4. Omgekeerde chantage

Hoe lang ik daar zit weet ik niet, maar als ik weer opkijk is de zon aan het opkomen en klinken er een paar kreten om me heen. Ik zoek naar de oorzaak van de commotie en die is al snel gevonden: het opperhoofd komt, ongeschonden, het kamp weer binnenlopen. Hij werpt een minachtende blik mijn kant op als hij langs me loopt en ik krimp nog verder in elkaar. Hij is zeer ontevreden met mijn actie. Ik snap het; hij heeft er zijn mannen de strijd voor in moeten sturen en heeft zo onnodige verliezen geleden. Aan de andere kant was het zijn keuze om mij te willen redden uit de handen van de Ute indianen. Mijn hand glijdt langs mijn beurse wang. Gelukkig voor mij heeft hij die keuze toch gemaakt.

Het opperhoofd loopt door het kamp richting de plek waar voor mijn vlucht alle onrust was ontstaan. Dat is dan ook het moment dat hij merkt dat er iets mist, of beter gezegd: dat er íemand mist. Zijn ogen schieten over het kamp in de hoop dat zijn stamgenoten Jim hebben verplaatst, maar er is geen spoor van de cowboy te vinden. De gesprekken om me heen vallen stil en iedereen kijkt naar hun leider, benieuwd naar wat zijn volgende actie zal zijn. Iedereen behalve één indiaan. Het is één van de indianen die niet bij het gevecht is geweest en al die tijd in het kamp is geweest. Hij is de verantwoordelijke voor de ontsnapping van Jim. Hij is de enige die opstaat en langzaam naar het opperhoofd toeloopt. Ik merk een lichte hapering op in zijn pas; hij is de boodschapper van slecht nieuws.

Ik zie aan de gespannen schouders van de leider dat hij al weet welke boodschap de andere indiaan komt brengen, maar zijn ogen schieten nog wanhopig in het rond om Jim in het kamp te ontdekken. Ik frons, wat was er voor deze indiaan zo belangrijk aan Jim?

De mislukte kampbewaker zegt een paar woorden tegen het opperhoofd en hij wijst over de heuvel. De kant waar Jim waarschijnlijk is verdwenen en de kant waar de andere indiaan de achtervolging heeft ingezet. De handen van het opperhoofd beginnen licht te trillen, maar in plaats van te schreeuwen of agressie te tonen, loopt hij zonder op de ander te reageren terug het bos in. Ik volg het tafereel met grote ogen, zelfbeheersing is iets wat dit opperhoofd in tegenstelling tot de Ute wel kent. De man van het slechte nieuws wil hem volgen, maar één van zijn broeders legt een hand op zijn schouder en schudt zacht zijn hoofd. De ander knikt en gaat dan moedeloos, met zijn hoofd in zijn handen, tegen een boom aan zitten.

Het duurt even voordat de gesprekken weer op gang komen en de mensen verder gaan met hun bezigheden. Wonden worden verbonden en er is iemand die een extra vuur heeft aangemaakt en bezig is met het maken van een soort platte ronde koeken. Mijn maag rommelt en ik sluit mijn ogen voor een moment, tot ik ze weer open omdat Brudy rochelend, maar luid, begint te lachen. De zon is inmiddels helemaal op en haar warmte en licht bereikt zelfs deze door bomen omringde inham. Ik volg Brudy's blik; een man op een paard komt de heuvel over gestormd. Kluiten aarde vliegen onder de hoeven omhoog als de man het paard enkele meters voor de eerste mensen van ons kampje tot stilstand laat komen. Zijn gezicht zegt genoeg, hij heeft Jim niet kunnen vinden of inhalen.

Het opperhoofd heeft blijkbaar gewacht op de terugkeer van deze achtervolger, want hij komt vrijwel direct tussen de bomen vandaan. Hij loopt op de man toe en ik versta geen woord van wat ze bespreken, maar de schouders van het opperhoofd zakken op een gegeven moment een paar centimeter naar beneden; Jim is inderdaad ontsnapt.

'Het is hem gelukt! Vuile roodhuiden. Niemand pakt goeie, ouwe Jim! Zandhappen, dat zullen jullie.' Brudy heeft met de zekerheid dat zijn vriend is ontsnapt, ook zijn zelfvertrouwen teruggewonnen. Zijn lach schalt over de open plek en ook John en Skayer wagen het om een grinnik te laten horen. Het schiet duidelijk in het verkeerde keelgat bij het opperhoofd. Met een ruk kijkt hij opzij en zijn ogen lijken vuur te spuwen. In één rechte lijn loopt hij op Brudy af. In het voorbijgaan geeft hij John een harde trap in zijn zij. Het lachen vergaat de tweeling meteen. Verder besteed de leider geen aandacht aan hen.

Hij buigt over Brudy heen en langzaam maar duidelijk spreekt hij hem toe: 'Vertel mij waar je vriend heen is.'

De cowboy is gestopt met lachen en heeft nu een uitdagende blik in zijn ogen; hij houdt zijn kiezen stevig op elkaar. Het opperhoofd zucht. 'Ik vraag het je nog één keer: Vertel mij, Wematin, opperhoofd der Navajo, waar je vriend heen is.'

Brudy rochelt en spuugt naar het gezicht van Wematin. Het opperhoofd geeft geen kik en veegt met een kalme beweging met de rug van zijn hand het speeksel weg. Ik trek een vies gezicht; Brudy weet niet waar hij mee bezig is. Hij speelt met vuur. En inderdaad, het opperhoofd legt zijn hand om de pijlschacht die uit de schouder van de man steekt. 'Weet je zeker dat je niet gaat praten?' De woorden zijn fluisterend uitgesproken. Angstaanjagend.

De ogen van de kerel schieten wijd open, van zijn lef blijft weinig over. 'Ja, nee. Ik weet niet waar hij heen is. Nee, echt niet! Stop!' Zijn laatste woorden eindigen in een kreun als Wematin de pijl kort heen en weer beweegt, maar laat zitten.

De indiaan die Jim heeft achtervolgd komt dichterbij. 'Wematin, ik denk niet dat hij weet waar deze Jim heen is gegaan. Je kunt hem beter vragen over het voorwerp wat we gevonden hebben.'

Ik spits mijn oren en ga wat verder overeind zitten. Wat hadden ze in hun bagage zitten wat de aandacht van de indianen heeft getrokken? Goud? Zilver? Edelstenen? Verdenken ze de mannen van het stelen van grondstoffen uit het territorium van de Navajo?

Wematin komt overeind en loopt om het vuur heen, naar de plek waar de zadeltassen liggen. Met een haast eerbiedige houding opent hij één van de tassen en haalt er iets uit wat ik uit duizenden herken. Mijn spieren verstrakken: dat is het mes van mijn vader. Enkele indianen kijken er reikhalzend naar, anderen staan op, maar durven niet dichterbij te komen. Op elk gezicht is nieuwsgierigheid, respect of medeleven te vinden. Langzaam zak ik weer naar achteren, met een frons volg het allemaal vanonder mijn deken. Met mijn rug tegen de boom en de spanning van de indianen om me heen voelt deze hele situatie verschrikkelijk onrealistisch.

Het opperhoofd loopt met het mes in zijn hand weer richting Brudy. Ik hoor Skayer iets fluisteren in de trant van ''Verrek, das da mes van Jim.'' en ik trek mijn lip op. Dat is niet het mes van Jim. Dat is het mes van mijn vader, dat Jim ten onrechte aan zich heeft toegeëigend! Terwijl Wematin weer voor Brudy neerknielt, voel ik iemands ogen op me branden. Ik kijk op en mijn blik kruist met die van de rechterhand van het opperhoofd, de man die me had bevolen om hier te blijven en daarna achter Jim aan was gegaan. Hij neemt me onderzoekend in zich op, alsof hij in de gaten heeft dat ik meer met dat mes te maken heb dan deze gevangen cowboys, maar hij houdt zijn mond. Toch blijft zijn aandacht bij mij en let hij niet op wat zijn opperhoofd doet. Ik daarentegen kijk wel weer naar de man met het mes van mijn vader in zijn hand, wat wilt hij daarmee? En nog meer, wat gaat Brudy doen?

'Dit. Wat is dit? Wat doet het tussen jullie proviand?' Ingehouden woede klinkt door in Wematins stem, ik zie dat zijn knokkels rond het handvat wit zijn geworden door de stevige greep om het mes. De doodskopcowboy heeft het echter niet in de gaten en begint weer te lachen.

'Al dit gedoe om een stom, achterlijk me-' Hij kan niet eens uitpraten, want hij heeft een fikse klap tegen zijn kaak te pakken. Ik sluit kort mijn ogen, ik hoef geen extra geweld te zien. Maar de nieuwsgierigheid wint het en ik open ze weer, want Brudy lijkt gestoord. Hij begint te lachen in plaats van dat hij een enkel blijk van pijn geeft. Er volgt nog een vuistslag en zijn lach wordt alleen maar luider. Het opperhoofd staat op het punt om zijn zelfcontrole te verliezen. Maar dan trekt de cowboy zijn mond open. 'Maar opperhoofdje toch. Dat moet je niet aan mij vragen, vraag het aan haar.' Hij werpt me een valse blik. 'Zij weet er alles van, is het niet, meisjelief?'

Ik walg van zijn benaming, een trekje wat hij van Jim heeft overgenomen. Tegelijkertijd wens ik dat ik de benen had genomen toen het nog kon, want nu heb ik de aandacht van het opperhoofd. En van de rest van de indianen trouwens. De nieuwsgierige blikken worden alleen maar intenser en nu zijn ze op mij gericht. Ik zou door de grond willen zakken, willen verdwijnen in de mist, oplossen in het niets. Hoe vaak heb ik dat al wel niet gewenst?

Het opperhoofd staat tergend langzaam op, de indiaan die mij al vanaf het begin in de gaten hield komt naast hem staan en legt een hand op zijn schouder. Hij spreekt een paar woorden in hun eigen taal en ik zie Wematin knikken. 'Ahmik heeft gelijk. Zoals altijd.' Wematin loopt naar het vuur waar de koeken worden gebakken en pakt er één, met het voedsel in zijn hand loopt hij naar me toe. Een stuk rustiger dan met de agressie die hij naar Brudy toonde, gaat hij voor me in de kleermakerszit op de grond zitten. Het eten steekt hij naar me uit.

De man die blijkbaar dus Ahmik heet, werpt me over de schouder van Wematin een vluchtige glimlach toe, een vriendelijk gebaar dat ik al in geen tijden heb mogen ontvangen. Het laat, tegen mijn zin in, mijn ogen vollopen. Kort sluit ik mijn ogen in een poging om mijn tranen en emoties terug te dringen, zodra ik ze weer open, heb ik me herpakt en is al mijn aandacht voor de man voor me. Ik gris allereerst het eten uit zijn handen en werk het zo snel mogelijk naar binnen, voordat iemand kan bedenken dat ze het me ook weer af kunnen nemen. Dat de koek nog veel te heet is, maakt me niet uit. Ik heb al veel te lang niet gegeten; dat ik mijn mond brand is een tweede zaak.

Het opperhoofd kijkt toe hoe ik het eten verorber, ook bij hem komt er een lichte glimlach tevoorschijn op zijn gezicht. 'En jij hoopte in je eentje in het bos te overleven? Je had het nog geen dag uitgehouden.' Met die woorden gebaart hij naar achteren en er wordt een nieuwe koek gebracht. Ik strek mijn handen ernaar uit, maar hij houdt het eten net buiten mijn bereik. Hij is duidelijk van plan bij mij een andere tactiek toe te passen dan bij Brudy, maar zo makkelijk laat ik me niet chanteren. Wat hij kan, kan ik ook.

'Als je me vertelt hoe Jim aan dit mes komt, mag je verder eten.' Hij verwachtte blijkbaar dat dit genoeg zou zijn om mij te laten praten, maar ik haal mijn neus op.

'Als jij mij die koek niet geeft, zal ik je niet vertellen waar dat mes vandaan komt.'

Wematins ogen vernauwen. Een tweestrijd is te lezen op zijn gezicht. 'Ik wéét waar dit mes vandaan komt. Ik wil weten hóé Jim eraan komt, kun je me dat vertellen, of niet?'

Ik haal mijn schouders op. 'Ja, maar pas als ik die koek op heb.' Dat ik nu met hetzelfde vuur speel als Brudy deed, komt niet in me op. De man voor me schat ik niet in als iemand die een meisje slaat en ik schat zijn rechterhand, Ahmik, niet in als iemand die dat zou toestaan. Over Ahmik gesproken; die slaat ons met over elkaar geslagen armen en een geamuseerde blik gade.

Mijn aandacht wordt teruggetrokken door een stuk eten dat me toe wordt gestoken. Met hetzelfde enthousiasme als net, pak ik de koek uit de handen van het opperhoofd en verorber ik het zonder echt op de smaak te letten. Het gezicht van Wematin is licht wrevelig dat hij zich heeft laten overhalen. Maar ik hou mijn beloftes.

Nadat ik mijn vingers heb afgelikt, kijk ik het opperhoofd aan. 'Dat mes, was het mes van mijn vader. Hij heeft het weer gekregen van zijn vader, en hij heeft het weer gekregen van zijn vader.' De herinnering aan mijn vader doet pijn, die wond is nog te vers.

De man voor me knippert een paar keer, alsof hij het nieuws niet kan verwerken. Dan lijkt mijn antwoord bij hem binnen te komen en staat hij met een ruk op, terwijl een luide 'Oef!' hem ontvalt. Hij snelt naar Ahmik. Die pakt het mes uit de handen van zijn opperhoofd en bestudeert het nogmaals aandachtig, terwijl Wematin gespannen met hem meekijkt. Dan laat Ahmik het voorwerp langzaam zakken en knikt naar zijn opperhoofd. Hun blikken glijden tegelijk mijn kant op. Verbaasd, vragend en verward.

Er is iets gaande en ik mis het volledig...

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top