22.2 Nachtlicht

Lennon knipperde met zijn ogen toen de lichtbundel door het gebouw schoot. Iets zei hem dat hij weg moest rennen, dieper de duisternis in. Maar het zware gevoel zorgde ervoor dat zijn knikkende knieën niet van de grond kwamen.

De lichtbundel verdween en de voetstappen van de man leken weg te vagen. Door een ander raam verscheen de lichtbundel opnieuw. 'Ik zie niks door die smerige ramen!' zeurde een zware stem.

'Ga dan naar binnen!' klonk een reactie. De stem klonk veel verder weg en zachter.

De lichtbundel verdween weer en de man liep mopperend weg, waarschijnlijk op zoek naar een ingang.

Lennons hart klopt in zijn keel. De Revers waren hier. Een golf paniek overspoelde hem. Het was niks bij de oceaan waar hij al in verdronken was. Hij wist niet meer of het erg was als ze hem vonden. Hij wilde hier weg. Geen plek kon duisterder zijn dan deze. Hij zette zijn trillende handen tegen de met glas bedekte vloer. Scherven sneden door zijn huid, terwijl hij langzaam overeind kwam. Hij was veel pijn gewend, maar nog nooit had hij zich zo kwetsbaar gevoeld. Als hij zijn gave gebruikte had hij controle over zijn pijn. Nu had de heler niks meer.

'Melanie? Ben jij dat?' klonk de zware, nu angstige stem van de Rever. 'Hé, smerige beesten, laat me met rust. Melanie!' Zijn stem werd luider en luider, net als zijn voetstappen.

Een schok ging door Lennon heen. De Thouni waren er natuurlijk nog steeds en ze hadden een nieuw slachtoffer gevonden. Hij moest iets doen. De duisternis om hem heen leek vormen aan te nemen toen hij een stapje naar voren zette. Een koude windvlaag waaide langs hem heen. Tranen welden opnieuw op in zijn ogen. Zijn magie bonsde in zijn borst, als een instinct dreef het hem aan om een volgende stap te zetten richting het silhouet van de arme man; zijn vijand.

De Rever kwam steeds dichterbij. De lichtbundel ging alle kanten op en zijn voetstappen klinken onhandig. 'Laat me met rust! Stop! Melanie, ik ben er. Ik...' Achteruit schuifelend en in de lucht maaiend om zich te beschermen tegen de Thouni, haakte zijn voet achter een wortel die door de scheuren in de muur naar binnen was gegroeid, als een soort indringer. De zaklamp vloog uit zijn hand en raakte de grond met een harde klap, waardoor de lichtbundel verdween. Een harde bons volgde. Een scheldwoord ontsnapte de Rever, maar het gefladder was opgehouden. 'Rotbeesten,' mompelde hij, terwijl hij een tweede zaklamp erbij pakte en met gezucht en gesteun overeind kwam. Een schreeuw ontsnapte hem, zodra hij de zwakkere zaklamp aanklikte.

Voor hem stond Lennon, lijkbleek en gewond. Voorzichtig plaatste de heler zijn bebloede hand op de schouder van de man. Hij trilde zelf meer dan de Rever. Toch liet hij zijn magie los. Zichzelf kon hij niet redden, de man wel. 'Melanie is hier niet, dat zijn Thouni. Ze imiteren de stemmen van degene die je kent.'

'Ik zou zweren dat ik haar stem hoorde,' mompelde de man, wrijvend over zijn elleboog.

Lennon knikte zacht, vechtend tegen de tranen. 'Je moet hier weg. Dit is een duistere plek.' De trilling in zijn stem was onmiskenbaar. Pas toen hij zijn hand van de schouder van de man had gehaald en zag dat hij nog steeds bloedde, besefte hij hoe erg hij eraan toe was.

'Dank je vriendelijk,' zei de Rever. De ogen van de man bekeek Lennon gronding. 'Ik zal je toch mee moeten nemen.' Hij keek om zich heen en scheen door de ruimte waar ze zich bevonden. 'Niet alleen omdat het mijn plicht is je te arresteren, maar ook omdat het, zoals je zelf al zei, geen goede plek is.'

Lennon knikte opnieuw langzaam en draaide zich om, zijn handen naar de man uitstekend. Er was niks in hem wat er nog aan dacht om te vluchten. Hij wilde wat zeggen, maar het ontbrak hem aan woorden. Het Reverhol was geen fijne plek, maar de monsters daar waren monsters die hij begreep. Mensen kon hij lezen alsof het boeken waren.

De Rever trok zijn handboeien van zijn riem en haalde ze uit elkaar. Vanuit de duisternis klonk een gegrom, precies uit de richting waar de Rever binnengekomen was. 'Dat hoorde jij ook, toch?' vroeg de Rever zacht. 'Of zijn het die Thouni-beesten weer?'

Lennon draaide zich met een ruk om. 'Heb je een wapen?' Hij hoorde zijn trillende stem echoën. Zijn magie klopte in zijn borst.

De Rever liet de handboeien vallen en probeerde met zijn trillende handen zijn taser uit het holster te krijgen. 'Alleen een taser,' zei hij, terwijl zijn blik steeds van zijn handen naar de deuropening ging. Zijn handen trilden en zijn ademhaling was gejaagd. Dit was niet de stoerste Rever die ze in het corps hadden zitten.

Lennon greep het wapen uit de zak van de man en kijkt er hoofdschuddend naar. 'Dat gaat ons niet redden,' fluisterde hij zacht en hij liep naar een van de begroeide raamopeningen. Als een malle scheurde hij de planten weg. Hij zou zich niet nogmaals door de wezens laten vangen. Zijn magie klopt waarschuwend.

De Rever schuifelde achteruit en trok net als Lennon de planten bij het raam vandaan. 'Heb je een plan?' hijgde de Rever.

'Rennen en bij elkaar blijven. Luister niet naar de stemmen. Hoe verleidelijk ze ook klinken, het is niet betrouwbaar.' Hij gooide zijn benen naar de andere kant van het raam en sprong naar buiten. De bladeren ritselden onder zijn voeten toen hij de bosgrond raakte. Zijn benen wiebelden even alsof ze zijn gewicht niet zouden houden voor hij balans vond.

Het gegrom werd met de seconde luider en ook de temperatuur van de kamer daalde in een rap tempo. De Rever keek angstig over zijn schouder. Hij opende zijn mond om te schreeuwen, maar alles wat volgde is doodse stilte.

'Niet omkijken!' commandeerde Lennon. Hij stak zijn hand uit. 'Jij komt nu met me mee en houdt me vast.'

De Rever greep Lennon vast en klom met moeite door het raam heen, terwijl het dierlijke gegrom achter hem luider en luider werd. 'Het komt dichterbij! Schiet op!' schreeuwde de Rever in paniek, nogmaals achterom kijkend. 'Shit, shit, shit!'

Lennon liet zijn magie los toen hij de Rever naar buiten trok en het op een rennen zette. De Rever viel met een plof in het gras en krabbelde toen gehaast overeind. Groen licht welde tussen hen op. Lichtslierten dansten om hen heen terwijl de paniek die hem langzaam overmeesterde en zijn zicht wazig maakte. Hij knipperde met zijn ogen. Hij mocht niet naar de emoties van de man luisteren ze moesten hier weg zien te komen.

De Rever rende achter hem aan verder en verder weg van het gebouw, tot zijn benen hem amper meer konden dragen en al zijn licht gedoofd was. 'Stop!' commandeerde de Rever compleet buiten adem, zodra ze eenmaal ver genoeg weg waren van het gebouw. Hij kon het niet laten om nog een keer achterom te kijken, naar het duistere bos. 'Stop!'

De stem echode ergens ver weg door de duisternis die als een wolk door Lennons hoofd zweefde. Zijn benen gingen op slot, terwijl hij wankel bleef staan. Het bos was niet meer dan een waas, alsof hij nog steeds rende. Zijn kloppende magie was gekalmeerd, de Rever was rustiger, maar de heler droeg draagt alle pijn en angst. Een last die te zwaar was voor een jonge man.

'Bedankt voor het redden van mijn leven,' zei hij, terwijl hij nog een keer diep ademhaalde en alle zuurstof in een keer liet ontsnappen. Hij zette zijn handen in zijn zij, veegde nog een keer over zijn voorhoofd en keek Lennon aan. 'Maar je bent en blijft een Vantrum en het is mijn taak je op te pakken.' Hij stak zijn zaklamp in zijn mond, terwijl zijn handen op zoek gaan naar de handboeien. 'Verdorie!' mompelde hij. 'Oke, laat die boeien maar, die liggen nog in het gebouw.'

Lennon keek het wazige gezicht hoofdschuddend aan. 'Ik ben een heler. Mijn gave kan alleen mezelf kapot maken. Als ik je had willen doden, had ik je achtergelaten.' Zijn stem trilde nog steeds.

'Het spijt me,' zei de man zonder al te veel emotie in zijn stem. 'Regels zijn regels. Het is het beste voor ons als je zonder tegenstribbelen meeloopt.

Lennon knikte, hij wist niet of hij überhaupt nog kon lopen. Luister naar je hart galmde een stem door zijn hoofd. Zijn hart klopte, maar dat was niet perse een goed iets.

De Rever legde zijn hand op Lennons schouder, terwijl hij met zijn andere hand met een zwakke lichtbundel de grond bij scheen. 'Dale is de naam,' zei hij, toen ze een aantal meter hadden gelopen.

Elke stap deed een vlaag hoofdpijn door zijn hoofd schieten. Ze gingen traag. 'Lennon,' wist hij uit te brengen. De wereld om hem heen schommelde.

'Nou Lennon, ik zal m'n best doen om te zorgen dat je medische hulp krijgt. Meer kan ik helaas niet voor je betekenen.'

'Het valt wel wat mee, het is maar een schrammetje.' Hij wist dat het een leugen was. Hij had genoeg wonden gezien en pijn gevoeld om het verschil te weten. Toch was het niks vergeleken met de geesten van duisternis en paniek die door zijn lichaam zweefden.

'Maak dat de kat wijs,' lachte hij. 'Je kan nauwelijks nog op je benen staan.'

Toen klonk er een andere stem in de verte. 'Wie is daar?'

'Dale!' schreeuwde de Rever terug. 'Een Vantrum aangehouden.'

'Status?' schreeuwde de stem weer terug.

'Ongevaarlijk!' was het antwoord.

De stemmen galmden als kanonschoten door zijn hoofd. Lennon beet op zijn lip. 'Sorry ,ik ben op,' fluisterde hij zacht. Toen gaf hij op. Zijn knieën klapten ineen als brekende twijgjes. Hij drukte zijn handen tegen zijn oren in een poging de wereld af te schermen. Het lukte hem niet om de wereld af te schermen.

'Dat dacht ik al,' mompelde de Rever, terwijl hij Lennon overeind probeerde te trekken. 'Ik heb wat hulp nodig!' schreeuwde Dale, waarna er een andere Rever hem te hulp schoot. 'Dankzij hem leef ik nog. Doe een beetje voorzichtig, wil je?'

De Rever gaf er geen antwoord op en ondersteunde Lennon. Met z'n tweeën sleepten ze hem door donkere het bos de weg op en laadden hem achterin een Jeep. Naast hem zaten twee figuren die hem strak in de gaten hielden. Alsof hij ooit iets had kunnen beginnen. Hij was niet het monster wat ze in hem zagen. Maar deed dat er nog toe? Hij was een tijdbom, zijn hele leven wachtte hij al tot hij zou ontploffen. Tot zijn wereld zou versplinteren en zijn magie hem zou nemen. Nu zijn wereld op een andere manier brak voelde het bijna genadig.

De motor startte, waarna de auto begon te rijden. 'Sorry Lennon,' klonk de stem van Dale. 'Maar de baas beslist over je lot.'

'Het maakt niks uit,' zei Lennon zacht. 'Mijn lot heb ik al lang geaccepteerd.' Op dat moment realiseerde hij zich dat hij niet bang meer was. De wereld schommelde en zwarte vlekken dansten als ogen door zijn gezichtsveld. Stemmen, monsters en pijn speelden een toneelspel in zijn hoofd. Er was niks wat hij kon doen om zijn vrienden te redden en wat de Revers in hem zagen kon hij niet veranderen. Maar misschien had Wodash gelijk. De pijn die hij zichzelf aandeed, was zijn ergste nachtmerrie. En juist die nachtmerrie was het altijd waard geweest. Welk duister lot kon dan nog erger zijn? Hij had het gedaan voor mensen die het waard waren.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top