9. Comfortabel is anders

Voor de zoveelste keer op rij probeer ik een comfortabele houding te vinden en dat is nog best ingewikkeld als je op een paard zit. De afgelopen uren zijn slopend geweest. Inmiddels begint het alweer bijna te schemeren. De hele dag hebben we gereden en we hebben één keer pauze gehouden om de paarden te laten rusten. Ik was dankbaar voor dat moment en ondanks dat ik licht slaap en altijd op mijn hoede ben, toen zelf ook kort ingedut. Maar lang de tijd kregen we niet, na twintig minuten moesten we weer verder.

De hele dag op een paard zitten is vermoeiend, maar de vermoeidheid is niet mijn grootste probleem. Nee, het grootste probleem is de pijn. De afgelopen uren is de schurende pijn aan de binnenkant van mijn benen steeds intenser geworden. Het brandt en het voelt alsof ik zitblaren heb. Met elke stap die Dazzle zet, bewegen mijn benen en met elke beweging van mijn benen schieten de steken door mijn lichaam. Ik hou mezelf telkens voor dat we bijna gaan rusten en dat ik dan even de privacy kan opzoeken om te controleren of mijn huid gewoon geïrriteerd is, of dat mijn benen open zijn gegaan door het vele paardrijden van de afgelopen dagen. Toen ik nog bij de cowboys was, had ik dit gevoel namelijk ook, maar minder intens, het is nu alleen maar erger geworden.

Toch heb ik mijn best gedaan om mijn pijn te verbergen, ik mag niet zeuren. Ik kijk om me heen, voor me rijden zoveel indianen die gewond zijn van de strijd en toch verlaat niet één klacht hun mond en verstoord niet één kreet de stilte waarin we rijden. Allemaal hebben ze hun gezicht in een plooi, hoe ernstig hun verwondingen en hoe bebloed hun verbanden ook zijn. En dus pers ik al twee uur lang mijn lippen op elkaar en probeer de pijn te verbijten. Ik heb vanmiddag nog een tijdje met Sik'is gepraat en ik vind hem een sympathieke jongen, hij is heel filosofisch en lijkt elke kant van een verhaal te willen belichten. Tijdens de pauze, werd hij geroepen door een van de andere indianen -het blijkt dat hij gespecialiseerd is in de leer van de paarden- omdat het niet goed ging met één van de paarden en daarna heb ik hem niet meer gezien.

Nu rijd ik net achter de grote groep en voor de hekkensluiters. Het is een beetje eenzaam, maar dat vind ik niet erg. Op die manier hoef ik geen gesprek gaande te houden terwijl ik me eigenlijk miserabel voel. Wel geeft het me de tijd om na te denken. Te veel tijd.

Waar is Jim? Ik kan het niet laten om over mijn schouder te kijken, de prairie achter ons lijkt leeg. Het lange gras wuift mee in de wind en kleine groene struikjes staan overal verspreid over het landschap. Nauwelijks hoog genoeg om een klein hert achter te verstoppen, laat staan een volwassen man met een paard. Hier en daar staat een grote boom met een lange schaduw door de ondergaande zon. Zie ik daar nou een paard met ruiter staan? Nee, het is mijn verbeelding die me parten speelt. Ik knijp mijn ogen kort dicht, zelfs als hij er niet is, achtervolgt hij me.

Een felle steek schiet weer door mijn been heen en overstemt het altijd aanwezige gezeur. Tranen springen in mijn ogen door de heftigheid van de pijn.

'Heeft mijn zuster pijn?'

Ik schrik me rot als ik opeens de stem van Wematin naast me hoor. Snel probeer ik mijn tranen weg te knipperen, maar als ik opzij kijk, weet ik dat dat nutteloos is. Met een bezorgde blik kijkt het opperhoofd me onderzoekend aan.

'Is het een pijn vanbinnen, of van buiten?' Met die woorden laat hij zijn ogen over me heen glijden.

'Er is niks. Echt niet.' Mijn stem verraad me.

'Waar zit de pijn?'

Ik klem mijn kiezen op elkaar. 'Ik heb een beetje last van mijn benen. Meer niet. Ik denk dat als we straks even stoppen en ik even rust heb, het daarna weer beter gaat.' Ik durf niet te zeggen dat het zoveel pijn doet, dat ik hoop dat ik de komende dagen geen paard meer hoef te zien.

'Ik geloof je niet. We stoppen als we daar bij die bomen zijn gekomen. Dan laten we er even naar kijken, wie weet kan de pijn verlicht worden.' Hij werpt me een blik toe die geen tegenspraak duldt en ik knik voorzichtig.

'Heeft mijn zuster verder nog ergens last van?'

Mijn haren vliegen heen en weer als ik mijn hoofd schud. 'Nee verder niet, alleen de vermoeidheid.'

'Ik begrijp het. Mijn zuster moet zich geen zorgen maken, we zijn bijna bij de rustplek. Dan zullen we eten en slapen, pas morgenochtend zullen we verder trekken. Dan reizen we nog een halve dag en dan zijn we thuis.' Met zijn hand wijst hij de kant op waar we nu heen rijden en daarna verder, naar waar we morgen blijkbaar naar toe moeten.

De plek waar we nu naar toe rijden, is een indrukwekkende verzameling bomen aan de horizon. In het tempo dat we rijden zullen we er over ongeveer een kwartier zijn. Ik probeer de pijn te vergeten door me te focussen op dat punt in de verte. Als we daar zijn, kan ik lekker zitten. Dan ben ik van dit paard af en kan ik mijn benen strekken en eindelijk mijn broekrok wat losser zetten. Voor een moment kijk ik naar beneden, daar zit ik dan in mijn mooie bruine broek. Ik durf het haast niet te denken. Ik heb weer een keer een broek aan! Daargelaten dat als ik recht sta, het nog steeds een rok lijkt, maar ik kan toch echt gespreid op een paard zitten! Dat mijn moeder dit kledingstuk opeens uit de kast trok, was voor mij een gigantische verrassing, ik dacht dat Jim ze allemaal weggegooid had. Blijkbaar had ze er één kunnen redden van de ondergang.

Broeken zijn sociaal niet gewenst voor dames, maar om altijd in de amazonezit op een paard te zitten, is ingewikkeld. Ook ziet het er niet heel fatsoenlijk uit om met een opgestroopte rok op een paard te zitten. Nee een broek, zoals de mannen aanhebben, is dan veel praktischer. Maar omdat ''het zwakke geslacht'' die broeken niet behoort te dragen, moeten we altijd maar moeilijk doen met de rokken die rond onze benen fladderen en die het moeilijk maken om te rennen. Rennen, rijden, klimmen, eigenlijk wordt alles erdoor bemoeilijkt. De broekrok is een geweldige uitvinding. Het valt niet op dat het een broek is, omdat de stof net zo weid valt als bij een gewone rok en ook als je normaal loopt, valt er geen gat tussen je benen, maar zodra je begint te rennen of op een paard wil stappen... Er is opeens zoveel ruimte! Je passen zijn veel groter. Toen ik een paar jaar geleden mijn broekrok voor het eerst aandeed, was ik ontzettend blij en boos tegelijk. Dit was zo fijn! Hoe konden mijn ouders me mijn hele leven in rokken en jurken hebben laten rondlopen?

Met een diepe zucht denk ik terug aan de vrolijke dagen die volgden en mijn moeder die snel aan de slag ging om meer van dat soort kledingstukken voor mij te naaien, zodat ik de broekrokken veel vaker kon dragen. Geweldige tijden waren dat. Tot Jim kwam. Toen Jim kwam moest alles weer terug naar vroeger. Een schaduw valt over mijn herinneringen en verkilt mijn innerlijk. Toen Jim kwam...

Het is een wonder dat ik deze broekrok aan mocht trekken. Hoewel hij met zijn hoofd net zo ver weg was als ik. Daarnaast kan hij het praktisch nut niet ontkennen. En toen hij het zich realiseerde waren we toch al te ver van huis. Ik sluit mijn ogen. Thuis... Zodra Jim mijn thuis was binnengedrongen, was het geen thuis meer. Het was een huis. Een huis waarvan de ziel vertrapt werd.

Dazzle stopt abrupt. Ik schrik op uit mijn gedachtegang. We zijn er. In een inham met uitzicht op de prairie waar we net vandaan komen en aan de andere kant gedekt door een dik bos vol met hoge sparren. De groene kleuren en de frisse geur van mos drijft mijn kant op.

'Kom maar.' Wematin steekt zijn handen uit en wil me van mijn paard helpen. Ik schud mijn hoofd, de afgelopen dagen heb ik er alles aangedaan om mijn aura zo intact mogelijk te houden. Het zou verkeerd voelen om dat nou te veranderen nu ik er daadwerkelijk iets over te zeggen heb. Dus zwaai ik met mijn tanden op elkaar geklemd, mijn been over het zadel van Dazzle en kom met een plof op de grond terecht. De pijn die ik verwachtte, is niets vergeleken met de pijn die nu daadwerkelijk door mijn benen giert en ik ben stiekem toch blij dat Wematin achter me staat en me opvangt als ik bijna omval. Met een stevige greep rond mijn arm zorgt hij dat ik niet achterover in het gras plof. Als ik eenmaal mijn evenwicht heb hervonden, laat hij me los en respecteert met een zweem van een glimlach mijn persoonlijke ruimte. Overal om ons heen stijgen mensen van hun paarden en een paar mannen beginnen al met het aanmaken van vuren. Ook de indianen die de herten hadden geschoten gaan druk met het vlees aan de slag. Ik word misselijk bij de aanblik ervan.

'Kom maar,' herhaalt mijn broer zijn woorden en hij gebaart naar een jonge indiaan die wat verderop met iemand anders staat te praten. Nadat ik wat beter kijk, zie ik dat het Tse is. Geweldig. Met op elkaar geklemde kiezen volg ik mijn broer. De broekrok die ik aan heb schuurt met elke stap langs mijn benen en het doet pijn. Met mijn uiterste zelfbeheersing plak ik een glimlach op mijn gezicht zodra we bij het tweetal aankomen.

'Mijn zuster heeft last van diniih.' Het opperhoofd kijkt naar de metgezel van Tse. Ik zie dat ik het mis had met mijn opvatting dat er alleen maar mannen aanwezig waren in de groep, want het gezicht dat geïnteresseerd terug staart, ziet er opvallend vrouwelijk uit. Aan weerszijden van een smalle rechte neus, kijken twee lichtbruine ogen me met een open blik recht aan. De ogen zijn licht naar binnen gekanteld. De vorm en kleur van haar ogen doen me denken aan de exotische amandelnoten die mijn moeder ooit heeft meegenomen van een markt. Boven de ogen lopen twee dunne, donkere wenkbrauwen die gezien de kleine rimpeltjes ertussenin, vaak in een frons vertrokken zijn geweest. De kraaienpootjes naast haar ogen getuigen echter ook van een gevoel van humor. En ook haar brede lach straalt warmte uit. Haar voortanden staan een beetje scheef, maar zijn stralend wit. Al met al voel ik me direct tot haar aangetrokken. Daarbij komt dat dit daadwerkelijk één van de eerste keren in lange tijd is dat ik een meisje van mijn leeftijd tegenkom.

'Yá'át'ééh! Ik ben Adsila, aangenaam kennis met je te maken! Wematin zegt dat je pijn hebt? Waar zit het?' Haar stem is verbazingwekkend hoog.

Ik zucht en met een schuine blik op het gezicht van Tse gebaar ik naar mijn benen. 'Het voelt daadwerkelijk alsof mijn hele huid in de fik staat.'

Ze glimlacht. 'Dat is nog eens duidelijke taal.' Ze schuift een streng lang haar achter haar oor. 'Laten we kijken naar een plekje, ver van deze mannen, om je benen te onderzoeken. Ik ben al een tijd bij Wematin in de leer om de kennis van medicijnen en genezingen tot me te nemen.'

Wematin knikt. 'Dus je hoeft niet bang te zijn; je bent in goede handen.'

Ahmik duikt uit het niets achter hem op en geeft hem een klap op zijn rug. Wematin schiet naar voren. 'Want dat is immers de beste leermeester die iemand zich op dat gebied kan wensen, toch neefje?'

'Dat is niet wat ik gezegd heb!' Een scheve lach ontstaat op het gezicht van mijn broer en Ahmik grijnst ronduit.

'Maar dat is wel wat hij bedoelde!' En met een knipoog onze kant op, loopt Ahmik weer verder. Ik draai me om naar Adsila, snel keert ze ons haar rug toe, maar niet snel genoeg. Over haar al donkere wangen is een lichte blos gekropen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top