14 Verloren strijders

Alle energie die ze nog had, vloeide uit Rynns lichaam, alsof ze een lekke kraan was. Vechten had geen zin, dat besefte ze nu ook wel. Aan weerszijden liepen de Revers, die haar niet meer uit hun oog zouden verliezen. Als ze nog levend wilde aankomen in de kelder, kon ze beter maar gewoon meelopen. Of dat een juiste keuze was, wist ze niet. Ze hoopte het.

Hoe kon Amora dit doen? Of was dit haar plan geweest? Had ze haar willen verraden aan de Revers? Voor Lennon? Zo veel vragen spookten door haar hoofd, maar antwoorden zou ze niet krijgen.

Ze sleepten haar de trap af, het hoekje om. Zodra ze beneden stonden, voelde Rynn het temperatuurverschil. Het was ijskoud hier beneden. Niet alleen dat, het was ook donker.

Er waren hier een stuk of tien cellen. Ze zocht naar leven achter de deuren. Ze zocht, maar vond het niet. Een van de vele deuren werd geopend en zij werd naar binnen geduwd. Ze behandelden haar als een gevaarlijke crimineel, als een stuk uitschot in plaats van een jongvolwassen vrouw. Het voelde bijna alsof ze een monster was, in plaats van een mens.

De deur ging met een klap dicht. In de cel was het nog veel donkerder dan op de gang. Aan het plafond hing een flikkerend zwak peertje, dat nauwelijks de ruimte verlichtte. Het lichtbundeltje raakte de vloer niet eens. Het gaf een kleine gloed door de ruimte die met metalen platen was bedenkt. Lood. Het metaal vormde een schild tegen magie, al verwijderde het niet. Anders zou elke Vantrum wel een loden armband dragen.

Rynn kroop naar de dichtstbijzijnde muur en trok haar knieen op. Ze liet haar voorhoofd op haar knieen rustten en probeerde tot rust te komen.

'Wat heb jij gedaan om hier te komen?' vroeg een vrouwenstem vanuit het duister.

Van schrik schoot ze bijna overeind. Haar hart sloeg een slag over en bijna gooide ze er een gil uit. 'Jeetje!' mompelde ze geschrokken, terwijl haar ogen de ruimte afzocht op zoek naar de bron van het geluid. Aan de andere kant van de ruimte zag ze een donkere vlek zitten in de vorm van een persoon. Het zwakke licht gaf een warme gloed over haar bruine haar.

Ze keek in haar richting. Moest ze de waarheid vertellen? Ze kende deze persoon niet, maar het feit dat ze hier ook zat, vertelde Rynn dat zij waarschijnlijk ook een Vantrum was. Wie anders gooiden ze in deze cel? 'Een misgelopen missie,' zei Rynn. 'Jij?'

'Opgepakt toen ik mijn broertje probeerde te beschermen.' De stem klonk somber.

De woorden bleven in Rynns keel steken. Om je dierbaren te beschermen, moest je soms risico's nemen, dat wist zij maar al te goed. 'Dat is echt waardeloos,' zei Rynn. Plotseling voelde ze de vermoeidheid echt toeslaan. Haar benen voelden loodzwaar en haar hoofd bonsde op het ritme van haar hart. 'Is hij wel ontkomen?'

'Ik denk het.' Het figuur legde haar hoofd op haar knieën. Toen fluisterde ze er zacht wat achteraan. 'Ik hoop het.'

In de hoek van de kleine ruimte klonk een ritmisch gedrup. Het was bijna hypnotiserend. Ze telde het, om maar iets te doen. Haar kracht gebruiken was te gevaarlijk en praten met haar celgenoot was ook niet iets waar ze behoefte aan het had. De vrouw was ook stil en ook Rynn had geen woorden meer. Die had ze al opgebruikt. Het was avond toen ze vanuit Declans huis vertrokken. Hoe laat het ondertussen was, wist ze niet. Meer dan een uur kon niet voorbij zijn gegaan. Het frustreerde haar dat ze niks kon doen, dat ze hier machteloos op een vochtige celgrond moest zitten en hopen dat ze niet ook zou verdwijnen. Ze kon alleen maar wachten tot morgen. Dat Lennon zijn woord waar kon maken, geloofde ze niet.

Zijn magie klopte zacht door zijn aderen. Het was niet het luide gedreun dat hem vulde als iemand gewond was, eerder een soort fluistering, ergens in een hoekje van zijn hoofd. Het was iets wat hij bijna zou kunnen negeren, als hij niet gevoel had gehad dat het hem iets wilde vertellen. Lennon's ogen gleden over het plein. Kyle en Declan kon hij niet zien vanuit zijn positie onder een oude boom. Ze waren vast niet ver weg, misschien moest hij ze zoeken en waarschuwen.

Langzaam ademde hij de nachtlucht in. Dat was een onverstandig plan. Hoe moest hij het uitleggen als iemand een schaafwond bleek hebben? Hij wist dat dat niet kon, er was niemand in de buurt. Er moest iets anders zijn.

'Ik snap niks van je,' fluistert hij, waarna hij met ingehouden adem op wachtte. Ergens diep van binnen geloofde hij dat het tegen hem zou praten. Magie leeft, had zijn oma hem verteld. Ze had gelijk, magie heeft een eigen wil en een eigen karakter. Vaak leek het met hem te ademen. Het leefde, maar antwoordde nooit.

De stilte was oorverdovend. Misschien was het wel niets, het kon weinig zijn. Kiwi zat niet op zijn schouder, dus die kon zichzelf ook niet hebben verwond. De vogel zat veilig thuis en hij zou maar al te graag bij het dier zijn. Hij hield niet van de duisternis. Het ga hem een eenzaam gevoel.

Kyle schoof in Lennons blikveld, wijzend naar het gebouw dat naast het Revergebouw stond. Zijn arm ging alle kanten op, terwijl zijn mond snel bewoog. Zijn blik ging af en toe naar de bosjes, waar Declan verdekt opgesteld zat. De leider stond op, liep Kyle achterna en leek te zuchten. Hij schudde zijn hoofd en leek Kyle te willen kalmeren met woorden.

Lennon volgde het tafereel. Even aarzelde hij of hij naar hen toe moest lopen, maar hij besloot het niet te doen. Het viel te veel op. Bovendien voelde hij niks om mee te gaan op hun nachtelijke spionage missie. De enige reden dat hij hier nog stond was, omdat hij het Rynn beloofd had. Hij keek hoe zijn twee groepsgenoten om de hoek liepen.

Toen sloot hij zijn ogen, zich focussend op het geklop in zijn aderen. 'Wat wil je zeggen?'
Nog steeds bleef antwoord weg. Zelfs Kiwi was nog spraakzamer en die kraamde alleen maar onzin uit.

Voorzichtig liep hij een paar passen bij de boom weg, om te kijken of zijn magie reageerde, maar dat weigerde het. Het bleef kloppen als een tweede hartslag. Hij richtte zijn blik weer op het gebouw en zuchtte. Het was lastig om een gesprek met de stilte te voeren.

Minuten verstreken, terwijl hij naar de ramen tuurde. Ze zouden nu toch wel klaar moeten zijn? Het duurde akelig lang. Misschien was er iets mis gegaan. Alsof zijn magie plagerig op die gedachten had gewacht, klopte het opeens wat harder. Bonzend met het ritme van zijn hart. Een schok ging door hem heen. Er is iets goed mis gelopen en Rynn en Amora zaten nog binnen. Snel keek Lennon in de richting waar Kyle en Delcan verdwenen waren. Ze waren nergens meer te zien. Ze bellen ging hem ook niet lukken, want een mobiel had hij niet. Er zat maar een ding op. Hij had een belofte waar te maken.

Haastig liep hij richting het gebouw. Zijn zenuwen welden op en klopten luid met zijn magie mee alsof er een heel drumstel op de plek van zijn hart zat. Hij beet zacht op zijn lip en liep door de klapdeuren naar binnen, waar een verveelde receptioniste hem aankeek. Ze speelde met een lok van haar blonde haar.

'Mevrouw, ik zoek naar....' Even aarzelde hij. Hun namen kon hij niet noemen. 'Een jonge Rever met een strak knotje. Haar naam ben ik kwijt.'

De vrouw keek Lennon verveeld aan, haar oogleden hingen half voor haar ogen, alsof ze elk moment in slaap kon vallen. Ze haalde diep adem en sprak toen in een nasale stem: 'Dit is geen politiebureau. Aangifte kan u ergens anders doen. En daarbij: er zijn meer Revers met die omschrijving.'

'Ik wil geen aangifte doen,' Lennon zocht paniekerig naar woorden. Waar was zijn gebruikelijke rust gebleven? Hij kon hier niet staan stuntelen, hij moest Amora en Rynn zien te vinden. 'Ze is vrij jong en net aan het werk. Het is belangrijk.'

'Dat zeggen ze allemaal.' Ze tikte met haar potlood tegen haar koffiemok. 'Meneer, ik verzoek u vriendelijk het gebouw te verlaten.' Haar knokige vinger met puntige, bijgevijlde nagel wees naar de deur.

Normaal zou hij direct luisteren, maar dit was belangrijk. Snel probeerde hij de namen van Revers die hij eerder ontmoet had op te halen. Er kwam maar een naam in hem op. 'Is Delano Hazenveld aan het werk?'

'Nee,' was haar korte antwoord.

De moed zonk hem naar de schoenen. Zonder Delano kwam hij het gebouw waarschijnlijk niet in. Voor een keer had hij graag een andere gave gehad. Zijn kracht bracht hem geen meter verder. Zijn tatoeages en donkere kleding werken hem zelfs tegen. Besluiteloos keek hij om zich heen. Er moest een manier zijn.

Ze legde haar handen weer op de tafel en keek hem aan. 'Meneer, als u het gebouw niet verlaat, ben ik gedwongen versterking op te roepen.'

Lennon moet moeite doen om op zijn zenuwen onder controle te houden. Wat zouden de anderen doen? Amora zou het er niet bij laten zitten en ook Rynn zou een manier vinden om haar doel te bereiken. Zij waren niet zo laf als hem. 'In dat geval zou ik graag met uw leidinggevende willen spreken. Ik denk niet dat die uw werkhouding kan waarderen.' De woorden voelden ongeveer even erg als vloeken, maar het moest. Hij kon zijn nieuwe vriend niet laten stikken. Toch voelde hij de steek van pijn die door het hart van de vrouw ging, verborgen achter een verveelde uitdrukking. Niemand vond het leuk om kritiek te krijgen.

De vrouw zuchtte weer en net op het moment dat ze versterking wilde oproepen, kwam er een Rever de hal binnen in een iets te groot uniform. 'Ah! Net op tijd,' zei de receptioniste met iets meer leven in haar stem. 'Deze man wil het gebouw niet verlaten. Zet hem er even uit, wil je?'

Lennon keek verrast naar Amora. Hij moest moeite doen om haar naam niet uit te schreeuwen. Ze was veilig, maar achter haar strakke gezicht viel paniek te lezen. 'Dat was degene die ik zocht. Bedankt voor uw hulp, mevrouw.' Hij stak zijn hand op naar de receptioniste en zwaaide ongemakkelijk, waarna hij haastig naar buiten liep. Waar is Rynn? Wat is er gebeurd? Vragen schoten door zijn hoofd. Ze hadden haar toch niet vastgezet?

'We hebben een probleem,' zei Amora met een bevende stem, zodra ze eenmaal buiten stonden. Haar ogen schoten omhoog terug naar de derde verdieping van het Revergebouw.

'Dat weet ik,' Lennon kon de trilling in zijn stem niet verbergen. Het kostte hem moeite zijn adem rustig te houden en ook praten leek opeens zoveel lastiger. Het was alsof iemand een servet in zijn keel had gestopt. 'Waar is Rynn?'

'H-het ging mis. I-ik was... Rynn verloor controle. Ze gebruikte haar krachten bij Payne. Er was niks dat ik kon doen. Revers stormden binnen, ik moest in mijn rol blijven en...' De woorden kwamen er als een waterval uit, net als haar tranen.

Lennon legt een arm om haar schouder, al was hij zelf ook in paniek. Zijn magie dwong hem ertoe, zoals het dat altijd deed. 'Geef me je telefoon. We moeten iets doen.'

Amora viste uit een van de vele zakken in haar broek een klaptelefoon, die ze direct aan Lennon gaf. Haar handen voelden ijskoud en trilden licht, waardoor ze bijna de telefoon liet vallen.

Hij pakte hem aan en liet tegelijkertijd iets van zijn magie los in de hoop dat het haar genoeg kalmeerde om helder na te kunnen denken. Met trillende vingers scrolde hij door de contacten tot hij Declan had gevonden. Snel klikt hij op de belknop, hopend dat de man zijn telefoon opnam. Ze hadden geen tijd om te verliezen.

'Declan Savatier,' klonk er aan de andere kant van de telefoon, nadat hij toch wel een paar keer overgaan was.

Hij nam niet de moeite om zichzelf voor te stellen. 'Kom onmiddellijk naar de auto. We hebben een reusachtig probleem.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top