jorrit. 'Zij en haar vrienden hebben tijdelijk onderdak nodig.'

De nadruk lag op tijdelijk. Een schok ging door Rynn heen toen ze het hoorde. Ze waren echt bang voor hen. En toch kon ze het gemis in de ogen van Amora's vader zien. Ook voor hem was het al een lange tijd geleden.

Toen richtte de man zijn blik op hen. 'We hebben een badkamer op de bovenste verdieping. De gang door, de eerste deur aan de linkerkant. Daar kunnen jullie gebruik van maken. Dan zorg ik voor wat te eten en dat we de logeerkamer in orde maken. Amora, jouw slaapkamer is nog intact.'

Lennon keek hem dankbaar aan en tilde Kiwi van de grond, die hij voorzichtig op zijn schouder plaatste. Hij leek wat te willen zeggen, maar er kwam niks uit zijn mond.

'Bedankt,' zei Rynn. Ze probeerde nog te lachen, maar ze had niet het idee dat het er oprecht uitkwam. Ze stond op en voelde haar ijskoude benen branden. Vervolgens liep ze de kamer uit en sleepte zich met al haar energie de eindeloos lijkende trap op. Ze deed wat de man had gezegd en liep de eerste ruimte aan de linkerkant binnen. Er lag een klein badkamertje achter de grijze deur. Direct deed ze de deur dicht en op slot.

Zodra ze zich omdraaide, schrok ze van haar spiegelbeeld. De persoon die haar aankeek, was niet het meisje dat ze zich herinnerde. Haar eens roodbruine huid leek nu eerder grijs. De warme ondertoon was verdwenen. Haar ogen stonden verwilderd, vol met pijn. Haar wangen waren vochtig en haar lichaam zat onder de krassen en schrammen van de takken. Snel wendde ze haar blik af en waste alles zo goed als ze kon van haar lichaam af. Het lauwe water verwijderde de modder en het bloed, maar de pijn bleef. Als ze de energie had gehad, had ze waarschijnlijk uren onder de warme stralen gestaan, maar ze kon het niet. Dus na een paar minuten draaide ze de kraan uit, droogde zich af en trok schonere kleding aan. Ze voelde zich niet veel beter, maar ze rook tenminste niet meer naar ontsnapte crimineel. Ze moest zichzelf bij elkaar rapen om terug te gaan naar de woonkamer, waar ze Lennon op de bank vond. Hij zag eruit zoals zij zich voelde. Verlept.

'Gaat het?' vroeg ze, terwijl ze naast hem ging hem zitten. Ze hoefde het eigenlijk niet te vragen om het antwoord te weten.

Hij schudde zijn hoofd zacht. Opnieuw ontstonden er tranen in zijn ooghoeken. Kiwi duwde zijn kopje tegen de nek van de heler.

'Met mij ook niet,' zei ze zacht. De woorden brandden in haar keel. Ze wilde het kwijt, de pijn over Kyle en Declan, maar ze wist niet of Lennon het ook wilde. Het was voor hem ook zwaar.

Lennon haalde diep adem. 'Gisternacht,' wist hij uit te brengen, 'had ik het met Declan over waarvoor we nog vechten en nu ben ik de helft van waarvoor ik het doe kwijt.'

Rynn beet op haar lip. Ze voelde hetzelfde. Het was als familie voor haar, de enige die haar nog wilde hebben. Nu was die uit elkaar gevallen en had ze spijt van alles wat ze tegen de mannen had gezegd en vooral niet had gezegd. 'We moeten doorgaan,' zei Rynn zacht. 'Je hebt mij nog en Amora. We... we kunnen niet stoppen met vechten, omdat...' Ze had eigenlijk geen flauw benul waarom ze nog door zou moeten gaan. Het ging haar om de familie die ze had. Zoals Lennon ook al zei, de helft daarvan was nu weg.

'Als we zo doorgaan zoals nu, loopt de weg dood.' De harde waarheid brak vrij uit zijn keel als een gevangen die uit een cel ontsnapte.

'Vervloekte Lennon kretting,' bemoeide Kiwi zich met het gesprek. 'Vervloekte vervriende Lennon Rynn.'

Amora verscheen in de deuropening. 'Misschien is Declan... De rivier...'

Rynn schudde haar hoofd. 'Niemand overleeft zo'n val. Als je dan op het water belandt, is het net zo hard als beton. Dat...' Ze slikte. Ze had het zelf ook bedacht. Misschien had Declan het kunnen overleven, hij was immers sterk. Maar rationeel gezien wist ze dat het onmogelijk was. Ze hadden hem zien vallen. 'Sorry Amora.' De woorden kwamen er fluisterend uit. Dit alles kwam door Penny. Ze was waarschijnlijk niet eens echt opgesloten door Revers. Alles om haar te manipuleren, zodat ze van binnen uit hen kon breken. Misschien was het haar nog gelukt ook.

Lennon keek Rynn aan, alsof hij kon raden wat ze dacht. 'Ik had raak moeten schieten,' fluisterde hij zacht. 'Maar ik wilde haar een kans geven.'

'Het is niet erg,' zei Amora. 'Je kon het niet weten.'

'Niemand kon het weten. We zijn er allemaal ingetrapt.' Rynn klemde haar kaken op elkaar. Ze hadden het moeten weten. Zij had het moeten weten. Zij had voor haar ingestaan en door haar had Penny een plekje in de groep gekregen.

Hij knikte langzaam. Een traan rolde over zijn wang. 'Voor zover ik weet, bestaat de gave om de tijd terug te draaien niet. Alles wat we nu nog kunnen is de toekomst beter maken.' Zijn hand gleed over Kiwi's veren. 'Alleen heb ik geen idee hoe.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top