26. Gevangen door magie
Daar zat hij dan. Aan een wiebelende tafel in met lood beplate ruimte met een open deur. Niet gevangen, maar ook niet vrij. Besluiteloos staarde Lennon voor zich uit. De kist met wapens stond voor hem. Onaangeraakt. De blaren op zijn onverbonden hand waren de enige herinnering aan wat er zojuist gebeurd was. Wat zou er nu komen?
In de gang klonken voetstappen, die door de kale, emotieloze muren werden versterkt. Bijna dreigend galmde het geluid door het gebouw. 'I-ik dacht dat u wilde dat we informatie zouden verkrijgen en...' piepte een stem.
'Dat is inderdaad het punt!' blafte een andere stem. 'Maar niet om collega's voor je karretje te spannen en hen het vuile werk te laten doen. Ik heb jou het hoofd van de afdeling gemaakt, Barthes zodat jij het vuile werk kan doen. Dreigen met de dood is onacceptabel!' De stemmen werden luider, totdat er drie figuren in de deuropening verschenen en de ruimte binnentraden. Een man in een strak, grijs pak, Barthes de baas van Hendrick en de beul zelf, die met een grote glimlach naar Lennon keek.
Lennons hart vloeide over van trots zodra hij het gezelschap zag. Het was alsof er een klein zonnetje in het Revershol scheen. Hendrick had het gedaan. Een klein glimlachje verscheen op het gezicht van de heler. Lichtstralen leken over zijn huid te dansen, al was het schemerdonker.
'I-ik dacht...' ging Barthes weer verder. Ineens leek de intimiderende, oude Rever niet meer zo groot.
'Niet denken met dat lege hoofd van je,' zei Horris Payne hoofdschuddend. Zijn blik schoot naar Hendrick. 'Wat zijn je ondervindingen?'
Hendrick keek de man verward aan. 'Hendrick zei dat hij Lennon niet zou vergeten en dat heeft hij ook niet gedaan!' Hij lachte breed en glunderde.
De baas zuchtte. 'Ja, goed van je Hendrick, maar wat heeft Lennard je verteld?'
'Lennon!' brulde Hendrick.
'Ik heb hem verteld dat we geen geweld in de zin hadden en we geen regels hebben gebroken,' zei Lennon kalm voor de beul nog meer problemen kreeg. 'Als u nog andere vragen heeft, voelt u zich vrij om ze te stellen.'
Horris Payne keek de heler verbaasd aan. Waarschijnlijk had hij niet verwacht dat Lennon antwoord zou geven en al helemaal geen eerlijk antwoord.
'Lennon heeft Hendricks arm gemaakt!' jubelde Hendrick. 'Lennon is een goede jongen.'
Horris Payne keek Lennon weer aan. 'Is dat waar?'
'Ik ben een heler, meneer. Als iemand pijn heeft, help ik.' De echte wond was eentje in het hart van de beul, enkel viel dat niet uit te leggen. Lennon keek de ruimte door. De muren weerspiegelden zijn gezicht vaag.
De baas zuchtte en keek Hendrick aan. 'Bedankt voor je hulp, Hendrick. Je kan gaan. Barthes, jij ook. Wegwezen.'
De twee mannen vertrokken, de ene huppelend, de andere met een hangend hoofd. De deur ging langzaam dicht, maar viel niet in het slot. Toen ze eenmaal alleen waren, Horris Payne de martelspullen van tafel had gehaald en de nog steeds brandende kaars in het midden neergezet had, zuchtte de man. 'Je begrijpt hopelijk wel dat ik je niet zomaar kan laten gaan?'
'Meneer, ik begrijp niet eens wat ik verkeerd heb gedaan.' Lennon glimlachte triest. 'Ik heb nooit een vlieg kwaad gedaan. Dus ik snap niet wat jullie van me willen. Ik ben geen monster.'
'Informatie,' zei de man. 'De maatschappij is niet veilig met jullie Vantra erin. We willen gewoon vredig leven en dus moet ik weten wat jullie plannen zijn als rebellengroep. Ik kan mijn mannen niet het duister insturen, wetende dat ze er niet levend uitkomen.'
'Mag ik u vragen waarom u dat denkt?' Lennon nam de man in zich op. Het was waarschijnlijk een diepgeworteld geloof zonder grondslag, want zijn magie zweeg. Het enige wat in de ruimte hing was zijn eigen pijn.
'Jullie zijn instabiel... gevaarlijk.' De man trok een krakkemikkige stoel bij en ging daarop zitten, met zijn been over de andere gekruist. 'Een uitbarsting en een heel flatgebouw stort in. Honderden onschuldige doden... Jullie manipuleren mensen zonder dat we het door hebben. Als we het niet voorkomen, eindigt het niet goed voor ons "normale mensen".'
'Dat is vreselijk,' zei Lennon langzaam. Hij moest moeite doen om de steek van pijn die door hem heen ging te verbergen. Hoe kon hij dat geloven? 'U kijkt naar een kant van de munt. Ik ga niet ontkennen dat er mensen zijn die hun gave, of vloek, of hoe het ook maar wilt noemen, misbruiken. Enkel is het overgrote deel van ons gewoon mens. We willen niemand pijn doen, alles wat we willen is leven, net als iedereen.'
'Jammer voor jullie, maar er zijn genoeg die een eind willen maken aan het ondergeschikte soort en als wij niet voor ons opkomen dan is het met ons gedaan.' De man leunde wat naar voren en keek Lennon aan.
'Ik snap uw mening, maar weet u niet dat ieder van ons een prijs betaald voor zijn kracht? Wij kunnen niet doden zonder begrenzing en er is een sterk limiet aan wat we kunnen.' De Reverbaas had geen idee welke prijs hij betaalde om te helen.
Horris Payne leek te twijfelen. 'Je bent geen verkeerde man, Lennon, maar ik heb nou eenmaal mijn opdrachten. Dus je kan je praatjes voor je houden, ik zal je niet laten gaan. Dus maak het jezelf makkelijk en vertel me alles wat ik moet weten.'
'Dat snap ik en dat vraag ik ook niet van u.' Lennon vouwde zijn gewonde handen. 'Mijn naam is dus Lennon, ik ben een heler en ik help mensen. Soms Vantra, soms mensen zonder vloek voor mij zit er geen verschil. Op mijn weg ben ik een groep Vantra tegen gekomen die ernstig gewond waren. Ik heb hen geholpen en ben een tijd bij hen gebleven,' legde Lennon uit. 'Ik zou u graag hebben verteld wie ze zijn, maar ik ben bang dat u door uw orders hun veiligheid niet kunt garanderen. Dus die informatie moet ik voor me houden om onschuldige levens te sparen.'
'Dat begrijp ik. Ik heb ook ter ore gekregen dat je Dale hebt geholpen, om die reden zal ik je niet dwingen om informatie over jouw groep prijs te geven. We hebben een overeenkomstige vijand, de monsters. Wat weet je ervan?'
'Ik weet de naam van een en heb een vermoeden waar ze vandaan komen,' legde Lennon uit. Hij wist dat de Rever het niet over normale monster had. 'Ik heb er meerdere gezien en op het moment bedreigen ze het leven van de mensen om wie ik geef.' Een rilling kroop over zijn rug. Even voelde hij zijn lichaam verstijven van angst toen hij de zwartharige vrouw weer voor zich zag
De man knikte en pakte er een notitieboekje erbij. 'Vertel me alle details.'
'De eerste heet Wodash. Hij ziet er menselijk uit, menselijker dan de gewone monsters. Toen hij een vriend te pakken kreeg werd ze lijkbleek.' Lennon hoorde hoe zijn eigen stem zacht trilde bij de gedachten eraan. Het was alsof de lucht zich vulde met pijn. 'De andere heeft het uiterlijk van een jonge vrouw met lange zwarte haren. Ze lijkt vriendelijk, maar is vals. Ze lokt je en doet je verstijven van angst.' Beelden van de glasscherven met haar reflectie schoten voor zijn ogen langs. Zweet parelde over zijn rug. Zijn handen grepen naar het tafelblad. 'Verder is er een die lijkt op een grote beer, met zwarte ogen. Hij heeft iemand van de Vantra gedood. Ze moet kansloos zijn geweest.' De wereld draaide voor zijn ogen langs, toch ging hij verder. De Rever moest dit weten. Anders braken de wezens nog meer. 'Tot slot zijn er het monster wat uw man heeft gezien en het geen die de wond op mijn hand heeft veroorzaakt. Ze leek op een normale roodharige vrouw, maar had duistere ogen en vlijmscherpe tanden. Ze... Ze nam mijn uiterlijk over toen ze me beet en is nu denk ik bij mijn vrienden, al verwacht ik niet dat zij dat door hebben.' Hij had er niet aan willen denken, maar nu kon hij de gedachten niet ontwijken. De muren leken langzaam dichterbij te komen. Hij klemde zich nog steviger aan het tafelblad vast, pijn schoot door zijn handen.
'Hoe weten we dan dat jij niet de kopie bent?' vroeg de man wantrouwend.
'Ik denk niet dat de kopie iemand kan helen,' zei Lennon zacht. 'Of een marteling onder ogen zou willen komen om zijn vrienden te redden. Waarom zou een kopie door zoveel pijn gaan voor levens die er in zijn ogen niet toe doen?'
'Goed punt,' zei Horris Payne en keek Lennon aan. 'Ik kan je niet laten gaan, maar je wel rekruteren als Rever. Je zou een goede toevoeging zijn voor het team.'
'Meneer, dat kan ik niet,' zei Lennon zacht. 'Al zou ik willen, mijn gave maakt me kapot als ik de pijn die jullie doen onder ogen moet komen met mijn eigen dood als gevolg.' Hij beet zacht op zijn lip. 'Bovendien stelt mijn gave me niet in staat om anderen pijn te doen. Zelfs niet als het zou zijn om mijn vrienden te beschermen.'
De deur vloog met een klap open en Delano verscheen in de deuropening. 'Meneer!' hijgde hij. 'De keuken staat in de fik!' Met een glimlach waarin Lennon toch wat pijn zag, keek hij de heler aan.
Horris Payne schoot overeind. 'Rubeus weer!' siste hij en met grote stappen beende hij de ruimte uit. De deur bleef op een kiertje open staan.
Lennon keek hen na. Zijn magie klopte zacht toen de mannen verdwenen. Ze hadden de deur niet op slot gedaan. Zou iemand hem tegenhouden als hij naar buiten liep? Als iemand dat deed kon hij gewoon zeggen dat hij de keuken zocht om te helpen. Dat zouden ze hem kwalijk nemen. Een kleine glimlach krulde op zijn lippen. Langzaam duwde de heler het handvat van de deur omlaag en stapte de gang op. Zijn hart klopte in zijn keel, maar Rynn had hem verteld dat hij moest ontsnappen als hij de kans had, dus dat deed hij.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top