9. Onderdeel van Bucky's vrijspraak
Het maakte onderdeel uit van Bucky's vrijspraak, het gaan naar een psychologe om met haar zijn week door te spreken. Tony had voorheen niet opgemerkt hoe de soldaat met tegenzin iedere vrijdag op zijn motor stapte. Nu zag hij James week in week uit met hangende schouders naar zijn voertuig slenteren.
'Ik breng je wel,' zei Stark snel, voordat de man zijn jas kon pakken.
Barnes schudde zijn hoofd. 'Dat is nergens voor nodig.'
'Ik sta erop,' de uitvinder wilde niet moeten toezien hoe zijn nieuwe vriend zich in zijn eentje door de ellende sleepte. Hij wilde hem bijstaan zoals Bucky hem had bijgestaan.
'Fine.'
De playboy had zich niet bedacht op de afstand. Je ging niet zomaar even op en neer naar Brooklyn; je kroop met je auto door het New Yorkse verkeer en hoopte vurig dat je in de ergerende omstandigheden geen afslag miste.
'Het had niet gehoeven,' verbrak James de stilte in de auto.
Tony brieste geïrriteerd. Hij ramde op de claxon van zijn flitsende Ferrari toen het maar niet opschoot bij het stoplicht. 'Het is niks,' zei hij, draaide de hoek om. Hij voelde het leren stuur onder zijn handen glijden, zacht als de strelingen zonder welke hij reeds moest leven in zijn toxische omgeving. Om hem heen ratelde het team constant dreigend, was als een ratelslang zonder ooit echt te bijten; als ze dat deden, zou de overheid meteen zien hoe ze geneigd waren over Stark heen te lopen alsof hij hun versleten deurmat was, niet degene die hun pardon mogelijk had gemaakt.
'Tony, het is niet "niks",' zei de soldaat, 'Het is alles en dat zie ik.'
Stark tikte de richtingaanwijzer aan, negeerde de woorden van zijn vriend. Hij staarde stellig uit het raam, keek naar het oude vrouwtje dat op een parkbankje werd omgevend door hongerige stadsduiven.
'Daar is het,' James wees door de voorruit naar een statig gebouw dat er tussen de Brooklynse gebouwen uitsprong als een doorn in het oog; een spierwitte, rijke doorn in een verwilderde, magere rozenstruik.
Tony draaide de parkeerplaats naast het gebouw op. Smoezelig was het er. Verrotte dozen verdwenen onder de wielen van de glanzende Ferrari. De playboy stapte uit, trapte een leeg blikje weg bij zijn voeten. Hij keek omhoog naar de zijkant van het gebouw.
'Ik weet het.'
De uitvinder keek Bucky vragend aan.
'Het is niet om aan te zien tegen de achtergrond van de wijk.'
De billionaire zei niets, keek alleen maar. 'Ik wacht hier wel,' mompelde hij.
En hij wachtte, hij wachtte die vrijdag op het smerige parkeerplaatsje en hij wachtte de vrijdagen daarop op de parkeerplaats. Hij wachtte de keer dat het regende in de lobby van het lelijke gebouw, en toen het onweerde, wachtte hij in de wachtkamer van Barnes' psychologe. Hij wachtte de weken daarna ook in de wachtkamer op de twaalfde verdieping. Hij wachtte en hij wachtte en hij wachtte, en het maakte hem niet uit hoe lang het allemaal duurde, want het enige wat er nog toe deed, was de dankbare blik die in James' ogen lag als hij er nog was wanneer de soldaat weer naar buiten kwam.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top