34. Wanneer vlammen doven

De glasscherf glinsterde in de hand van Declan voor hij hem in de vuilniszak wierp. Nog een scherf viel in de zwarte zak, gevolgd door een derde en een vierde. Alsof met de scherven het verleden zou kunnen verdwijnen.
Vervolgens pakte de man de gigantisch zak met marshmallows. Er was slechts een bodempje over.

Ondertussen goot Lennon een emmer water over de resten van het vuur. Rookslierten kringleden naar de donkere hemel. Hij keek even om zich heen, maar alles was opgeruimd. Hij stapte richting de deur toen plotseling een figuur in een witte jurk in zijn ooghoek zag. Zijn hart schoot in zijn keel. Nacean... Hoe had ze hem gevonden? Zijn handen beefden zacht. Met een ruk draaide hij zich om, maar toen zag hij die niet zwarte, maar bruine haren van Penny die in haar nachtjapon stond te bibberen.

Haar ogen werden groot toen ze de blik van Lennon kruiste. 'O-oh hoi,' zei ze, trillend van de kou. 'I-ik... eh... kon niet slapen.'

Hij keek haar hoofdschuddend aan en trok de deur open. Waarom had ze niks gezegd? 'Ga onmiddellijk naar binnen. Je raakt nog onderkoeld.'

'S-sorry,' zei ze, terwijl ze weer naar binnen trippelde. Declan had zich al op de bank genesteld. Hij was te lang, waardoor zijn benen een stuk aan de achterkant uitstaken.

Lennon zocht stilletjes in de kasten tot hij tussen wat boeken een geruite deken vond. Die griste hij van de plank en sloeg hem om het arme meisje heen. Hij vouwde een arm om haar heen en liep de gang op. Ze moest echt beter opletten. Het was het niet waard om het zo koud te krijgen enkel omdat ze het gesprek net wilde verstoren. 'Pas alsjeblieft goed op jezelf.'

Penny knikte. 'Welterusten, Lennon,' fluisterde ze, waarna ze met de deken om haar schouders geslagen terug naar haar slaapkamer liep. De deur klikte zachtjes in het slot.

Lennon keek het meisje na. Ze zou hier niet moeten zijn. De wereld was al erg genoeg voor mensen als haar, zonder dat ze actief opgejaagd werd door monsters of Revers. Hij liep hoofdschuddend richting zijn kamer en trok zijn pyjama aan, waarna hij naast Kyle op het bed ging liggen. Hij zou niet degene zijn die het haar vertelde, dat was zijn taak niet. Toch hoopte hij dat een van de anderen het deed voor ze verder beschadigt raakte.

Hoewel Lennon het uit zijn hoofd probeerde zetten, betrapte hij zichzelf erop dat hij vier dagen later nog steeds over Penny's plek in de groep nadacht. Het was bijna alsof een Thouni om zijn hoofd vloog en het hem constant influisterde. Het hield hem wakker, terwijl het maar zoiets kleins was. Gapend kwam hij overeind en wierp een blik uit het raam. Het was nog donker. Toen hij uit bed stapte op Kyles mobieltje keek, zag hij dat het nog maar vier uur in de ochtend was. Geen tijd om op te staan, toch kon hij de slaap niet meer vatten. Dus trekt hij zijn nog steeds naar rook ruikende kleren aan, zette Kiwi op zijn schouder en liep de gang op. Een ochtendwandeling zou hem vast goed doen. Hij trok zijn versleten schoenen aan, terwijl hij naar het zachte kloppen van zijn magie luisterde. 'Je laat me ook nooit met rust, hè,' fluisterde hij zacht tegen de kracht. Misschien was hij een dwaas om te geloven dat hij zijn magie ooit zou begrijpen. Toch hoopte hij stiekem dat in de stilte van de nachtelijke gangen, de kracht zou durven antwoorden.

Toen Lennon de deur opende, had zijn kracht nog geen woord gesproken. Op de veranda zag hij Rynn zitten, met haar knieën opgetrokken en een iets te grote regenjas om haar heen geslagen. Ze draaide zich om als hij naar buiten kwam stappen. Een glimlach verscheen op haar gezicht. 'Hé Lennon,' fluisterde ze.

'Hé, kon je ook niet slapen?' Lennon ging naast haar zitten. Zou ze weer gedroomd hebben?

'Nee, ik krijg vaak niet meer dan vier uur slaap.' Ze haalde een beetje onbeholpen haar schouders op. 'Deze hut en de situatie doet me denken aan mijn vriendje en mijn ouders. Ik mis ze, maar deze ketting laat het me niet toe om er wat mee te doen.' De ketting rinkelde om haar nek toen ze er een keertje aan trok. 'Wanneer denk je dat ik hem af kan doen? Ik durf eigenlijk niet in de spiegel te kijken.' Ze lachte ongemakkelijk en aaide Kiwi over zijn kopje.

'Wanneer jij er klaar voor bent,' zei hij, terwijl hij probeerde te lachen. 'Je ogen zijn al lang wit.' Even keek hij om zich heen. Zijn magie trommelde in zijn borst alsof er iets was wat ze hem niet vertelde. 'Heb je ergens pijn?'

Rynn schudde haar hoofd. 'Nee, hoezo?' Ze pakte de ketting vast, op het punt staand hem af te doen, maar toen liet ze hem weer los.

'Mijn magie klopt alsof er iemand een slagaderlijke bloeding heeft,' verzuchtte hij. Nogmaals kijkt hij om zich heen. 'Waarschijnlijk is het een dier dat sterft, maar het voelt niet goed.' Het was onwaarschijnlijk. Zijn kracht reageerde zelden op dieren.

'Jeetje, hoe overleef je met die magie? Ik zou allang gek geworden zijn als ik elk pijntje van iemand zou voelen. Ik vind mijn maandelijkse vrouw-zijn al erg genoeg,' lachte ze ongemakkelijk.

'Meestal is het alleen geklop en een dringend gevoel,' legde hij uit. Hij kon de pijn voelen zonder het te ervaren. Pas als hij zijn kracht gebruikte werd het erg. 'Als je weet waar het vandaan komt en het niet te heftig is, valt het wel te negeren. Enkel zo nu en dan wordt het geactiveerd door iets wat je niet kan plaatsen dat is het ergste.'

'Poeh, dat snap ik,' zei Rynn. 'Maar ik ben het niet, sorry.' Het was stil in het bos. Om hen heen hing een vreemde blauwachtige mist die niet hoger kwam dan Lennons knieën. Het gaf een mysterieuze sfeer. Soms leken er schaduwen te bewegen. De wind waaide zachtjes en af en toe viel er een druppel water van de bomen naar beneden. Het was spookachtig en magisch tegelijk. 'Waarom ben je eigenlijk zo vroeg wakker?' vroeg ze, de stilte verbrekend.

'Ik was weer eens aan het denken over Penny.' Hij zuchtte zacht. Aan haar kon hij het wel vertellen. Ze zou het voor zich houden.

'Oh?' vroeg Rynn. 'Wat is er dan met haar?'

'Ze kan dit niet aan. Ze heeft paniekaanvallen en ik geloof dat ze ook niet al te goed slaapt. Ze zou hier niet moeten zijn.' Hij probeerde het geklopt te negeren, maar een onrustig gevoel verplaatste zich door zijn lichaam.

Ze wendde haar hoofd af. 'Ik had het niet eens door,' zei Rynn langzaam. 'Maar misschien is het een fase. Ze leek behoorlijk vastberaden om hieraan deel te nemen. Waarschijnlijk is het meer dan ze had verwacht. Ik denk dat we bijna allemaal die fout wel hebben gemaakt, maar ze is denk ik ook sterker dan ze eruit ziet. Ik kan het mis hebben...' voegde ze er zacht aan toe. Zelf had ze die fase ook gehad, waarin ze zeker wist dat ze een fout had gemaakt, waarin ze elke nacht wenste dat ze weer terug kon naar haar normale leven, ook al bestond het niet meer.

'Misschien heb je gelijk, maar ik heb er geen goed gevoel bij. Ik ben bang dat er vroeg of laat iets gaat gebeuren dat haar verpletterd.' Hij haalde diep adem. Hij kon het niet aan om iemand zo te zien breken.

'Heb je al met haar gesproken?' vroeg Rynn.

Hij schudde zijn hoofd. 'Ik ken haar niet goed genoeg. Als het duidelijk was dat ze hier weg wilde had ik het gedaan, maar ik wil niet met haar in discussie gaan omdat ik denk dat het niet goed voor haar is. Het is niet mijn taak om mensen te vertellen wat ze wel of niet moeten doen. Het is aan haar om te zeggen waar haar grens ligt.' Maar wat als ze die niet durfde aan te geven? De vraag maakte dat zijn magie nog onrustiger werd.

'Nee, dat is ook wel zo. Eigenlijk is het waardeloos dat ieder van ons in deze situatie kan worden geplaatst. Waarom moeten wij vechten voor ons bestaan? Ik had liever een gave studie gekozen, school afgemaakt, met mijn vriendje me zorgen gemaakt over geld en of ik nog kinderen wil later.' Ze sloeg haar ogen neer. 'Maar die gedachten kan ik niet hebben. Ik maak me zorgen of ik morgen nog wel leef en of jullie er dan nog zijn. Of ik überhaupt kan bestaan zonder dat ik me zorgen moet maken of ik word overvallen door Revers. Of monsters...'

Lennon keek haar aan. 'Ik ook.' Even duwde zijn magie tegen de mentale muur alsof het hem omver wil stoten. 'Kun je stoppen,' mompelde hij binnensmonds tegen de kracht. 'Ik weet ook wel dat er iets is, maar als je me niet verteld wat kunnen we beiden niks doen.'

Een bezorgde frons vormde in Rynns voorhoofd. 'Misschien moeten we maar naar binnen gaan?' stelde ze voor. 'Declan zal ook wel zo wakker zijn. We zitten nu al een week in dit opgepropte huisje en ik wil nu wel graag weten wat het plan wordt. Misschien dat je afgeleid raakt en niet zo'n last hebt van je magie.'

'Laten we dat maar doen.' Hij stond op en opende de deur. Wat als er iemand dood ging en hij het negeerde? Wat als het Kyle was die in zijn slaap overleed? Hij probeerde de vragen uit zijn hoofd te duwden. Het was niet logisch. 'Weet je, soms maakt het me bang.'

'Snap ik.' Ze stond op en raakte kort zijn hand aan. 'Het is zo sterk, maar jij bent sterker.'

'Dat niet alleen.' Hij veegde zijn schoenen op de mat, ondanks dat ze niet vies waren. 'Telkens als het klopt en iemand gewond is of er iets gebeurt, heb ik het gevoel dat ik het had kunnen voorkomen als ik beter had geluisterd. Ik weet dat het niet zo werkt, maar toch voelt het zo.'

'Zorg eerst goed voor jezelf, de rest komt later. Je kan niet de hele wereld op je schouders nemen.' Voorzichtig trok ze de deur dicht en deed haar regenjas uit.

'Maar wat als dit over onszelf gaat?' Hij beet op zijn lip. Het was vaker gebeurd. 'De avond dat de Revers ons in de val lokten, waarschuwde mijn magie me.'

'Dat kan toch haast niet?' vroeg Rynn. Angstig keek ze om zich heen. 'Niemand weet dat we hier zijn, behalve wij.'

Hij knikte zacht en probeerde zichzelf te vertellen dat ze gelijk had, maar het lukt hem niet. Wat als de schaduwen in de nacht geen bosjes waren. Het konden ook monsters zijn. 'Zou het te paranoïde zijn om de rest wakker te maken en zich te laten aankleden voor het geval dat?'

'Ik weet het niet,' fluisterde ze.

Declan, die met gesloten ogen op de bank lag, kwam plotseling overeind en zei: 'Laten we dat maar doen.'

Rynn maakte een sprong van schrik en greep naar haar borstkas. 'Sjeez Declan!' riep Rynn uit. 'Waarom liet je niet gewoon weten dat je wakker was?'

Declan kwam overeind. 'Omdat ik jullie gesprek niet wilde verstoren.' Toen gleed zijn blik naar de heler. 'Lennon, ik vertrouw je en jouw gevoel. Denk je dat we in gevaar zijn?'

'Ik weet het niet,' zegt hij eerlijk. 'Maar ik durf mijn gevoel niet te negeren. Het is zelden zo heftig.'

'Oke, dan maken we ons klaar om te gaan. Rynn, maak de meiden en Kyle wakker en zorg dat ze hun spullen alvast inpakken. Lennon, ik heb je nodig voor een plan.'

Rynn knikte en verdween naar de slaapkamers.
Lennon liep naar de tafel. Hij ging op een krakkemikkige stoel zitten, wachtend tot Declan verteld wat hij had bedacht. Zijn lichaam voelde zwaar en dat was niet omdat hij weinig had geslapen.

Declan spreidde een kaart van de omgeving op de tafel. 'We zitten hier,' zei hij wijzend op een klein stipje op de grote kaart. 'En hier is de stad. Vermoedelijk zit hier een Vantrumkamp. Deze kant kunnen we niet op, want hier is een klif met een op de bodem rivier en deze kant op brengt ons alleen maar verder van ons doel. Het probleem is dus dat we eigenlijk nergens heen kunnen.' Zijn andere hand vormde een vuist, die hij niet al te hard op de tafel beukte.

Lennon luisterde aandachtig. Ze zaten diep in de problemen. Er was amper een uitweg. 'Maar we zitten midden in een groot stuk bos, mocht er iets gebeuren, dan kunnen we tijd winnen door het bos in te vluchten. Ik denk niet dat ze nu het nog donker is helicopters gaan inzetten. Als ze weten wie we zijn zouden ze bang kunnen zijn dat iemand ze neer kan halen.'

'Nee, dat denk ik ook niet,' zei Declan. 'Richting de stad is gevaarlijk, we weten niet wat daar gaande is, maar we weten dus ook niet of er monsters in het bos schuilen en van welke kant ze komen.'

'Ik denk dat het het beste is om naar de stad te gaan,' ging Lennon er tegenin. 'Ze houden er niet van om acties voor de ogen van burgers te doen en de Revers wisten niks van de monsters, dus ik denk niet de bestuurder van de wezens hen zich in het openbaar zal laten vertonen.' Hij hoopte het, want het was niet meer dan een gok.

'Ik ben het met Lennon eens,' zei Amora, die binnenkwam met een rugzak op haar rug, die ze nog een keer stevig vervestigde op haar rug. 'De stad is het veiligst.'

'Nee, ik denk het niet,' zei Penny, met een kleine trilling in haar stem. Op haar schouder hing een kleine rugzak die bol stond. 'De stad wemelt van de Revers, daar vallen we veel te erg op. Zeker als jullie posters er nog hangen, Amora en Rynn. Hier kunnen we ons schuilhouden tussen de bomen... opsplitsen als het moet. Dat lijkt me echt veiliger.'

'Hier zitten we als ratten in de val.' De magie van de heler gaf protesteerend een bons die door zijn hele lichaam galmde. De opmerking was te bot. Hij probeerde de kracht te negeren. Het ging hier om levens. 'Opsplitsen is geen optie. Daar vallen enkel doden van.'

Rynn knikte. 'We kunnen hier niet blijven en het bos is groot, zonder dat we weten wat we kunnen verwachten. In de stad weten we dat wel.'

Penny keek Kyle smekend aan, die meteen er tussen springt. 'Penny heeft een goed punt,' zei Kyle stoer. 'Hier vinden ze ons nooit!'

Amora rolde met haar ogen. 'Behalve dan dat ze ons al hebben gevonden, slimmerd...'

Lennon keek hen aan. Ze wisten niet eens of de dreiging echt was. 'We weten niet of ze dat hebben gedaan, maar wat we ook doen, we maken een keuze en blijven bij elkaar. Als je alleen een monster of Rever tegenkomt ben je kansloos.'

'Ja maar...' probeerde Penny nog. Het was onbegonnen werk, ze had iedereen tegen zich, op Kyle na, die altijd aan haar kant zal staan.

'Goed,' zei Declan, die de kaart weer opvouwde. 'De stad wordt het dus. Heeft iedereen zijn spullen bij elkaar geraapt?'

'Ik nog niet,' zei Lennon, terwijl hij zich richting de slaapkamer haastte. Snel propte hij zijn pyjama en weinige bezittingen terug in zijn tas. Bovenop de spullen zette hij Kiwi zodat de vogel tussen de rits naar buiten kon kijken. Hij hees de rugzak op zijn rug en haalde diep adem. Zijn magie klopte luid. Toch voelde het vreemd dat ze er met z'n alleen gehoor aan gaven. Woorden kropen over zijn lippen: 'Ik hoop dat het geen vals alarm is. Anders vergeef ik je dit nooit.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top