7. Wat zijn de overlevingskansen?
Als we terugkomen heeft Ahmik al het nodige geregeld en gedeeld met de indianen, dat zie ik aan hun blikken en toename aan respect en medeleven. Bij ''mijn boom'' ligt een stapel dampende koeken en een zak waarvan ik vermoed dat het gevuld is met water. Wematin begeleidt me terug en helpt me weer te gaan zitten. 'We vertrekken binnen een half uur, eet en drink, je zult de kracht nodig hebben voor de terugreis. Kun je paardrijden?'
Ik trek één wenkbrauw op. 'Hoe denk je dat ik hier terecht ben gekomen? Maar ik ken de indiaanse rijtechnieken niet.'
Mijn broer grijnst. 'Oh, dat geeft niet. Dat is voorlopig nog niet nodig.' Met die woorden draait hij zich om en begint zijn stamgenoten in het onverstaanbare toe te spreken. Ik grijp naar de koeken en werk ze -iets rustiger nu ik weet dat ik er genoeg krijg- naar binnen en geniet van de warme, broodachtige smaak. Ondertussen luister ik naar de toespraak van het opperhoofd, ongetwijfeld gaat het over de plannen van vandaag en het opruimen van het kamp, maar ik hoor ook twee keer mijn naam voorbijkomen. Wat best raar klinkt tussen de reeks van onverstaanbare woorden door. Zodra hij klaar is, staan mensen op en gaan ze aan het werk: gewonden van de strijd worden verder verzorgd, mensen verdwijnen en komen even later weer terug met paarden en er worden spullen op de dieren geladen. Te midden van alle drukte liggen de drie cowboys, ik voel hun blikken branden, maar ik ben vastbesloten ze te negeren.
In alle rust peuzel ik mijn eten op, terwijl ik af en toe een slok water uit de veldfles neem. De indianen laten me met rust en Wematin is verderop diep in gesprek met Ahmik. Ik denk dat dat de doorslag gaf aan Brudy. Er lette toch niemand op me. Dacht hij.
'En meislief, heb je ze zo makkelijk om je vinger gewikkeld? Wat heb je ervoor moeten doen?' Hij probeerde zijn volume laag te houden, maar hij slaagde er niet erg in. Ik ril onwillekeurig bij de rouwe klank van zijn stem, maar ik blijf hem negeren.
Hij grinnikt zacht. 'Oh, het prinsesje negeert ons. Zien jullie dat John en Skayer? Mevrouw krijgt allures... Het is duidelijk dat ze in een goed blaadje is komen te staan bij de roodhuiden.'
De tweeling lijkt er niet zo veel lol in te scheppen als Brudy, ze kijken benauwd. 'Brudy, hou uwe bakkes. Ge weet nie wat er gaande is!' Met een half oog kijkt Skayer richting Wematin, die nog steeds in gesprek is met Ahmik. Dan durft hij iets richting zijn broer te fluisteren, maar ik versta het niet. John begint te lachen.
'Da is me een vermakelijk idee, ma kweenie of da nou zo realistisch is.'
Het accent van de twee is niet aan te horen en het idee dat ik binnenkort van ze af ben, is rustgevend. Dat neemt niet weg dat de drie hebben besloten het me de laatste momenten zuur te maken.
'Heb je ze over je pappie verteld meiske? Heb je ze verteld over hoe onze Jim hem heeft laten lijden? Hoe je vader als een hond smeekte om genade, maar niet tegen hem op kon? Hoe hij Jim alles bood wat hij te bieden had?'
Ik knijp mijn ogen dicht, terwijl de gebeurtenis voor mijn ogen voorbijschiet. Met alles wat ik in me heb probeer ik de beelden te verdrijven. Brudy doet er nog een schepje bovenop.
'Dat hij Jim als zijn meerdere beschouwde en alles zou doen als hij hem zou sparen? Hoe hij huilend en schreeuwend het leven liet?' Zijn toon is honend, hatend.
Mijn ogen prikken, maar ik weiger de tranen te accepteren. 'Je was er niet bij!' Sis ik hem toe.
Hij glimlacht vals en ik bedenk me te laat dat ik heb toegegeven; dat ik hem nu niet meer kan negeren.
'Nee lieverd, maar jij was er wel. Je zult het je vast nog herinneren. Of heb je het verdrongen? Moet ik je het hele verhaal nog een keer vertellen? Zijn gejank, als een hond, als een laffe hond.'
'Zo ging het niet! Je was er niet bij, je kent hem niet! Je kende hem niet...' Woede klinkt door in mijn stem, maar onder dat masker is de wanhoop te duidelijk aanwezig. Met een blik die hem smeekt om te stoppen kijk ik hem aan. Dat ik geen gevangene meer ben, komt niet in me op. De machtsverhouding is duidelijk. Dat is altijd zo geweest.
Brudy's blik is triomfantelijk en geheel in zijn element pakt hij door. De grijns op zijn gezicht is verschrikkelijk en in zijn enthousiasme begint hij steeds harder te praten. 'Maar de verhalen waren duidelijk. Weet je dan niet meer hoe je moeder met een spons en water tevergeefs de vlekken uit de vloer probeerde te krijgen? En hoe jij d-'
Een flinke kaakstoot verhinderd hem van verder praten. Het volgende moment is de pijlschacht die al die tijd nog uit Brudy's schouder stak, met een ruwe beweging uit zijn lichaam getrokken. De cowboy schreeuwt het uit en kronkelt van de pijn. Met ogen vol woede en plotselinge angst kijkt hij op naar zijn belager. Wematin torent zwaar ademend boven hem uit. Met de bebloede pijl wijst hij naar Brudy's borst. 'Nooit meer, wil ik die taal uit jouw mond horen komen. Begrepen?' Het is een moment stil, waarin beiden mannen elkaar aanstaren. De één woedend, de ander indringend. De vraag van mijn broer komt redelijk onverwachts: 'Hou je van water, cowboy?'
De vraag was scherp en Brudy kijkt met grote ogen op naar het opperhoofd. Wematin is best intimiderend en de schok dat hij toch doorhad gehad dat Brudy me aan het stangen was, wordt Brudy bijna te veel. Met een van pijn vertrokken gezicht grauwt Brudy iets in de trant van ''in zekere zin'' maar helemaal duidelijk is het antwoord niet.
'Ik vroeg of je van water hield, cowboy.'
'Ja meneer.' Brudy's stem is duidelijker nu.
'Wat zijn de overlevingskansen zonder water in dit gebied, cowboy?' Aan Wematins gezicht is geen enkele emotie af te lezen.
'Klein.'
'Wat zijn de overlevingskansen zonder wapens in dit gebied, cowboy?'
'Minuscuul.'
'Wat zijn de overlevingskansen zonder paard in dit gebied, cowboy?'
Het gezicht van Brudy vertoont steeds meer ongeloof. 'Geen.'
'Och, ik dacht dat we te maken hadden met de ''echte stoere'' cowboys, die het Wilde Westen temden en in elke omstandigheden zichzelf konden redden. En nu liggen ze hier, vastgebonden, in de handen van de indianen, die alles met ze kunnen doen wat ze willen... Hoe groot is de overlevingskans... cowboy?' De cynie druipt van Wematins woorden.
Brudy wordt langzaam rood. 'Vervloekte roodhuid.' Fluistert hij zacht, maar het opperhoofd bukt zich verder voorover.
'Sorry ik verstond je niet cowboy, wat zei je?' Aan zijn houding is te zien dat hij het dondersgoed had verstaan.
'Ik zei: Vervloekte. Roodhuid.' Sist Brudy tussen zijn tanden door.
Wematin begint te glimlachen. 'Laat maar zien dat de drie stoere cowboys echt zo stoer zijn en kunnen overleven als dat nodig is.' Zijn stem is -in tegenstelling tot zijn gezichtsuitdrukking- hard en onverbiddelijk. 'Ahmik, Hastin en Nastas. Breng ze weg, te paard. Eén wapen, drie kogels, geen water, geen proviand en de paarden neem je weer mee terug. Wij vertrekken vast, kom ons maar achterna.'
De schrik is op de gezichten van Skayer en John te lezen. Op die van Brudy staat alleen pure woede. 'Dat kun je niet maken. Je weet zelf ook dat onmogelijk is. Dat kun je ons niet aandoen! Nee!'
Mijn broer stapt bij hem vandaan en loopt mijn kant op, de pijl in zijn handen werpt hij richting één van de mensen die bezig is de plek spoorvrij te maken. Zodra hij bij mij staat is de harde trek rond zijn ogen verdwenen en zijn zijn schouders weer ontspannen. 'Gaat het?'
Ik knik, hoewel ik me vanbinnen totaal niet goed voel. Wematin knikt, hoewel ik vrijwel zeker weet dat hij mijn pijn kan zien. 'Kom, we gaan.' Hij steekt zijn hand uit en opeens ben ik me ervan bewust dat de plek al redelijk leeg is, op een aantal indianen en de cowboys na, zijn de meesten verdwenen. Ik neem zijn hand aan en hij trekt me overeind. Met de laatste maiskoek nog in mijn hand volg ik hem richting de plek van de paarden van de cowboys. Wematin glimlacht me toe. 'Ik kan je wel op een indiaans paard zetten, maar dat heeft nog niet zoveel zin denk ik. Welk van deze paarden heeft je voorkeur?'
Ik kijk naar de drie paarden voor me, uiteraard heeft Jim in zijn vlucht het snelste paard meegenomen, maar dat maakt niet uit, want dat was ook het minst betrouwbare dier. Lazy, een wat oudere merrie is het paard dat me al die tijd heeft gedragen, voornamelijk omdat ze te traag voor woorden is en Jim zo zeker wist dat ik -zelfs als ik los zou komen- ik mijn paard niet ver genoeg zou kunnen krijgen om te vluchten. Daarnaast heb je nog Anno, een felle hengst en Dazzle een zeer jonge, eigenwijze merrie. Ik wijs naar Dazzle. 'Ik wil graag op haar rijden.'
Wematin trekt een wenkbrauw op. 'Hou je haar onder controle?'
Met een knik loop ik naar haar toe. Dazzle en ik zijn oude vrienden. Ze snuift even zenuwachtig als ik met uitgestoken hand naar haar toe loop, maar zodra ze in de gaten dat ik het ben, wordt ze weer rustig. Haar oortjes komen naar voren en ze legt haar neus tegen mijn hand.
'Ja hoor.' Ik blik over mijn schouder, maar Wematin staat er niet meer. Ik kijk met gefronste wenkbrauwen rond, waar is hij heen? Een aantal seconden later hoor ik hem grinniken en ik draai me om naar het geluid. Hij zit boven op een prachtig, zwart paard. Onder de indruk kijk ik naar de spierbundel en ik merk dat Dazzle ook onrustig wordt. Het is een groot dier en ik moet omhoogkijken om Wematins gezicht te zien. Hij lacht en gebaart dan naar de zijkant van het bos.
'De rest wacht, kom je?'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top