Hoofdstuk 1
Op het dooie gemakje. Te voet, met niet meer dan men kan dragen in de handen en geen schroom om een halve dag te verliezen door een gesprekje aan te knopen onderweg naar de eindbestemming.
Zo gaat het leven in Fisk. Langzaam maar doelbewust.
Waarschijnlijk overdreef Aury in de beschrijving van het dorp waarin ze was opgegroeid. Waarschijnlijk ging het er voor buitenstaanders wel iets sneller aan toe. Maar nu ze al zeker de duur van een volledige maaltijd - van drie gangen - voor de smidse stond, luisterend naar een oude viking die verhalen vertelde die ze al meer dan vaak genoeg had gehoord, ging de tijd te traag voorbij.
De vikingen van Fisk zijn harde werkers. Ze kunnen zelden zeggen dat ze honger lijden of iets te kort komen. Ze zijn dapper, sterk en bang voor niets.
Zelfs niet voor draken. Niet voor de Monstrous Nightmares die zichzelf van kop tot teen in vuur en vlam kunnen zetten. Niet voor de Snafflefangs die exploderende vuurballen spuwen. En ook niet voor de Scauldrons met hun grote bekken gevuld met kokend water.
'Het was ver voor jouw tijd, maar mijn arm... mijn arm werd afgebeten door een Night Fury... een Night Fury, geloofde dat? Ze zijn uitgestorven nu, nie meer gezien. Een Night Fury...' De oude man schudde met een brede grijns met zijn hoofd. 'Was ik maar de viking geweest om 'em te doden.'
Aury probeerde een lach op haar gezicht te houden of in ieder geval geïnteresseerd te blijven kijken, maar het was moeilijk. Ze had de man al wel honderd keer hetzelfde verhaal horen vertellen. Hij had met zijn bijl uitgehaald naar de grote donkere draak, maar deze was te snel - zoals het met Night Fury's gaat - en had in één keer, met bijl en al, de viking zijn arm afgebeten. De tandafdrukken stonden nog als littekens in het stompje aan zijn schouder, net zichtbaar boven zijn houten prothese.
De meeste vikingen in Fisk hadden zulke littekens. Aury had zelf brandwonden lopen van haar nek tot haar rechterschouderblad. Voorlopig had ze al haar ledematen nog, maar in een dorp als dat van hen, dat regelmatig onder aanval van draken stond, was zoiets geen zekerheid.
'Wat... wat kwam ik hier doen?' De oude man keek het meisje vragend aan. Hij had zo lang staan praten dat hij vergeten was waarom hij bij de smidse moest zijn.
'Een nieuwe bijl halen, voor het hout,' antwoordde ze.
Toen ze over haar schouder keek, zag ze haar vader door het open luik bezig met de vuren in de smidse. Hij zou haar ongetwijfeld hebben zien praten met de oude viking. Ze had al lang terug aan het werk moeten zijn.
'Juist, goede meid, meerdere bijlen... de vorige zijn-'
Voor de man weer een nieuw verhaal kon afsteken, zei Aury snel: 'Ik zal ze voor u gaan halen.'
De man lachte zijn scheve tanden bloot. 'Goed.'
Het meisje had het al bijna niet meer gehoord. Ze had er niet op gewacht, om zich naar haar hut te begeven.
'Dat duurde lang,' zei haar vader, toen ze de smidse langs de zijkant binnenging. Zijn stem was luid, maar niet boos. Hij kon het werk meestal prima alleen af. Aury was er alleen om de kneepjes van het vak te leren, zodat ze het ooit van hem zou kunnen overnemen. Dat deed ze graag. Ze zou werken in de smidse iedere dag boven vissen of schapen fokken kiezen.
'Sorry, oude Timmer bleef maar praten.'
'Ik zag het. Over de Night Fury?'
Aury knikte. Heel het dorp wist hoe graag de oude man daarover bleef praten.
'Soms vraag ik me af waarom hij nog een bijl nodig heeft, zijn verhalen alleen zouden al voldoende moeten zijn om de bomen mee om te zagen.'
'Een beetje respect voor de ouderen, Aurora.'
Ze boog haar hoofd. 'Het spijt me.'
De grijns kreeg ze echter niet van haar gezicht. Haar vader merkte het, maar zei er niets meer van. Met een vlotte beweging duwde hij haar gehoornde helm op haar hoofd en gebruikte hij die om haar haar in de war te proberen brengen. Met de opvlechten die ze gemaakt had bleek dat een moeilijke taak.
Aury gaf haar vader een speelse duw, om hem te doen stoppen. Hij zette nog even voort, maar na nog een paar halfhartige stoten van zijn dochter, gaf hij het op.
Ze liet de helm op haar hoofd staan, terwijl ze om zich heen keek, op zoek naar de bijlen waarvoor Timmer naar de smidse was gekomen.
'In het rek naast de grote oven,' zei de smid, met een grote hand wijzend richting het rek in kwestie. 'Daarna kan je naar Leif gaan om hun ketel te gaan halen en naar het stamhoofd, die wilde ook nog iets laten repareren, en wanneer je daarvan terug bent zullen we aan het avondeten beginnen.'
Aury knikte een paar keer. Ze had een glimlach op haar gezicht gekregen toen ze hoorde dat ze langs Leif mocht gaan, maar zodra ze de tweede taak hoorde was die glimlach veranderd in een nerveuze halve lach. Ze was niet bang voor het stamhoofd. Hij was goed bevriend met haar vader. Het was zijn dochter, Ida, die haar stresshormonen de hoogte in deed gaan.
'Komt in orde.' Ze schonk haar vader nog een knikje, voor ze zich met de drie handbijlen naar de oude viking begaf.
Ditmaal had ze het excuus dat ze nog andere klusjes had, om niet naar Timmers langdradige verhalen te hoeven luisteren. Ze zouden gratis hout krijgen als betaling voor de nieuwe werktuigen, dus met geld moest Aury zich nu niet bezighouden. Nog een reden om zich zo snel mogelijk uit de voeten te kunnen maken.
De hut van Leifs familie was niet ver van de hare. Het gebouw zag eruit zoals de meeste andere huizen in Fisk. Gemaakt van hout en hier en daar wat steen, met puntige daken en een grote schouw om de rook van de haard buiten te laten. Grijs geverfd om aan te geven dat ze schapenfokkers waren - al was Leifs vader een houthakker en timmerman. Het was een grote hut, waar de meeste andere vikingen klein woonden. Er moesten immers acht mensen binnen passen.
Toen ze aankwam vond Aury Elba, Leifs moeder, zittend op een bank voor het huis met haar jongste zoon aan de borst. Haar oudste zoon had zonder twijfel zijn stroblonde haar van haar geërfd, evenals zijn blauwe ogen. In tegenstelling tot de zoon die ze op haar schoot hield. Diens haar was zwart als de nacht.
'Aury,' begroette de vrouw haar.
'Elba,' antwoordde ze met een beleefde knik van haar hoofd. 'Ik moest een ketel komen halen voor reparatie?'
'Je vindt 'em binnen. Leif is er niet trouwens. Hij had een klusje te doen voor dat snotjong van Haring.'
Aurora kon niet ontkennen dat ze het jammer vond dat ze haar beste vriend vandaag niet zou zien, maar ergens viel het te verwachten. De jongen was altijd in de weer. Hij kon niet stilzitten en de weinige rustmomenten die hij had tussen het houthakken, timmeren en schapendrijven in, besteedde hij vaker wel dan niet aan het uit de nood helpen van andere dorpelingen.
Binnen in de hut was het verrassend leeg. Voor een gezin met zes kinderen waren er weinig kinderen te zien. Waarschijnlijk waren ze bij de oude wijze, om Elba een beetje te ontlasten.
Aury begreep niet hoe je zoveel kinderen kon hebben en niet gek kon worden. Ze was zelf als enig kind opgegroeid en had nooit gewenst om een broer of zus. Ze had Ida altijd gehad om haar gezelschap te houden en toen dat afliep was Leif er. Op hun eiland voelde ze zich sowieso nooit alleen. Iedereen stond klaar voor elkaar.
De ketel die ze zocht stond op de tafel op haar te wachten. Er was een groot gat in gebrand. Waarschijnlijk door een draak tijdens de laatste aanval. Over de hoe of wat dacht ze verder niet na. Het was een klusje als een ander. Nieuw metaal erop en dichtbranden. Dan zou het ding weer tegen een stootje kunnen.
'Ik ga weer!' riep ze Elba toe met een zwaai van haar vrije hand, toen ze de hut uitliep en ze zich al richting het huis van het dorpshoofd begon te begeven.
Ze had gehoopt dat een beetje dollen met Leif haar zenuwen zou wegnemen. Nu ze dat niet had gehad zaten haar gedachten nog steeds vol met onzekerheden.
Wat als Ida er was? Wat als ze met haar moest praten? Alle keren dat ze dat had geprobeerd de laatste jaren was het ongemakkelijk geweest. Gestameld en gestotterd, met ongemakkelijke stiltes na een paar zinnen. Zo anders dan het vroeger was geweest. Zoveel moeilijker.
De hut van het dorpshoofd stond dicht bij de grote hal, op een kleine heuvel. Het was één van de grotere hutten, net iets kleiner dan de hut van Leif en zijn familie, en het was bij uitstek de hut die het mooist versierd was. Aury was daarover waarschijnlijk bevooroordeeld. Ze had het schilderwerk immers zelf gedaan samen met Ida toen ze jonger waren. Ze had zelf de tekeningen geschilderd, de accenten aangebracht. Nu vertelden de muren een verhaal over een jonge viking die draken versloeg. Het was veel eleganter en preciezer werk dan de meeste ruige vikingen zouden leveren, maar de meisjes waren er destijds hoe dan ook trots op geweest.
Aury's hart sloeg een slag over bij de herinneringen.
Toen ze voor de deur tot stilstand kwam, zette ze Elba's ketel tegen haar zij en gebruikte ze haar vrije hand, klam van het zweet, om op de deur te kloppen. Het dorpshoofd zelf zou waarschijnlijk met dorpszaken bezig zijn, maar hopelijk kon er iemand anders - en niet Ida - voor haar open doen.
De goden waren het niet met haar wensen eens. In de deuropening verschenen de halflange koperkleurige lokken van haar vroegere beste vriendin, gevolgd door haar lichtbruine ogen en de littekens op haar linkerwang.
Ida's ogen werden groot, toen ze Aury herkende.
'Aur...ora,' begroette ze haar met een ongemakkelijke glimlach.
Het meisje wist niet meteen wat ze moest zeggen. Het was raar dat Ida haar niet Aury noemde zoals iedereen. Alleen het stamhoofd en haar vader en misschien nog een handjevol oudere vikingen noemden haar bij haar volledige naam. Voor de rest van het dorp, en zeker voor haar leeftijdsgenoten, was ze altijd Aury geweest.
'Ida.'
'Wat kom je doen?' Een kleine lach sierde Ida's lippen, maar het bereikte haar ogen niet helemaal.
Aury aarzelde. De viking die voor haar stond was ongeveer even groot als zijzelf, maar toch leek Ida's aanwezigheid meer ruimte in te nemen. Ze hield haar kin een tikje geheven, net hoog genoeg om gezag uit te stralen en er niet neerbuigend uit te zien.
'Ik kom jullie kapotte spullen halen. Voor mijn vader. Voor de smidse, bedoel ik.' Ze maakte een draaiend handgebaar. 'Je weet wat ik bedoel.'
Ida knikte. 'Ik zal ze voor je gaan halen.'
Het meisje vertrok echter niet meteen. Ze bleef nog even voor haar vroegere vriendin staan en nam haar in zich op. Ze leek nog iets te willen zeggen, maar leek zich vervolgens ook te bedenken en draaide zich om om de spullen te gaan halen.
'Ida,' zei Aury, voor ze erover na had gedacht.
De viking draaide zich om. 'Ja?'
'Nee, het is niks.' Aury lachte ongemakkelijk.
Ida knikte en liep vervolgens weg.
Het stamhoofd had blijkbaar een hele lading aan voorwerpen die gemaakt moesten worden. Van zwaarden tot borstplaten tot schapenscharen. Het waren niet allemaal werktuigen van het gezin zelf, sommige liet het stamhoofd ook maken voor dorpelingen die het zelf niet konden betalen.
Ida hielp Aury het allemaal op een kar zetten. Er werden geen woorden meer gewisseld tussen de meisjes. Aury probeerde het een paar keer, maar er kwam nooit meer dan één klank uit haar mond. Ze dacht dat ze Ida ook een paar keer zag aarzelen, maar ook die zei niets meer tot alles in de kar zat.
Stil bleven ze tegenover elkaar staan. Ida met haar armen naast haar lichaam. Aury met haar armen losjes over elkaar geslagen. Het begon al donker te worden en met de aankomende nacht daalden ook de temperaturen. De toekomstige smid rilde.
'Ik- euh- ik zie je nog wel eens,' brak Ida het ijs.
Aury had niet de kans om meer te doen dan knikken, voor het meisje zich omdraaide en naar binnenliep.
Als ze nu eens wist wat er precies voor gezorgd had dat dit ongemak tussen hen in gevallen was.
Zodra ze thuiskwam werd ze meteen weer opgewarmd door het stilaan dovende vuur in de smidse. Haar vader was nergens te bekennen. Die zou waarschijnlijk binnen aan het eten begonnen zijn.
Met haar gedachten nog bij Ida haalde ze alle voorwerpen uit de kar en stapelde ze ze zorgvuldig tegen de muur aan. Zo kon ze er morgen meteen invliegen. De meeste reparatieklusjes waren taken voor haar, terwijl haar vader zich bezighield met de vraag naar nieuwe werktuigen, wapens en harnassen.
Zoals ze al dacht was haar vader in het woongedeelte van hun hut bezig met het avondeten. Uit de geur leidde ze af dat het bijna klaar was.
Hun huisje was niet groot. Er was net plaats genoeg voor een haard en een tafel met een paar stoelen. De trap naar de al even kleine eerste verdieping paste niet eens in het leefgedeelte. Daarvoor moesten ze terug naar de smidse.
Hoewel Aury graag wat meer ruimte had gehad om adem te halen, vond ze het ook niet erg om klein te wonen. Ze was niet vaak binnen. Ze spendeerde haar tijd liever in de buitenlucht, dus hoefde ze het zich ook niet zo aan te trekken dat haar woonsituatie binnenshuis niet altijd even ideaal was.
Na het eten bleef ze niet lang rondhangen. Haar vader vroeg haar hoe het geweest was bij Leif en Ida, maar ze weidde er niet te veel over uit. Meer dan 'Leif was er niet, met Ida alles goed' kwam er niet uit.
Ze wilde graag gaan slapen. Ze hoopte dat ze zou dromen over het meer van honing en de mooie, groene natuur eromheen. Het was de levendigste droom die ze tot nu toe al had gehad, evenals een droom die haar haar levenlang al achtervolgde. Het kwam en ging wanneer het wilde, maar het meer bleef altijd hetzelfde.
Ze kon de rust ervan vandaag wel gebruiken.
Toen ze eenmaal in bed lag duurde het even voor ze sliep. Haar hoofd zat nog te vol. Maar toen het eindelijk zover was, werd ze beloond met het beeld dat ze wilde.
Een meer van honing. Groene struiken, mos op de grond, bomen in bloei. Een brul weerklonk, diep en slaperig. Het beeld verschoof en Aury schrok midden in de nacht wakker.
Wat ze vannacht had gezien had ze nog nooit eerder gezien. Niet in haar droom in ieder geval.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top