63. Laatste waarschuwing

'Nee Rox, je-' De zin die mijn bodyguard begint eindigt met een kreun.

Mijn hart slaat een slag over, wat moet ik doen? Razendsnel ga ik alle opties na. Om hulp roepen heeft geen zin want, Wematin en Ahmik zullen me niet horen. Ik kan blijven zitten, maar de kans is groot dat ik binnen twee minuten naar beneden word gesleurd. Ik kan ook verder omhoog klimmen, in de hoop dat de takken mij wel houden, en mijn achtervolgers niet. Maar de kans dat ze het onder mijn gewicht begeven is ook groot. Of ik ga naar beneden, en probeer het meteen op een rennen te zetten. Ik knijp mijn ogen stijf dicht. Wat moet ik doen?!

'Rox, maak een keuze. Ik kan hem ook meteen laten vermoorden en je dan komen halen, een boom houdt me echt niet tegen. Als je nou eens een keer niet aan jezelf denkt maar aan deze jongen. Wees niet zo egoïstisch.' Zijn stem klinkt alsof hij een klein kind een snoepje aanbiedt, wat compleet niet klopt met de woorden die hij gebruikt. Maar ik weet dat achter dat masker een gewetenloze kidnapper zit. En dus blijf ik twijfelen. Natuurlijk wil ik Bidzil helpen, maar hoe weet ik dat hij hem niet vermoord op het moment dat mijn voeten de grond raken? Ademhalen gaat opeens weer een stuk moeilijker.

'Rox! Luister!' Er volgt een dof geluid en daarna klinkt Bidzils stem een stuk zachter. 'Als je dat doe-' Weer een klap. Stilte.

Dit keer klinkt de stem kil en gevaarlijk. 'Als jij nog één woord over je lippen laat komen, vermoord ik jou en daarna haar. Dus ssh.' En daarna: 'Rox. Ik tel tot drie.'

Ik doe mijn ogen weer open en met een keel dichtgeknepen van angst, sla ik één been over de tak heen.

'Eén.'

Ik draai naar mijn buik en laat me verder naar beneden glijden, de eerste traan neemt afscheid van mijn ooghoek.

'Twee.'

Mijn voeten voelen de volgende tak en mijn handen zoeken naar de volgende knobbel om me aan vast te houden. ''Niet alweer, niet alweer, niet alweer,'' herhaalt zich als een mantra in mijn gedachten.

'Twee-en-een-half.'

Ik verplaats mijn gewicht en klim stukje bij beetje steeds verder naar beneden. Het is licht in mijn hoofd.

'Drie!'

Ik raak de grond. Mijn knieën vangen mijn val niet goed op en ik klap door. Mijn handen voorkomen dat ik helemaal onderuit ga, zo snel mogelijk duw ik mezelf overeind. Mijn benen zetten zich meteen in beweging. Ik reageer instinctmatig. Vluchten..

Links van me staan twee mensen, die blokkeren mijn weg. En dus kies ik rechts, langs de paarden. Ik voel zijn aanwezigheid eerder dan dat ik hem zie, maar ik kan niet meer omdraaien.

Ik moet er proberen langs te komen, dus versnel ik. Misschien kan ik de aandacht van een van onze stamgenoten trekken... Paniek maakt plaats voor wanhoop als iemand mijn haar vastgrijpt en er een enorme ruk aan geeft. Ik klap naar achteren, maar voordat ik kan vallen wordt er een arm om mijn nek geklemd. Met een smak klap ik tegen zijn lichaam aan, de bankschroef om mijn keel wordt verder aangedraaid. Ik krijg nog net genoeg lucht om te blijven ademen. Ik probeer los te komen en te schreeuwen, maar er komt geen geluid uit mijn keel.

'Stop Rox. Het heeft geen zin. Ze zien je niet, ze horen je niet, ze komen niet. Je bent hier alleen, met mij, de indiaan en je gefaalde bodyguard. En dit keer zijn er geen indianenvriendjes die je kunnen beschermen.'

Ik sla mijn ogen op, door de waas van tranen heen zie ik hoe recht voor mij Bidzil met een mes tegen zijn keel in een soort houdgreep wordt gehouden. Achter hem staat Sharduul... Een vlaag van pure woede stroomt door me heen. Sharduul was er altijd, Sharduul vermoorde Wematin bijna, hij schoot me neer, hij stak mijn hand in het vuur, hij sloeg, hij kleineerde, en nu, nu weer. Wéér heeft hij macht. 

Maar die vlaag van woede wordt meteen overspoelt met een golf van bezorgdheid, want Bidzils lichaam glimt van het zweet en over voorhoofd loopt een stroom bloed en ook zijn lippen zijn rood. Dat zorgt ervoor dat ik weer begin tegen te stribbelen. Ik probeer ellebogen naar achteren te geven en op zijn voeten te trappen. Maar het lijkt hem niks te deren.

'Stop!'

Zijn stem straalt zoveel gezag uit dat ik mijn acties opgeef. Ik geef me over en mijn ogen beginnen echt te overstromen. 'Waarom Jim, waarom doe je dit?'

Zijn stem klinkt gevaarlijk dicht bij mijn oor: 'Lieverd, hoe vaak moet ik het nog zeggen. Je zien lijden, dat wat jouw ouders mij hebben aangedaan vergoeden.'

'Maar alsjeblieft, we hebben genoeg geleden. Alsjeblieft, wat jou is aangedaan, wat je gewoon had kunnen accepteren, is je eigen schuld. Je had niet terug hoeven komen! Je had met een ander gelukkig kunnen worden! Maar jij kent geen liefde, alleen haat...'

Zijn greep verstrakt en mijn longen beginnen naar lucht te verlangen.

'Ik heb liefde gekend! Ik hield van je moeder! Maar zij wees me af! Die smerige roodhuiden namen haar mee! Ze verkoos hen boven mij! En wat dan nog schat? ''Gelukkig'' bestaat niet! Dat had jij moeten weten. Ben jij gelukkig?' Hij grinnikt, waardoor er een koude rilling met kippenvel over mijn armen verspreidt.

Nood aan lucht. Ik schud mijn hoofd. Maar daar is hij niet tevreden mee.

'Ik vroeg of je gelukkig was, geef antwoord!'

Ik probeer iets uit mijn keel te krijgen, maar langzaam verschijnen er donkere plekken in mijn gezichtsveld. Alsof alle kleuren langzaam weggezogen worden, blijven er alleen maar grijze silhouetten zichtbaar. Ik zit te lang zonder zuurstof... Langzaam voel ik mijn benen wegvallen, een rare gewaarwording, want Jim zorgt ervoor dat ik niet in elkaar zak.

Zijn stem klinkt in de verte als hij iets in mijn oor sist. Als een slang die zijn prooi waarschuwt, ''ik ga aanvallen''. Maar de woorden kan ik niet verstaan. Dan verdwijnt het slot rond mijn nek. Met een extra duw struikel ik naar voren, waarna ik op de grond terecht kom. Het doet geen pijn. Het enige wat ik voel is de beweging van mijn borst, waarin mijn longen zwoegen voor lucht. Ik hap naar adem als een vis op het droge. Langzaam kom ik weer verder terug op aarde, gras kriebelt in mijn gezicht en een tak duwt in mijn been. Ik probeer omhoog te komen, hopend dat dit niet echt gebeurt, dat ik gewoon uit de boom ben gevallen en het moment dat ik buitenwesten was, mijn hoofd rare kronkels heeft gemaakt. Die hoop wordt in de grond geboord als de punt van een laars zich tussen mijn ribben plaatst. Met een kreun val ik weer terug. Twee laarzen komen voor mijn hoofd staan, Jim gaat door zijn hurken. De pupillen in zijn ijsblauwe ogen zijn klein, waardoor hij er nog angstaanjagender uitziet. 'Rox. Ben. Je. Gelukkig?'

En weer, weer komt er een opstandige bui over me heen. Alsof er een schakel omgaat. Met rode ogen en natte wangen durf ik toch een dom antwoord te geven.

'Wat. Denk. Je. Zelf?'

Als je een beetje fantasie had, zou je de stoom uit zijn oren kunnen zien spuiten. Maar dit is niet het moment voor fantasie. Dit is het moment om onderdanig ''Ja Jim, nee Jim, sorry Jim'' te zeggen. Maar hoe kan het dan, dat op de meest ongewenste momenten mijn karakter in opstand komt? Een ding om later uit te zoeken. Als er een later komt, want Jim is furieus. Met één hand grijpt hij mijn haar vast en trekt me omhoog, met een van pijn vertrokken gezicht probeer ik mee omhoog te komen. Alles om mijn hoofdhuid maar meer te ontlasten. Op mijn tenen en met mijn handen net onder de plek waar zijn handen mijn haar vast hebben, probeer ik mijn haar terug te trekken. Niet zo makkelijk als het lijkt. Maar wonder boven wonder laat hij me los. De korte verbazing maakt al snel plaats voor schrik: door een harde trap tegen mijn buik struikel ik naar achteren. Alle lucht wordt uit mijn longen geslagen en ik knal tegen de boom aan.

'Ach kind. Deed dat pijn?' Met een ferme pas staat hij voor me. Ik moet licht omhoog kijken om zijn gezicht te zien, in zijn nek zijn rode vlekken verschenen. Ik slik. Niet goed. Ook het litteken dat over zijn gezicht loopt is verder opgezwollen, waardoor de alarmbellen in mijn hoofd oorverdovend hard afgaan. ''Gevaar! Stop!'' Te laat.

Ik krimp ineen, van die opstandigheid is niks meer te bemerken, het enige bewijs dat het heeft bestaan is de razende man tegenover me. 'Sorry, sorry, sorry, ik vergat mijn plaats. Het spijt me Jim. Echt waar!' 

Een laag grommend geluid zwelt vanuit zijn borstkas omhoog, 'Dat is dan nu mooi te laat.' hij laat een stilte vallen. Langzaam ondergaat zijn gezicht een transformatie, zijn lippen die op elkaar geklemd waren, trekken naar een grijns. Ik ben op mijn hoede, wat gaat er gebeuren? 'Zoals het wel vaker te laat is geweest.

Ik sluit mijn ogen, beelden doemen op, met een ruk kijk ik weer op. 'Nee. Alsjeblieft, laat het ophouden!'

Hij lacht, het klinkt zacht, maar gevaarlijk. Met een psychopathisch tintje eraan. 'Tsja, wat zeggen we dan? Eigen schuld?'

'Het is haar eigen schuld! Hoe durft ze?! Ze is écht te ver gegaan!' Zijn haren zwaaien wild alle kanten op als hij zijn hoofd schudt.

'Ik heb geen idee wat ze in jouw ogen nu weer heeft gedaan. Maar je laat Rox met rust!' Mijn moeders stem klinkt zwak, maar woedend. Al een paar dagen is ze flink ziek en dat heeft zijn tol geëist, maar dat houdt haar niet tegen om het voor mij op te nemen. Ze staat in het midden van de kamer, recht tegenover Jim, die langs haar heen wilde lopen om bij mij te komen. Haar handen staan in haar zij, ze maakt een zekere indruk, maar ik zie hoe ze licht trilt. Ik zit achter de bank weggedoken. De geur van het leer dringt mijn neus binnen en heeft ondanks alles een kalmerend effect.

'Je weet niet waar je het over hebt vrouw! Ga aan de kant! Dat kind is het niet waard om je leven voor op het spel te zetten!' Jim kijkt niet helemaal helder uit zijn ogen, en ik weet niet of dat een goed teken is. Hij zal minder helder kunnen mikken, richten en nadenken. Maar zich ook minder in kunnen houden. Hij ziet alles door een rode waas.

Mama heft een vinger naar Jim op. 'Oh absoluut dat ik mijn leven voor haar op het spel wil zetten. Ze is mijn kind Jim. Ik hou van haar. Maar dat kan jij niet beseffen, je hebt nooit liefde gevoeld. Voor niemand. Jouw gevoelens bestaan alleen uit haat.'

Jim wordt nog roder dan hij al was en een zachte piep verlaat mijn mond. Dit loopt niet goed af.

'Ik zeg het je één laatste keer! Ga aan de kant.' De plotselinge kalmte die door de laatste zin klonk, brengt nog veel meer teweeg dan als hij het had geschreeuwd. Kil en beangstigend.

Mama zet haar voeten nog wat verder uit elkaar.

Mijn mond beweegt met de herinnering mee. ''Nee''

Maar Jim speelt het spel mee, zacht, nauwelijks hoorbaar. 'Het was geen vraag.'

Dan gaat de herinnering naadloos over naar een andere gebeurtenis; de laatste keer dat ik mijn moeder zag.

'Rox, kijk me aan.'

Gevuld met spanning kijk ik naar mijn moeder op. Ze is duidelijk verzwakt, de tien dagen ziekte hebben haar helemaal uitgeput. Ze is uitgemergeld en heeft enorme wallen onder haar ogen. Het enige verschil is dat haar ogen, die de afgelopen dagen alleen maar dof hebben gestaan, nu weer helder stralen. De frisse avondlucht laat me huiveren. Het is bewolkt, waardoor de maan en sterren het erf nauwelijks verlichten en pas heel wat verderop zijn de silhouetten van de bomen te bekennen, die het begin van het bos aangeven. Mama had me uit mijn bed getrokken en gebaard stil te zijn. Ze had een stapeltje donkere kleren neergelegd en me duidelijk gemaakt dat ik die aan moest trekken. Nadat ik geruisloos haar bevelen had opgevolgd, volgde ik haar naar beneden. Het viel me op hoe ze de krakende tredes ontweek en dus deed ik haar zo goed mogelijk na. Hoewel het me nog niet helemaal duidelijk was, waaróm we dit nachtelijke uitstapje hadden. Als Jim het doorhad, zou hij ons vermoorden!

Maar nu we hier zo staan begint me langzaam iets te dagen. Vooral als mama me lang en doordringend aankijkt. 'Rox, de afgelopen dagen waren slopend, voor ons allebei. Maar inmiddels denk ik dat ik weet waar ik zo ziek van ben geworden.' Ik houd mijn adem in. 'Toen je voor me had gekookt, heb je de verkeerde paddenstoelen gebruikt lieverd. Het was heerlijk, maar de paddenstoelen die je erin hebt gedaan, waren giftig.'

In de lange stilte die volgt, neemt het nieuws de tijd om in zijn volle omgang binnen te komen, maar toch duurt het even voordat ik de woorden ook echt begrijp. Zodra dat gebeurt springen de tranen in mijn ogen. 'Mama, het spijt me zo! Ik-'

Ze onderbreekt me meteen met een zachte, doch dwingende stem. 'Rox, ik neem je niks kwalijk. Ik weet dat Jim je forceerde om te koken en ik weet ook dat Jim geen honger had en dat hij jou zonder eten naar boven heeft gestuurd. En ik ben God er dankbaar voor dat jij er niet van hebt gegeten. Maar lieve schat, het is voor mij voorbij.'

Bevend strompel ik naar achteren. Dit is iets waar Jim zich ver weg van moet houden. Dit was mijn laatste moment met mijn moeder. Die herinnering mag hij me niet ontnemen! Die mag hij niet beïnvloeden.

'Mama, ik-'

Weer onderbreekt ze me. 'Wil je me even laten uitpraten lieverd? Ik ga het niet halen, ik herken de symptomen, maar ik heb Jim niet verteld dat mijn einde eraan komt, zodat jij een voorsprong hebt. Hij zal niet verwachten dat je mij, ziek, zal achterlaten. En dus houdt hij de boel niet zo in de gaten. Het perfecte moment voor jou om te vluchten.'

Met grote ogen kijk ik haar aan. 'Mama, ik kan je hier niet alleen laten. We waren altijd samen! Je gaat niet dood. Ik wil bij je blijven, ik heb je nodig! Ik kan het niet alleen!' Nu begin ik echt te huilen. Ze omhelst me en ik merk hoe mager ze is geworden.

'Lieveling, het is niet anders.' Voorzichtig strijkt ze over mijn haar. 'Doe het voor mij, ik wil de zekerheid dat jij veilig bent als ik sterf. Ik wil weten dat jij een toekomst hebt, niet in de buurt en onder het gezag van een doorgedraaide man. Meisje, je verdient zoveel meer. Het spijt me dat ik je dat niet heb kunnen geven.' Ook zij begint te snikken en ik druk me nog dichter tegen haar aan.

'M-mama h-h-het spijt me zo van die paddenstoelen. Het is allemaal mijn schuld!' Het zwarte monstertje dat over schuldgevoel gaat, komt tevoorschijn. Lachend en dansend baant het zich een weg door mijn binnenste. Alsof het me van binnenuit wil opeten.

Met een ruk duwt ze me van zich af. 'Nee! Roxanna, ik wil niet dat je dit jezelf kwalijk neemt, je hebt het absoluut niet expres gedaan. Rox, kijk me aan. Dit is níet jouw schuld, is dat duidelijk?' Ik knik verslagen en ze omarmt me weer. Het monstertje blikt nog één keer over de rand van het doosje waar ik hem in probeer te stoppen, de grijns zegt genoeg. ''Ik ben er nog hoor. Ik kom terug.''

Een naar gevoel nestelt zich in mijn maag, het is me niet gelukt het schuldgevoel helemaal te onderdrukken.

'Het spijt me dat ik je dit alleen laat doen. Maar het is je beste kans.'

'Maar waar moet ik heen?!' Wanhoop maakt zich van me meester, dit kan toch niet gebeuren. Ze is afscheid aan het nemen! Ik kan haar niet kwijt. Mama alsjeblieft, begrijp dat toch!

Ze pakt iets van het grind op, geeft het aan mij en legt haar handen op mijn schouders. 'Hier heb je wat eten, geld en een zak met drinken. Je moet langs het pad richting het bos gaan, totdat je bij de rivier bent. De rivier moet je acht dagen volgen, dan kom je bij een dorpje aan. Waar je de postkoets kan pakken. Rijdt zo ver mogelijk hier vandaan en kom niet -hoor je me Rox?- nooit meer terug. Zoek een boerderij waar je kan werken, je bent het werk hier dubbel en dwars gewend, en hoop op de goedheid van de mensen daar. Maar ga altijd op je eerste gevoel af, als je iemand niet vertrouwt, loop je weg en zoek je iemand anders die je werk of verblijf kan verschaffen. Zoek een leuke jongen en wordt gelukkig. Voor ons allebei...' Ze geeft me een kus op mijn voorhoofd. 'Ik hou van je. Vergeet dat nooit.'

'Ik van jou mama, heel erg veel.' De emoties vervormen mijn stem en het is haast onhoorbaar. Maar ze glimlacht door haar tranen heen.

'Het komt goed meisje. Ga nu, voordat Jim ons toch hoort. Ik vertrouw op je Rox. Je kunt dit. Heb vertrouwen.'

Ik geef haar nog een laatste knuffel en begin dan te lopen. Ik wil niet weg, maar dwing mijn ene voet voor mijn andere te zetten. Aan het einde van het erf draai ik me nog een laatste keer om, net op tijd om mijn moeder tegen de muur aan te zien zakken en naar haar buik te grijpen. Tegelijk wordt er aan de achterkant van het huis met een deur geslagen. 'Mama!' De langgerekte kreet sterft op mijn lippen als ik haar stem hoor. 'Rennen Rox! Ren!' Dat is het moment dat ik Jim om de hoek zie komen. En ik maak een beslissing.

Jims beschuldigende stem dringt binnen. 'Weet je wat je daar hebt gedaan? Je hebt je bloedeigen moeder alleen laten sterven! En jij hebt haar dood veroorzaakt. Als je nou eens had opgelet welke paddenstoelen je had geplukt!'

Woede en schuld vechten om de overhand. De emotie die je je zelfcontrole laat verliezen, wint. 'Jim! Jij had bij haar kunnen zijn toen ze stierf. Jij hebt haar alleen laten sterven! Ze was niet blij geweest met jouw gezicht als laatste beeld. Maar beschuldig mij niet van dingen waar ik niks aan kon do-' Een klap in mijn gezicht laat me ophouden met praten.

Eén keer, twee keer, drie keer. Word ik geraakt. Maar de kracht om me te verzetten heb ik niet. Noch de kracht om op te kijken of te reageren. Nachten heb ik niet geslapen, dagen niks gegeten. En Jim is alleen maar erger geworden. Nadat mijn moeder was gestorven heeft hij me ingehaald en mee terug gesleurd. Daarna heeft hij haar begraven en is gaan drinken. Aan één stuk door. Vaak is hij te dronken om me ook maar iets serieus aan te doen. Vanavond. Vanavond vertrek ik. Het maakt me niet uit waarheen. Maar ik ga weg. Wat mama me heeft gevraagd te doen. Ik kijk wel waar ik uit kom. Jim is toch te ver heen om me te volgen, en het moment dat hij nuchter is en merkt dat ik weg ben. Ben ik al ver uit zijn leven verdwenen.

Mijn hele wang tintelt. Maar als ik naar Jim opkijk zie ik zijn ogen stralen.

'Weet je wat ik ga doen? Ik neem je mee, zodat we gezellig samen een reis kunnen maken. Ik neem je zo ver mee dat je nooit meer last hebt van die irritante roodhuiden. En ze jou natuurlijk ook niet kunnen vinden.' Hij laat een stilte vallen, de volgende woorden klinken me akelig bekend in de oren. 'Hoe zou je dat vinden Rox? Een reis...'

'...samen met mijn vrienden. Lekker ver weg van hier.' Takken protesteren als hij over hen heen loopt, om daarna met een flinke knap te breken. Hij zou ook zonder geluid kunnen lopen, dat weet ik zeker, maar dit doet hij alleen om mij nog banger te maken dan ik al ben.

Voorzichtig kijk ik over de struik, waarin ik me heb verstopt, heen. De doornen schuren langs mijn gezicht, maar daar heb ik op het moment compleet geen last van. Twintig meter verderop zie ik Jim door het bos lopen. Met zijn handen in zijn zakken straalt hij een en al ontspanning uit. Hij wéét dat ik hier ergens ben. Hij weet dat ik nergens heen kan. Hij weet dat hij me bijna heeft. Maar ik blijf hopen. Als hij doorloopt en me niet ziet, kan ik in een boom klimmen en wachten totdat het donker is. Dan zal hij een andere weg terug nemen en kan ik een voorsprong krijgen. Maar dan moet hij eerst doorlopen...

'Nee!'

Hij plaatst zijn vuist net onder mijn ribben. Ik klap voorover. 'Het was een retorische vraag.' Zijn hand komt in aanraking met mijn kaak en direct daarna schopt hij mijn benen onder me vandaan. De grond is ongenadig hard. Hij gaat door zijn hurken. 'Ik denk dat je allang blij mag zijn dat je vriendje hier nog leeft. Vind je ook niet?'

'Rox, vind je niet?' Dwingend, gevaarlijk.

Ik krimp ineen onder zijn blik, maar in zijn ogen zie ik dat het niet zijn plan was om een flashback terug te roepen.

Ik kreun zacht. Meteen heb ik spijt, een hoestbui volgt, de pijn rond mijn ribben is niet te houden en het hoesten gaat over in kokhalzen.

Hij kijkt me onderzoekend aan, alsof hij niet kan besluiten wat er nu in mijn hoofd omgaat.

Jim zet een stapje achteruit, zijn sporen draaien in de plotseling opgestoken wind. 'Kijk uit schat, zometeen worden mijn laarzen nog vies! Nou sta eens op!'

Dan gaat er opeens een lichtje branden. 'Rox. Sta op.' Als hij ziet dat ik ineenkrimp bij die woorden, weet hij dat hij goed zit.

Mijn hoofd ligt in watten volgens mij, de grond is heerlijk zacht en de persoon tegenover mij komt alleen maar uit een nare droom. Mijn gedachtes maken kortsluiting. Zei hij nou ''sta eens op''? Ik probeer mijn hoofd te draaien, zodat ik hem aan kan kijken.

Ik blijf liggen, alles in mij verzet zich tegen de flashback, maar ook tegen de huidige situatie. Ik wil echt niet meer.

'Rox. Sta op!' Jims geduld is op, hij pakt mijn handen vast en trekt me omhoog alsof ik een veertje ben. Een vertrapt, geknakt veertje dan.

Hij grijpt me bij mijn kleren en trekt me naar boven.

Zodra ik sta, val ik bijna meteen weer om. Het enige wat me ervan weerhoudt is de hand die mijn schouder grijpt. Zodra die me loslaat, val ik op mijn knieën en vouw ik dubbel van de pijn. Een schreeuw blijft steken in mijn keel en het lijkt alsof mijn hele lichaam in brand staat.

Maar nu blijf ik staan. Ik heb zijn steun niet nodig. De verwarring is van zijn gezicht te lezen. Ik kan het hem haast horen denken. ''Hoort ze nu niet op de grond te vallen?''

Als ik vlak langs hem heen kijk voel ik een last van mijn schouders vallen en ergens haal ik de kracht vandaan om te glimlachen. Zijn verwarring is compleet. Hij grijpt me bij mijn keel, maar ik raak niet in paniek, want drie seconden later wordt hij door een heel bekend persoon omvergekegeld.

=================

Sorry het duurde weer eens veel te lang. Het hoofdstuk wilde maar niet lukken... Maar nu is hij er dus tada. Ik hoop dat jullie het het wachten waard vonden :D en ik wil graag iedereen die tot hier heeft gelezen en telkens het geduld heeft gehad om te wachten, maar ook iedereen die dit leest als het boek al voltooid is, bedanken dat jullie dit verhaal een kans willen geven en niet ergens halverwege zijn afgehaakt <3.

En nog een (veel te laat (sst)) gezegend nieuwjaar! <33

~Bwel~

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top