64. Vergeef me

Jim valt en laat me los, ik struikel naar achteren. Wematin staat met een verwilderde blik in zijn ogen en zwaar ademend voor mijn neus. 'Rox, alles oké?!'

Terwijl ik vol schiet door alle emoties en niet in staat om te praten, knik ik. Mijn blik glijdt in paniek naar Sharduul en Bidzil, Wematin heeft toch ook wel door dat Bidzil een hogere prioriteit heeft? Maar tot mijn grote opluchting zie ik dat Sharduuls armen net achter zijn rug worden gedraaid. Ahmik knikt snel me toe als hij mijn blik ontmoet, terwijl hij Sharduul onder controle houdt. Bidzil zit op zijn hurken op de grond en masseert zijn slaap.

'Rox, ik wil het je horen zeggen, alles oké?' Ik zie hoe Wematins knokkels wit worden van de stevige grip rond zijn tomahawk. Hij zet een stap naar voren en raakt mijn gezicht aan, als hij zijn vingers terug trekt zie ik dat er bloed op zit. Met onbegrip kijkt hij ernaar, dan maakt de bezorgdheid in zijn ogen plaats voor kille woede als we rechts van ons Jim horen kreunen.

Hij draait zijn gezicht met een ruk richting het geluid en zijn hand balt zich tot een trillende vuist. 'Is dít de man die dit allemaal heeft gedaan?!' Mijn broer wacht niet eens op het antwoord. Met een snelheid die ik nauwelijks kan volgen, springt hij op Jim af. Die heeft geen enkele tijd om te reageren en krijgt drie flinke klappen achterelkaar met de zijkant van de tomahawk. Jims ogen draaien weg en met een siddering zakt hij weer in elkaar, zijn lichaam ligt uitgestrekt op de grond en Wematin torent hoog boven hem uit. Maar mijn broer neemt geen genoegen met zijn bewusteloosheid. Hij steekt zijn wapen terug in de lus van zijn broek en gaat over Jim heen staan, één been aan elke kant, en grijpt hem dan bij zijn blouse. Hij trekt Jims bovenlichaam aan zijn kleren omhoog, maar diens hoofd hangt naar achteren. Wematin geeft met een vlakke hand een klap op de man zijn wang. Jims hoofd bungelt wat heen en weer, maar na een tweede tik knippert hij met zijn ogen. 

'Wakker worden jij hond!' Wematin spuwt op zijn gezicht, een dikke klodder siert Jims voorhoofd.

Voor de allereerste keer in mijn leven zie ik in de ogen van de machtsbeluste man iets van angst verschijnen. Het was alsof het plaatje ineens compleet werd, alsof de blik opeens kon worden ingevuld, in al die talloze keren dat ik had gefantaseerd en gedroomd dat er iemand kwam om ons te verlossen. Of wachtend op het moment dat ík dat zou doen. Maar dat moment kwam nooit, ik had de hoop opgegeven. Dit moment had ik me nooit kunnen voorstellen. Het doet me veel meer dan ik dacht om Jim zo weerloos te zien, om te zien dat híj bang is, in plaats van ik. Dat híj machteloos is, en niet ík. Dat iemand mij kan beschermen.

De tranen beginnen weer over mijn wangen te lopen. Maar niet van pijn of verdriet, maar van opluchting. Van een gevoel van vrijheid. Van veiligheid. Het tegenovergestelde van wat mijn nachtmerrie nu moet voelen. Jim is nu helemaal bijgekomen en stribbelt flink tegen. Maar mijn broer laat hem niet los. Bij elke klap die het opperhoofd hem geeft, zwakt het verzet wat af. Maar daar is Wematin ook niet blij mee.

Smalend, maar met een onmiskenbare toon van woede spreekt hij de cowboy toe: 'Is dat alles wat je kan? Kan je niet eens loskomen van een ''roodhuid''? Durf je nu niet meer? Geen grote mond meer nu je tegenover een volwassen man staat? En niet meer tegenover een weerloos meisje? Hond. Laffe hond!' Zelfs ik krimp ineen van de barse toon. Wematin geeft Jim wat ruimte zodat hij kan opstaan, maar de scherpe kant van zijn tomahawk houdt hij gevaarlijk dicht tegen de keel van onze gezamenlijke vijand aangedrukt.

In beslag genomen door het gebeuren, heb ik niet doorgehad dat Ahmik Sharduul heeft overgedragen aan Bidzil en naast me is komen staan, totdat hij een arm om me heen slaat. Van schrik krimp ik ineen en slaak een kreetje. Hierdoor raakt Wematin een moment afgeleid en ontvangt een vuist van Jim. Wat ervoor zorgt ik nog dieper in elkaar duik. Mijn broer reageert meteen en Jim zakt meteen weer in elkaar als hij een klap van de tomahawk op moet vangen. In de korte vrije tijd die Wematin hiermee weet te bereiken draait hij zich om en met een ongebruikelijke hardheid in zijn stem, beveelt hij Ahmik om mij mee te nemen en naar een veiligere plek te brengen. Maar mijn benen weigeren dienst. Ik druk me dichter tegen mijn neef aan, als ik zie dat Jim weer bijkomt.

Op een toon die geen tegenspraak duldt, herhaalt het opperhoofd, gelijk naar zijn rang zijn bevel, zonder zijn ogen van Jim af te halen. 'Ahmik!'

Ahmik probeert me mee te tronen, maar ik sta in een tweestrijd. Want ergens voelt het niet goed. Ergens schreeuwt er een stemmetje in mijn geweten een ''stop!''. Maar heel veel tijd om na te denken krijg ik niet. Door de dwang van de arm rond mijn schouders, draai ik me om en loop met mijn neef mee. Achter me hoor ik twee harde klappen en Jim kreunen. Mijn schouders spannen zich strak en ik kijk uit over de uitgestrekte grasvlakte. De heldere zonnestralen en jakobsladders, die de lucht doorkruisen, zorgen ervoor dat ik toch mijn hakken in het gras zet. Ik werp een smekende blik naar Ahmik die me vervolgens met een twijfelende trek rond zijn mond loslaat. Ik draai me direct om en loop snel weer naar de ongeluksplaats terug.

Hoe erg ik deze man ook haat, hoe graag ik ook zou willen dat hij uit mijn leven zou verdwijnen, ik kan het niet zonder vergeving laten gebeuren. Ik weet dat Wematin zo razend is dat hij Jim wilt afmaken, maar kan ik dat laten gebeuren? Ja het zou zijn straf zijn, maar is het terecht? Wie zijn wij om te oordelen? Mijn gedachten gaan terug naar de vage ontmoeting met ''Vlinder'', ''Hebt uw vijanden lief''. Maar onze situatie was geheel anders, ik had haar nooit iets misdaan. Jim daarentegen, heeft verschrikkelijke dingen gedaan. Dus verdient hij dit dan wel? Bijna draai ik me weer om. Maar dan denk ik aan de kans die me nu is gegeven, en die ik nooit meer zal krijgen. ''Zeventig maal zeven maal, vergeef het de ander zijn schuld.'' Mattheüs 18, 21...

Bidzil kijkt me met grote ogen aan en Sharduul haalt verachtend zijn neus op als ik weer terug kom lopen. Ahmik volgt me in mijn kielzog. Wematin stopt met zijn woede op Jim te uiten als hij mij ziet. Zijn razernij verdwijnt even naar de achtergrond als hij me bezorgd in zich opneemt. 'Alles goed?'

Ik knik voorzichtig, maar kijk daarna vertwijfeld van mijn broer naar Jim. Vergeven hm? Iets moeilijker dan het lijkt. Hoe moet je iemand die je in een paar jaar van je leven, zo heeft getraumatiseerd dat je geen dag kan leven zonder te denken aan het gebeurde, vergeven? Kan je iemand vergeven die geen spijt heeft?

Wematin wordt langzaam ongeduldig, terwijl Jim me met een, van pijn doortrokken, grijns aankijkt. Alsof hij weet wat er in mijn hoofd omgaat.

Kan je iemand vergeven die geen vergeving wil?

Jim wenkt me dichterbij, hij ligt op de grond, zijn kaak is gezwollen, zijn pupillen zijn groot van de stress, maar nog steeds ligt er die kwellende, bekende blik in, die ervoor zorgt dat ik op mijn hoede ben. Ook bij de rest is de spanning voelbaar als ik een stap in de richting van de man zet. Ahmik houdt zich stil en ook Bidzil houdt zijn mond. Mijn broer legt echter zijn hand voor mijn borst om me tegen te houden, maar na een hij-kan-me-nu-toch-niet-zo-veel-meer-doen?-blik laat hij me gaan.

Als ik naast Jim sta en op hem neerkijk, krijg ik haast medelijden. De eens zo trotse man, ligt hier nu, machteloos en gebroken op de grond. Alleen maar omdat hij een keer is aangepakt? Hij fluistert iets, zo zacht dat ik me voorover moet bukken om zijn woorden te kunnen horen.

'En? Kun je me vergeven?' Hij begint smalend te lachen, maar die lach gaat al snel over naar gehoest, spetters bloed worden gelanceerd. Hij wist wat ik dacht. Hij wist het precies, en hij weet ook dat hij dit hoogstwaarschijnlijk niet zal overleven.

Ik kom weer overeind. Ik schud langzaam mijn hoofd. Hoe kan iemand zo slecht zijn? Ik hoor het mijn vader haast zeggen. ''En toch is het de kunst om boven dat soort mensen te staan Rox.'' En gezien de verbaasde uitdrukking op zijn gezicht had hij niet verwacht dat mijn antwoord, 'Ja.' zou zijn. Hierna draai ik me resoluut om en loop met flinke stappen op Ahmik af, die op een paar meter afstand was blijven staan. Vastbesloten om niet, om nooit, meer om te kijken.

Een schreeuw.

Een knal.

Een kreun, gevolgd door een klap.

Met een op hol geslagen hart, draai ik me om. Wat ik niet verwacht aan te treffen, is Bidzil. Op de grond. Bloedend. In één oogopslag zie ik dat het hopeloos is.

De schreeuw was Ahmik die zag wat er gebeurde.

De knal was de revolver die Jim had getrokken en op mijn rug had gericht.

De kreun was Bidzil die in de kogelbaan was gesprongen en zo de kogel, die voor mij bedoeld was, had opgevangen.

De klap was Wematin, die Jim, mogelijk voor altijd, onschadelijk maakte.

Niemand bekommert zich om Sharduul, die nu gemakkelijk weg kan komen. Ik ben als eerste bij Bidzil. Zwoegend naar adem ligt hij op zijn rug. Een snel groter wordende rode plas vormt zich rond zijn lichaam. Hij steekt zijn hand naar me uit. Met tranen in mijn ogen zak ik door mijn knieën en grijp zijn hand vast.

'Rox... Het... Het spijt...' Hakkelend probeert de man zijn woorden te vinden.

Maar met een verstikte stem sus ik hem. 'Nee, shh, je moet nergens spijt van hebben. Je hebt me gered...'

In zijn ogen zie ik de pijn staan die hij weigert op zijn gezicht toe te laten. Hij schudt verwoed zijn hoofd. 'Nee ik-ik was niet op tijd.... J-je, ik, niet op tijd. Ik zag ze nie-iet op tijd.'

Ik knijp hard in zijn hand. 'Jij moet nergens spijt van hebben!' Ik knijp nog eens en dan harder, als zijn ogen weg beginnen te rollen. 'Luister eens! Je hebt me gered! Nu laat je ons hier niet achter! Bidzil!'

Hij glimlacht berustend. Met zijn andere hand raakt hij mijn wang aan. 'Je bent nu veilig. Het komt goed. Vergeef me. Alsjeblieft.' 

'Ik vergeef je! Ik vergeef je, alsjeblieft. Blijf hier! Alsjeblieft...' Het laatste is niet meer dan een fluistering als zijn greep verslapt.

========

:'( What do you think?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top