8. Haatdragende opmerkingen

In de twee uur dat we onderweg zijn, heb ik niet meer dan vijf zinnen met Wematin gewisseld. Niet omdat hij en ik niks te bespreken hebben, maar omdat hij het te druk heeft met het zijn van de leider. Mensen rijden met allerlei vragen naar hem toe en hij is min of meer verplicht om vooraan te rijden. Hij heeft me wel gevraagd of ik bij hem wilde komen rijden, maar Dazzle voelt er niks voor om voor de groep te rijden. Ze is verschrikkelijk eigenwijs en loopt liever een beetje achter de rest aan. Met haar energie loopt ze telkens een stukje harder naar voren om daarna het tempo weer wat terug te laten zakken. De net niet regelmatige tred is vermoeiend, maar het houdt mijn aandacht erbij. Het zorgt er helaas ook voor dat ik niet echt makkelijk in contact kom met één van de indianen.

Af en toe houdt Wematin zijn paard, waarvan ik erachter ben gekomen dat hij Baleno heet, in en komt naar me toe om te vragen of alles nog goed gaat. Na een bevestigend antwoord rijdt hij dan weer naar voren om bijvoorbeeld met één van de verkenners in gesprek te gaan.

Voor de zoveelste keer kijk ik om me heen, de frisse groene grasvlakte lijkt ons toe te lachen en de douw heeft alle stengels opgericht; er zijn nauwelijks sporen in te zien. De lichte glooiing in het landschap onttrekt en toont om beurten het bos aan de rechterkant, terwijl aan de linkerkant niks anders te zien is dan een enorme weidse vlakte.

De groep indianen voor me zijn met ongeveer twintig man, dan heb je nog de ''hekkensluiters'': drie indianen die nog een stuk achter me rijden en in een discussie verwikkeld zijn die voor mij niet te volgen is. Het valt me op dat er niet heel veel ouderen zijn. Er zijn twee jongens van ongeveer mijn leeftijd, verder zijn het vooral mannen van Wematins leeftijd. De ervaringen van vannacht worden daardoor alleen maar indrukwekkender; de precisie, moed en vaardigheden die deze jonge mensen getoond hebben, zijn bewonderingswaardig.

Ik schrik op uit mijn overpeinzingen omdat de twee jongere jongens hun paarden wat laten vertragen, waardoor ze wat dichter in mijn buurt komen rijden. Dazzle reageert even onrustig, maar na een kleine correctie loopt ze rustig verder. Zonder dat ze me aankijken of me direct aanspreken, beginnen ze binnen gehoorsafstand een nieuw gesprek. In het Engels! Dat versta ik ten minste!

Met een schuin oog hou ik ze in de gaten. Eén van de jongens is de persoon die me tijdens mijn vlucht eigenlijk in de gaten had moeten houden, de ander heb ik niet bewust op de openplek gezien. Misschien moest hij bij de paarden de wacht houden?

'Het was een drukke nacht. Dat had ik niet verwacht na de aankondiging van Wematin gisteren.' De jongen die me in de gaten had moeten houden zit op een lichtbruine mustang, er ligt een rode deken over de rug van het dier waar de jongen bovenop zit en een halster met een touw aan beide kanten is genoeg om het paard te laten gehoorzamen. De jongen zelf heeft losse haren die tot aan halverwege rug hangen, ik kan zijn gezicht niet goed zien, maar ik herinner me de arrogante blik op zijn gezicht nog. Ook nu klinkt zijn stem niet sympathiek, alsof zijn vriend moeite heeft moeten doen om hem over te halen wat meer in mijn buurt te komen. Ik weet nog niet of ze een aanknooppunt willen vinden of me ergens mee willen confronteren.

'Dat klopt, maar toen ik de rook van dat vuur boven de bomen uit zag kringelen, wist ik al dat er dingen te gebeuren stonden. Dat we én blanken zouden vinden én in een gevecht met de Ute terecht zouden komen, was wel een verrassing.' De tweede jongen klinkt veel vriendelijker, hij heeft bijna even lange haren als de ander en als hij een vluchtige blik opzij werpt, vang ik een glimp op van een open, lachend gezicht. Hij zit op een donkergrijs paard dat, gelijk aan het postuur van zijn berijder, lange benen en grote ogen heeft.

'Ik vind dat ze een mooi paardje heeft, vind je ook niet, Tse?'

De jongen die blijkbaar Tse heet, geeft een matig enthousiaste reactie, wat me des te meer doet vermoeden dat de ander hem heeft moeten overhalen om sociaal te doen.

'Ik ben benieuwd of alleen indianen hun paard een naam geven...' Met die opmerking kijkt de jongen wiens naam ik nog niet ken, niet al te subtiel, mijn kant op en glimlacht. De opening tot een gesprek is gemaakt.

En daarmee is mijn andere vraag beantwoord: hij wilde inderdaad een gesprek starten en ik had me geen zorgen hoeven maken over een vervelende situatie. Het feit dat ik nooit echt met leeftijdsgenoten heb kunnen optrekken, heeft toch een deuk in mijn zelfvertrouwen achtergelaten. Maar misschien zal daar nu verandering in gebracht worden.

Ik glimlach terug en stuur Dazzle wat meer hun kant op. 'Mijn paard heet Dazzle.'

De ogen van de aardige jongen lichten op, maar de jongen naast hem snuift. 'Oh, ik dacht dat dat paard van een van de cowboys is?'

Ik kijk opzij. Dat was geen oh-ik-heb-het-verkeerd-begrepen-vraag of een oprechte vraag uit interesse. Nee, het was een vraag geplaatst met een toon om me op mijn nummer te zetten. Alsof ik iets verkeerd heb gedaan. En het werkt. Ik kom zo snel niet met een weerwoord en met een naar gevoel kijk ik weer naar voren. Ook de andere jongen lijkt niet blij te zijn met de reactie van Tse, maar los van een kleine toonverhoging, probeert hij het gesprek weer op gang te brengen. Ik waardeer zijn poging.

'Dazzle zeg je? Wat een leuke naam voor een paard.' Wederom schenkt hij me een glimlach en het nare gevoel in mijn maag verdwijnt langzaam weer. Inmiddels rijd ik naast de vriendelijke jongen.

'Je hebt anders altijd gezegd dat je Engelse namen haat.' De haatdragende stem van Tse snijdt door de lucht en ditmaal vind ik het ook sneu voor de aardige jongen. Ik kijk opzij in de hoop te zien dat hij zich er niks van aantrekt. Maar in plaats van zijn blik te ontmoeten, kijk ik recht langs hem heen, in het arrogante gezicht van Tse. Ik frons mijn wenkbrauwen en hoop dat hij wegkijkt, maar met een uitdagende blik in zijn donkere ogen blijft hij me aanstaren. Terwijl ik mijn best doe om mijn ongemakkelijkheid te verbergen, draai ik me bewust naar de eerste jongen.

'Ja, inderdaad, haar naam is Dazzle. Ik heb haar naam helaas niet bedacht, maar ik was er wel bij toen die werd gekozen. Ik gok dat jullie inmiddels weten dat ik Rox heet, maar ik heb geen idee wat jullie namen zijn.'

De vriendelijke jongen knikt. 'Aangenaam Rox. Ik ben Sik'is en dit hier is Tse. Mag ik vragen waarom je met ons meereist?'

Ik tuit mijn lippen om mezelf even tijd te geven om een goed antwoord te bedenken. Terwijl ik opzij kijk, vang ik een glimp op van de bossen en opeens schiet me weer iets te binnen. 'Wat heeft Wematin over mij gezegd? Daarstraks, voor ons vertrek? Hij sprak jullie toe in jullie taal en ik heb mijn naam een paar keer horen vallen.'

Sik'is glimlacht. 'Wematin kondigde aan dat jij voortaan bij onze stam zal horen en dat we je met respect moeten behandelen. Verdere informatie zal hij geven na aankomst in het kamp.'

'Verder heeft hij niks gezegd?'

'Nee, dat was alles.'

Wematin heeft dus expres achtergehouden dat we familie zijn. Waarom? Is hij er toch niet van overtuigd dat we dezelfde vader hebben? Wat de reden ook is, hij hecht er blijkbaar waarde aan dat het nog niet naar buiten wordt gebracht, dus wie ben ik om dat dan te delen? Met een verontschuldigende lach kijk ik opzij. 'Dan zal ik wachten met mijn verhaal delen tot Wematin daar toestemming voor heeft gegeven.'

Voor het eerst volgt er geen zucht op mijn antwoord van Tse en ik haal opgelucht adem. Sik'is lijkt mijn antwoord te accepteren en zwijgt verder. Ik geef Dazzle een klein klopje op haar hals en we rijden een tijdje in stilte. In de verte springen een paar herten door het hoge gras en niet lang daarna maken twee indianen zich los van de groep en rijden langzaam in de richting van de dieren. Ik kijk gebiologeerd toe hoe ze een boog tevoorschijn halen en die al rijdend spannen. Vervolgens pakken ze een aantal pijlen en leggen die zorgvuldig aan... Zelfs vanaf deze grote afstand kan ik zien hoe secuur hun bewegingen zijn. Ze nemen alle tijd om te richten en dan laten ze los. De pijlen vliegen door de lucht en twee van de herten storten ter aarde. Inmiddels zit ik half achterstevoren op mijn zadel en Dazzle begint een beetje heen en weer te zwenken. Snel draai ik me weer naar voren.

'Dit is onze jachttechniek. We doden niet meer dieren dan we nodig hebben en het is belangrijk dat we ze geen onnodige pijn laten lijden.'

Nog voordat ik iets van een antwoord kan geven op deze informatie die Sik'is met zachte stem heeft gedeeld, stelt Tse een totaal andere vraag.

 'Wat deed je met de cowboys hier? Of beter gezegd wat deden de cowboys hier met jou?'

Een beetje overvallen door de vraag herhaal ik het antwoord dat ik ook aan Sik'is heb gegeven: 'Tot Wemati-'

Tse onderbreekt me. 'Nee, Wematin heeft niks gezegd over waarom je met ons meereist. Over hoe je hier op de eerste plaats terecht bent gekomen en wie de cowboys waren heeft hij niks gezegd. Dat kun je ons dus prima vertellen.' Zijn felle toon van spreken spreekt me niet aan en nadenken over de informatie die hij wil horen, staat me al helemaal niet aan.

'Toch vind ik dat dat geen informatie is die ik met jou hoef te delen.' Ik kijk hem met gefronste wenkbrauwen aan.

De ogen van de jongen kijken donker terug. 'En als ik dat niet vind?'

Sik'is wil invallen, maar ik gebaar dat hij zijn mond moet houden. 'Dan, mijn beste Tse, heb je pech.' Mijn handen trillen en van binnen voel ik me niet half zo dapper als dat ik hoop dat ik er van buiten uit zie op dit moment, maar het lijkt alsof ik dit maal heb gewonnen. Tse gromt iets in zijn eigen taal. Sik'is ademt scherp in en met een boze klank in zijn stem zegt hij wat tegen Tse. Die haalt chagrijnig zijn schouders op en geeft dan zijn paard de sporen.

We kijken toe hoe hij verder naar de voorkant van de groep gaat en daar in z'n eentje, op een kleine afstand van de rest, verder rijdt. Sik'is schudt zijn hoofd. 'Mijn excuses voor zijn gedrag.'

'Is hij altijd zo?'

'Nee, hij baalt enorm van wat er vannacht is gebeurd. Hij had de verantwoordelijkheid over jou en dus zijn het gevecht met de Ute en de gewonden die er zijn gevallen zijn verantwoording. Het is een schuld en verantwoording die hij op jou wil afschuiven, maar hij weet zelf ook wel dat hij daar het recht niet toe heeft en dat frustreert hem.'

Op die manier had ik er nog niet over gedacht. Het verklaart de reactie wel, ik denk dat ik me nog veel erger zou voelen in dat geval. Sterker nog, ik voel me nu ook zeer schuldig. Als ik niet gevlucht was, zou dat gevecht niet zijn geweest, zouden er geen doden en gewonden zijn gevallen en dan zou Jim niet ontsnapt zijn. Aan de andere kant weet ik ook dat ik niet te hard moet zijn voor mezelf, want ik heb gehandeld hoe ik dacht dat ik moest handelen en iedereen die in mijn situatie zou zitten, zou hetzelfde hebben gedaan. Daarbij komt dat het wel klopt, als Tse was blijven opletten, had ik geen kans gehad om te ontsnappen en in dat geval was het allemaal ook niet gebeurd...










Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top