Hoofdstuk 5

'Waar heb jij uitgehangen?' klonk het, zodra Aury de deur van de smidse had dichtgeduwd.

Haar vader klom de trap af die naar hun slaapgedeelte leidde en bleef op de onderste trede staan. Zijn forse zwarte wenkbrauwen waren opgetrokken en zijn bebaarde kin stak een eindje in de lucht. Hij was voor Aury - en haar leeftijdsgenoten - bijna net zo intimerend als het dorpshoofd.

De adrenaline van alles wat ze had gehoord in de mysterieuze grot was nog niet helemaal uitgewerkt. Het misleidde haar hoofd en zorgde ervoor dat ze niet meer wist wat voor excuus ze vanavond had gegeven voor haar vertrek. Het enige wat ze zich nog kon herinneren was dat ze had beloofd dat ze op tijd terug zou zijn voor het avondmaal bij het dorpshoofd.

'Sorry,' zei ze vlug, 'sorry dat ik zo laat terug ben. Ik zal me snel gaan omkleden en dan kunnen we gaan.'

Aury's kleren waren stoffig en vuil van achter de stenen te zitten en bijna in de modder te vallen. Ook haar huid stond vol met vegen. Ze zag er niet uit alsof ze Leif en zijn moeder had geholpen met soep maken voor een heel leger.

Haar vader gaf haar een zachte stomp tegen haar helm en schudde met zijn hoofd. 'Je gaat zo mee. Anders zijn we te laat.'

'Maar-'

De donderwolken in zijn ogen zeiden genoeg.

'Oké, papa.'

Ze hoopte bij Freyr dat het zou beginnen regenen, zodat ze met het water het vuil van zich af kon schrobben. De god gaf geen gehoor aan haar gebeden. Ze probeerde nog de vegen van haar armen te krijgen met speeksel, maar dat leek het alleen maar erger te maken.

Toen ze bijna bij de hut van het dorpshoofd waren merkte ze op dat er een scheur in haar mouw zat.

'Heb je je pijn gedaan?'

Aury schudde met haar hoofd. Ze zag een beetje bloed zitten, maar het was maar een oppervlakkige wonde. Waarschijnlijk gesneden aan een tak, dacht ze.

'Wat steek je toch allemaal uit, jongedame?'

Het klonk niet echt als een vraag, eerder een zucht, een "wat moet ik met je aanvangen?".

Er volgde geen antwoord op. De woorden bleven kloppen in Aury's keel.

Ze werden gastvrij ontvangen bij het dorpshoofd, met luide maar warme verwelkomingen en een ruwe maar vriendelijke hand op de schouder.

In het licht van het haardvuur bekeek Asgot de Dappere Aury van top tot teen. Hij fronste en wisselde blikken met haar vader, maar maakte er geen opmerkingen over.

De volwassenen raakten al snel verzeild in verhalen over de vissers en hun werk. Gesprekken waaraan Aury en Ida wel konden deelnemen, maar waarin ze matig tot niet geïnteresseerd waren.

Ida's zusje moest nog op haar kamer zitten, want ze zaten maar met vijf aan tafel gepropt. Aury wilde haar vroegere vriendin ernaar vragen, maar ze kreeg het niet over haar lippen. Ze staarde voornamelijk voor zich uit. De weinige keren dat ze toch naar Ida keek, keek ze vrijwel meteen weer weg.

Omdat er zo weinig plaats was aan tafel, zaten de meisjes tegen elkaar gedrukt. Hun armen raakten elkaar en dat gaf Aury het gevoel dat ze te breed was. Ze was altijd de meer gespierde van hun twee geweest. Ida was meer aan de lenige, slanke kant, terwijl Aury er een meer vikingachtig strijderspostuur op nahield.

'Wat heb je gedaan?'

Aury schrok op. Ze keek Ida met open mond aan. 'Hoe bedoel je?'

Ida gebaarde naar Aury's lichaam. 'Er valt niet echt naast te kijken.'

'O. Ik- euh.' Ze bloosde. 'Ik ben het bos in geweest.'

'Het bos?'

'Het bos.'

Daarna werd het weer stil.

'Ik- Ik was op zoek naar een grot,' fluisterde Aury na een tijdje. Het werd net stil in de conversatie van hun ouders. Ze verwachtte min of meer dat iemand anders haar gehoord zou hebben, maar het gesprek ging weer verder.

'Een grot?' vroeg Ida.

'Een grot.'

Aury zuchtte. 'Sorry. Ik... weet niet hoe ik het kan zeggen zonder dat je me voor gek zou uitmaken.'

'Aurora!' hoorde ze het dorpshoofd brullen, voor Ida nog iets kon zeggen. Ook al bedoelde hij het goed, toch verschoot Aury zich een hoedje door Asgots luide stem. 'Je vader zegt dat je de laatste tijd zo vaak weg bent. Kattenkwaad aan het uithalen, eh?' Zijn blik verplaatste naar Ida. 'Ah, ik weet nog toen jullie klein waren. Jullie hebben de schapen eens geverfd en losgelaten. Kostte dagen om ze allemaal terug te pakken te krijgen.'

Ida keek Aury aan met een verontschuldigende blik. Laatstgenoemde wist niet goed waarvoor.

'En die keer dat ze die arme jongen, hoe noemt ie weer - Abel, Hamer, maakt niet uit, dat ze hem aan een paal gebonden hadden omdat hij de hoorn van Ida's helm had gebroken.'

'Het is haar lievelingshelm,' schoot Aury in de verdediging.

Alle blikken werden op haar gericht, die van Ida inbegrepen. Meteen werd haar hele hoofd warm. 'Ik bedoel maar, hij had em niet moeten kapot maken, dan hadden we hem geen lesje moeten leren.'

Voor wat een eeuwigheid leek bleef er een stilte hangen, tot het dorpshoofd begon te lachen en de rest van de volwassenen met hem meededen.

'Je hoeft me niet te verdedigen hoor,' fluisterde Ida.

'Dat weet ik.' Aury wist niet wat anders te zeggen.

Tijdens het avondmaal verscheen Ida's zusje weer aan tafel. Het meisje zei weinig, maar keek af en toe wel vol bewondering naar Aury. Naar Ida keek ze alleen met ontzag wanneer ze er zeker van was dat deze haar niet zou kunnen zien.

Aury lachtte wanneer dat gepast was, maar bracht zelf weinig bij in de gesprekken. Ze wilde liefst zo snel mogelijk naar huis. Ze wilde de aarde van haar lijf wassen en de gebeurtenissen van die dag in stilte op een rijtje kunnen zetten.

'Wil je mee naar boven?' Ida keek haar neutraal aan.

'Is goed.' Zonder aarzelen stond Aury op. Ze wist niet goed hoe ze zich moest houden, maar ze was blij dat ze niet meer tussen twee vikingen ingepropt aan tafel moest zitten.

Ida deelde mee dat ze naar haar kamer gingen en ging haar vroegere vriendin vervolgens voor naar boven.

Het eerste wat de toekomstige smid opviel toen ze Ida's kamer binnenkwam waren de tekeningen die boven haar bed hingen. Het waren tekeningen die Aury getekend had. Een Timberjack - een draak met gigantische vleugels. Ida's zusje toen ze drie was - nu drie jaar geleden. Er hing ook een tekening van Aury zelf, die door iemand anders moest getekend zijn.

Zodra Ida doorhad naar wat haar gast aan het kijken was, sprong ze naar voren om haar handen over de tekeningen te houden. 'Dat is- Het is- niet- Het is geen tekening van jou. Ik bedoel, jij hebt het niet getekend, maar jij bent het ook niet.'

'Ik lijk er anders wel heel hard op.' Aury's mondhoeken trokken zich in een grijns. 'Mis je me zo hard?'

Ida keek naar haar vingers, voor ze haar rug weer rechtte en ze haar kin hief. De dochter van de smid verwachtte een antwoord in de aard van "nee, waar haal je dat vandaan?", maar ze kreeg: 'Een beetje, als ik eerlijk ben.'

'O.'

'Nee- Ik- Ugh.' Ida legde haar hoofd in haar handen. Ze schudde haar ongemakkelijke bui van zich af en keek Aury weer aan. 'Ik denk dat iedereen diens beste vriendin wel zou missen als ze zo lang zoveel aan elkaar gehad heb.'

Aury knikte, nog steeds verbaasd door de openheid en eerlijkheid. Ze wilde zeggen dat ze Ida ook mistte, maar ze vond de juiste woorden niet. Ze wist niet hoe ze moest zeggen dat ze Ida zo bewonderde en hoe moeilijk ze het vond om nu nog met haar te praten, nu hun werelden zo van elkaar verschilden.

Het toekomstige dorpshoofd en de toekomstige smid. Die hadden niets gemeen, toch?

'Vergeet dat ik iets gezegd heb.' Ida's gezicht nam zijn gebruikelijke afstandelijke uitdrukking weer aan.

Het moment was voorbij.

De dochter van het dorpshoofd gebaarde naar haar bed. 'Wil je gaan zitten?'

Aury verplaatste haar gewicht een paar keer van haar ene voet op haar andere, voor ze zich langzaam naar het bed verplaatste en ze zich erop neer liet ploffen. Ze streek de lakens wat glad, terwijl Ida plaats nam op het kleinere bed van haar zus.

De smid in wording vroeg zich af waarom ze niet normaal kon doen tegen haar vroegere beste vriendin. Ze voelde zich bij anderen zelden ongemakkelijk en was zeer zeker capabel genoeg om een luchtig, openhartig gesprek te voeren met de andere dorpsbewoners. Praten met Ida daarentegen, dat was een heel ander level. Ze begreep niet goed waarom.

'Wil je het nog hebben over die grot?'

'Grot?'

'Waar je naartoe was vandaag. De reden dat je er zo vuil uit ziet en er een takje vasthangt in je vlecht.'

Aury's wangen werden warm, terwijl ze naar haar vlecht greep. Ze voelde niks. Ida gebaarde naar de andere vlecht. Snel haalde het meisje het takje eruit. Ze rolde het rond tussen haar vingers en hield haar blik erop gericht.

'Ik heb al een tijdje steeds dezelfde droom. Iets met een meer van honing, of ja, het ziet er in ieder geval niet uit als een normaal meer. Ik dacht er niet veel van... maar onlangs werd de droom anders.'

Ida fronste, maar onderbrak haar niet.

'Ik zag een draak op het einde. Een soort die ik nog nooit gezien heb en het leek zo echt dat ik niet geloofde dat het een spinsel van mijn fantasie was. Toen ik in het drakenhandboek keek vond ik een bijna lege pagina met een paar details die overeen zouden kunnen komen met de draak uit mijn dromen.'

Ida's frons was dieper geworden naarmate Aury verderkwam met haar verhaal. 'De kans dat het toeval is is groot, toch?'

De toekomstige smid schudde standvastig met haar hoofd. 'Nee. Ik ben naar de grot gaan zoeken die beschreven stond in het handboek, daarom ben ik zo vuil. Er waren vikingen die niet van ons eiland zijn. Ik heb de tekeningen op de wanden zelf niet gezien, maar ik hoorde ze bezig over een oranje meer en dat is exact waarover ik droom.'

'Vikingen van een ander eiland?' Ida's frons veranderde in een gecalculeerde blik. 'Dat moet ik aan mijn vader laten weten.'

'Geloof je me?'

De dochter van het stamhoofd schudde met haar hoofd. 'Het klinkt te mooi om waar te zijn, Aury. Het klinkt bovendien veel te gevaarlijk. Ik geloof dat je andere vikingen bent tegengekomen, die ongetwijfeld niets goeds van plan zijn, maar je had er in de eerste plaats niet moeten zijn. Als er tekeningen in een grot staan over een draak die niemand ooit gezien heeft, dan is dat misschien omdat iemand anders het zich ooit al eens heeft ingebeeld. Misschien is het een vloek.'

'Een vloek? Dat geloof je wel?'

'Het is een logischere verklaring dan een onbekende draak.'

Aury kon haar oren niet geloven.

'En zelfs als de draak wel bestaat,' ging Ida verder, 'wat zou je doen eens je hem gevonden hebt?'

'Hem doden.'

'Als hij geen bedreiging vormt voor Fisk moet je het gevaar niet opzoeken. Zodra hij wel een bedreiging vormt - als hij al bestaat - dan zullen onze sterkste krijgers op pad gaan, niet jij in je eentje.'

'Maar-'

'Laat het gaan, Aurora.'

Verontwaardigd staarde het meisje naar haar voormalige beste vriendin. Ze voelde tranen in haar ogen lopen, dus keek ze naar de vloer. Vervolgens stond ze op en wierp ze Ida nog een korte blik toe.

'Je gaat een goed stamhoofd zijn.'

Daarna ging ze weer naar beneden, om zich opnieuw bij haar vader en de andere vikingen te voegen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top